ECLI:NL:RBROT:2025:2973

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
10-100820-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van een gewapende overval op een waardetransport en gijzeling van twee medewerkers

Op 17 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een gewapende overval op een waardetransport en de gijzeling van twee medewerkers. De verdachte, geboren in 1967 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd ervan beschuldigd samen met anderen een bedrag van € 115.000,- te hebben gestolen door middel van bedreiging met een vuurwapen. De tenlastelegging omvatte het tonen van een vuurwapen aan de medewerkers en het dwingen van hen om de koffer met geld open te maken. De overval vond plaats op 19 december 2023 in Schiedam, waarbij de medewerkers onder schot werden gehouden en gedwongen om in een andere ruimte te verblijven.

De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijf jaar, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat het bewijs, met name het DNA van de verdachte, onvoldoende was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank oordeelde echter dat het DNA van de verdachte op verschillende plaatsen was aangetroffen, wat in combinatie met andere bewijsstukken leidde tot de conclusie dat de verdachte inderdaad betrokken was bij de overval. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest.

Daarnaast werden er vorderingen tot schadevergoeding ingediend door de benadeelde partijen, waaronder de medewerkers van het waardetransport en de betrokken bedrijven. De rechtbank kende schadevergoedingen toe voor zowel materiële als immateriële schade, en legde de verdachte de verplichting op om deze vergoedingen te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, wat leidde tot de beslissing om een langdurige gevangenisstraf op te leggen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummer: 10-100820-24
Datum uitspraak: 17 februari 2025
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in detentiecentrum Rotterdam.
Raadsman van de verdachte: mr. A.J.M. Vélu

1.Tenlastelegging

De verdachte wordt, kort gezegd, ervan beschuldigd dat hij een bedrag van 115.000 euro heeft gestolen met gebruik van (bedreiging met) geweld en dat hij twee personen heeft gegijzeld. De volledige tenlastelegging houdt in dat de verdachte:
1
op of omstreeks 19 december 2023 te Schiedam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere sealbags met daarin een geldbedrag van in totaal € 115.000 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Geldmaat en/of Brinks's
Solutions B.V. en/of [naam 1] en/of [naam 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 1] en/of [naam 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een vuurwapen, althans daarop gelijkend voorwerp, aan die [naam 1] en/of [naam 2]
te tonen en/of
- dat vuurwapen, althans daarop gelijkend voorwerp, op het hoofd en/of de borst,
althans het lichaam van die [naam 1] en/of [naam 2], te richten en/of
- tegen die [naam 1] en/of [naam 2] te zeggen: 'Doe de koffer open' en/of 'Ik wil geld, je
moet de koffer openmaken', althans woorden van gelijke aard of strekking;
subsidiair:
op of omstreeks 19 december 2023 te Schiedam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 1] en/of [naam 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere sealbags met daarin een geldbedrag van in totaal 115.000 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die Geldmaat en/of Brink's Solutions en/of [naam 1] en/of [naam 2] en/of een derde toebehoorde(n) door:
- een vuurwapen, althans daarop gelijkend voorwerp, aan die [naam 1] en/of [naam 2]
te tonen en/of
- dat vuurwapen, althans daarop gelijkend voorwerp, op het hoofd en/of de borst,
althans het lichaam van die [naam 1] en/of [naam 2], te richten en/of
- tegen die [naam 1] en/of [naam 2] te zeggen: 'Doe de koffer open' en/of 'Ik wil geld, je
moet de koffer openmaken', althans woorden van gelijke aard of strekking;
2
hij op of omstreeks 19 december 2023 te Schiedam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam 1] en/of [naam 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- een vuurwapen, althans daarop gelijkend voorwerp, op die [naam 1] en/of [naam 2] te
richten en/of gericht te houden en/of
- ( ondertussen) die [naam 1] en/of [naam 2] te dwingen plaats te nemen en/of te laten
verblijven in een ruimte van het (verlaten) pand aan [adres 2] en/of
- tegen die [naam 1] en/of [naam 2] te zeggen: 'Wel hier blijven, we gaan nu weg', althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
met het oogmerk een ander, te weten [naam 1] en/of [naam 2], te dwingen iets niet te doen, te weten het inschakelen van de politie/hulpdiensten.

2.Eis van de officier van justitie

De officier van justitie, mr. J. Uiterwijk, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van 5 jaar met aftrek van voorarrest.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de verdediging
De verdachte dient integraal te worden vrijgesproken. De enkele aanwezigheid van het DNA van de verdachte is onvoldoende om te kunnen leiden tot een veroordeling. De verdachte heeft bovendien een logische verklaring afgelegd over hoe zijn DNA daar terecht is gekomen. De verdachte voldoet ook niet aan de door de aangevers opgegeven signalementen. De overvaller met het wapen wordt omschreven als een man met een Antilliaans accent, hetgeen niet overeenkomt met het Rotterdamse accent dat de verdachte heeft. De tweede overvaller wordt omschreven als een man van rond de 25 jaar, hetgeen niet overeenkomt met de leeftijd van 56 jaar die de verdachte toen had. Daarnaast blijkt uit niets dat de verdachte na 19 december 2023 een ander uitgavepatroon zou hebben gehad en op grotere voet is gaan leven.
3.2.
Beoordeling
Inleiding
Op 19 december 2023 heeft er in Schiedam een gewapende overval plaatsgevonden op een waardetransport tijdens het aanvullen van twee geldautomaten. De twee geldautomaten grenzen aan een verlaten pand, waar tot medio 2021 een filiaal van de ABN Amro bank gevestigd was. In de twee weken voorafgaand aan de overval is op twee dagen – 8 en 14 december – een gat gemaakt in een multiplexwand, waardoor vanuit het verlaten pand toegang werd verkregen tot de waardekamer. Dit is de ruimte waar de geldautomaten worden bijgevuld. Op het moment dat de eerste medewerker van het transport de waardekamer binnen ging, werd hij door één van de overvallers verrast en onder schot gehouden. Toen ook de tweede medewerker van het transport de waardekamer binnenkwam, kon de geldkoffer worden geopend omdat deze de daarvoor benodigde ‘plug’ bij zich had. Dit gebeurde onder bedreiging van een vuurwapen, waarbij twee seal bags met een totale waarde van € 115.000,- werden meegenomen. Daarna werden de twee medewerkers – nog altijd onder dreiging van het vuurwapen – gedwongen naar een andere ruimte (in het verlaten pand) te gaan.. Bij het verlaten van de waardekamer door het gat in de multiplexwand zagen de medewerkers een tweede man staan, zonder wapen. Deze man heeft niets gezegd. Nadat de medewerkers uit de andere ruimte waren gekomen, hebben zij alarm geslagen.
Verdachte is één van de overvallers
De verdachte is de tweede overvaller, de man zonder wapen. Deze vaststelling rust op de volgende feiten en omstandigheden bezien in onderlinge samenhang:
a.
Forensisch onderzoek/celmateriaal van de verdachte op de plaats delict
Door de ter plaatse gekomen politie is forensisch onderzoek verricht. In het verlaten pand, aangrenzend aan de waardekamer zijn diverse onderdelen bemonsterd. Op de greepzijde van het verwijderde multiplex paneel, de afgezaagde schroeven die zich in deze plaat bevonden en op een sigaret in een schuifkast is celmateriaal met het DNA van de verdachte aangetroffen.
Voor de aanwezigheid hiervan heeft de verdachte geen aannemelijke en verifieerbare verklaring gegeven. De verklaring van de verdachte ter zitting, waarin hij stelt dat zijn DNA daar kan zijn aangetroffen doordat hij (voor een oude bekende) twee maanden voor de datum van de overval een klus heeft uitgevoerd in het desbetreffende verlaten pand, wordt als ongeloofwaardig ter zijde geschoven. Dat geldt ook voor de suggestie van de verdachte dat de sigaret met daarop zijn DNA door de politie is neergelegd in de schuifkast.
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat er onduidelijkheid is ten aanzien van het DNA dat is aangetroffen op de sigarettenpeuk omdat in het NFI-rapport niet wordt gesproken over een sigarettenpeuk, en dit daarom moet worden uitgesloten van het bewijs, stelt de rechtbank het volgende vast. De ‘peuk’ die volgens de omschrijving: ‘in de kast achter plbiko
(sic!)naast knipsels afdichting deur’ op 19 december 2023 is veiliggesteld onder SIN-NUMMER [SIN-nummer] komt weliswaar niet onder de vermelding ‘peuk’ voor in het rapport van het NFI van 13 maart 2024, maar wel onder ditzelfde SIN-NUMMER. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
Voorbereiding overval
Uit nader onderzoek aan de veiliggestelde gegevens van de mobiele telefoon van zijn toenmalige vriendin [naam 3] blijkt dat er veel audiogesprekken met betrekking tot de verdachte waren opgeslagen. Uit gesproken berichten van de verdachte aan zijn toenmalige vriendin [naam 3] in de periode van 6 december 2023 tot en met 15 december 2023 (de twee weken voor de gepleegde overval) blijkt dat de verdachte met iets belangrijks en strafbaars bezig is geweest. Zo zegt de verdachte:
- op 6 december 2023:
‘Ik ben met dingen bezig waardoor ik duizend jaar de bajes in kan gaan’;
- op 8 december 2023 om 00:29 uur:
‘Ik ben met dingen bezig. Het is heel belangrijk’;
- op 8 december 2023 om 12:03 uur:
‘Ik ga mij even op belangrijke dingen concentreren die ik moet gaan doen. Ik moet mij concentreren. Ik ben met dingen bezig’;
- op 8 december 2023 om 12:06 uur:
‘Ik moet mij concentreren. Ik ga jou niet boven laten dat ik dadelijk vast kom te zitten’;
- op 9 december 2023:
‘Dat ik vlak voor iets heftigs sta. Ik sta voor iets heel belangrijks’;
- op 15 december 2023:
‘Je weet ik ben deze week en de volgende week bezig. Ik kan ook echt niet afzeggen.
Na 15 december 2023 heeft de verdachte het niet meer over deze belangrijke bezigheden. Op vragen hierover ter zitting heeft de verdachte aangegeven dat het ‘niets’ was en dat hij dat alleen maar had gezegd om van het gezeur van [naam 3] af te zijn. De rechtbank vindt dit ongeloofwaardig.
Financiële situatie verdachte
Uit berichten tussen de verdachte en [naam 3] kan worden afgeleid dat er een positieve omslag was in de financiële situatie van de verdachte op 19 december 2023. De verdachte zat in die periode in een schuldsaneringstraject en had € 60,- per week te besteden. Daardoor had de verdachte op 14 december 2023, zo schrijft hij, geen geld om een grote zak hondenvoer te kopen. Ook op 18 december 2023 heeft de verdachte daar geen geld voor. Hij vraagt namelijk aan [naam 3] om wat brood mee te nemen, zodat de hond in de ochtend van 19 december 2023 toch nog iets te eten heeft.
Na de overval had de verdachte ineens de beschikking over (veel) geld. Nog diezelfde avond stuurde de verdachte aan [naam 3] hierover meerdere berichten. Om 20:06 uur:
‘Wat ik jou ga geven is iets meer dan wat jij mij in acht maanden hebt gegeven’en om 20:09 uur:
‘je krijgt dadelijk 25 meier’. Verder stuurt de verdachte om 20:29 uur
‘Doe alvast die rijschool een berichtje sturen, vraag wat zo’n pakket kost en zeg dat je van de week komt betalen’.Ook in de weken daaropvolgend is door de verdachte veel geld uitgegeven. Zo kocht hij 16 cadeaus voor kerst, een verlovingsring voor [naam 3] en een tweedehands auto.
Ter zitting heeft de verdachte hierover verklaard dat hij nog € 20.000,- contant aan spaargeld had liggen. Dit had hij zwart verdiend. De rechtbank vindt dit ongeloofwaardig. Het is hoe dan ook erg onwaarschijnlijk dat de verdachte liever honger leidt dan dat hij zijn spaargeld aanspreekt. Bovendien kan uit OVC-gesprekken worden afgeleid dat de verdachte in 2023 geld heeft ontvangen. De verdachte zegt namelijk op 11 oktober 2024 tegen een derde over [naam 3]:
‘toevallig had ik verleden jaar wat verdiend. Een half tonnetje, ok is toch 50 duizend euro. Heb ik met haar opgemaakt. Terwijl als ik dat niet had gedaan, had ik ook rustig twee jaar lang elke dag een meier kunnen opmaken.’Naar het oordeel van de rechtbank is een halve ton niet toevallig, dit betreft namelijk bijna de helft van het op 19 december 2023 buitgemaakte geld.
Signalement
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte niet de eerste overvaller, de man met het wapen, is geweest. De ene aangever heeft bij het signalement opgegeven dat diegene met een Antilliaans/Surinaams accent sprak. De andere aangever heeft het over een Antilliaans accent. Op de zitting is door de rechtbank vastgesteld dat de verdachte met een duidelijk Rotterdams accent spreekt. Hiermee voldoet de verdachte niet aan een bepalend kenmerk van het signalement van de eerste overvaller met het wapen.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte kan passen in het signalement van de tweede overvaller (zonder wapen), zoals door de aangever [naam 1] is gegeven. De verdachte heeft erop gewezen dat een van de aangevers heeft gezegd dat de tweede overvaller jong was, vijfentwintig jaar. Maar dat is niet zo. Bij de aangifte heeft de aangever [naam 2] inderdaad gezegd dat hij
dachtdat de tweede overvaller een stuk jonger was, misschien tussen de twintig en vijfentwintig maar dat hij de tweede overvaller niet heel goed had kunnen zien. Op 16 oktober 2024 heeft hij verklaard dat hij eigenlijk geen idee had hoe oud de tweede overvaller was.
Conclusie
De hierboven onder a t/m c genoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank redengevend voor het bewijs. De rechtbank stelt vast dat de aangetroffen DNA-sporen van de verdachte op het verwijderde multiplex paneel, de afgezaagde schroeven hierin en de sigaret dadersporen betreffen. Voor de aanwezigheid hiervan heeft de verdachte geen aannemelijke en verifieerbare verklaring gegeven. De verklaring van de verdachte ter zitting, waarin hij stelt dat zijn DNA daar kan zijn aangetroffen doordat hij (voor een oude bekende) twee maanden voor de datum van de overval een klus heeft uitgevoerd in het desbetreffende verlaten pand, wordt als ongeloofwaardig ter zijde geschoven. Dat geldt ook voor de suggestie van de verdachte dat de sigaret met daarop zijn DNA door de politie is neergelegd in de schuifkast.
De rechtbank acht op grond van die feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, de onder 1 primair tenlastegelegde diefstal met bedreiging van geweld en de onder 2 tenlastegelegde gijzeling dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.3.
De bewezenverklaring
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierna opgenomen bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigen is bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 19 december 2023 te Schiedam tezamen en in vereniging met een of meer anderen meerdere sealbags met daarin een geldbedrag van in totaal € 115.000 euro die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [naam 1] en [naam 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door- een vuurwapen, althans daarop gelijkend voorwerp, aan die [naam 1] en [naam 2]
te tonen en
- dat vuurwapen, althans daarop gelijkend voorwerp, op het hoofd en/of de borst,
van die [naam 1] en/of [naam 2], te richten en
- tegen die [naam 1] en [naam 2] te zeggen: 'Doe de koffer open' en 'Ik wil geld, je
moet de koffer openmaken', althans woorden van gelijke aard of strekking;
2
hij op 19 december 2023 te Schiedam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk [naam 1] en [naam 2] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd door
- een vuurwapen, althans daarop gelijkend voorwerp, op die [naam 1] en [naam 2] te
richten en gericht te houden en
- ( ondertussen) die [naam 1] en [naam 2] te dwingen plaats te nemen en te laten
verblijven in een ruimte van het (verlaten) pand aan [adres 2] en
- tegen die [naam 1] en [naam 2] te zeggen: 'Wel hier blijven, we gaan nu weg', althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
met het oogmerk een ander, te weten [naam 1] en [naam 2], te dwingen iets niet te doen, te weten het inschakelen van de politie/hulpdiensten.

4.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1 primair
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 2
medeplegen van gijzeling.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering straf

6.1.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest.
6.2.
Oordeel rechtbank
Gepleegde feiten
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een waardetransport, waarbij een geldbedrag van € 115.000,- is weggenomen. Hierbij zijn twee medewerkers onder bedreiging van een vuurwapen korte tijd gegijzeld geweest.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij uit puur materiële overwegingen heeft gehandeld zonder zich iets gelegen te laten liggen aan de angst die hij, met zijn mededader, teweeg heeft gebracht bij de slachtoffers van deze overval en gijzeling. Voor de slachtoffers zijn dergelijke ervaringen op het moment zelf angstaanjagend en, zoals ook blijkt uit de slachtofferverklaringen, gedurende een langere periode nadien traumatisch. Dergelijke feiten rechtvaardigen de oplegging van een langdurige gevangenisstraf.
Als strafverzwarende omstandigheden heeft de rechtbank het samenwerkingsverband, het gebruik van een vuurwapen door de mededader en de duur van de gijzeling meegewogen. De verdachte en zijn mededader hebben de slachtoffers namelijk na de overval ook opgesloten in een verlaten ruimte. Hierdoor hebben de slachtoffers niet alleen ten tijde van de overval, maar ook daarna nog in angst moeten verkeren.
Persoon verdachte
De rechtbank heeft gelet op de justitiële documentatie van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Straf
Gezien de ernst van de feiten en straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

7.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

7.1.
Vorderingen
Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
  • [benadeelde partij 1] (hierna: [benadeelde partij 1]) ten aanzien van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 117,61 aan materiële schadevergoeding en een bedrag van € 14.600,- aan immateriële schadevergoeding.
  • [benadeelde partij 2] (hierna: [benadeelde partij 2]) ten aanzien van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 89,50 aan materiële schadevergoeding en een bedrag van € 14.600,- aan immateriële schadevergoeding.
  • Brink’s Solutions B.V. (hierna: Brink) ten aanzien van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 14.126,10 aan materiële schadevergoeding.
  • Geldmaat B.V. (hierna: Geldmaat) ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.182,35 aan materiële schadevergoeding.
7.2.
Standpunt officier van justitie
De vorderingen van de benadeelde partij kunnen geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3.
Standpunt verdediging
De vorderingen van de benadeelde partijen dienen te worden afgewezen, nu de verdachte van alle tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken.
Subsidiair dienen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vorderingen, omdat de vorderingen niet genoegzaam zijn onderbouwd.
7.4.
Beoordeling
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en Brink als gevolg van de hiervoor onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten en Geldmaat als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks schade hebben geleden.
Vordering [benadeelde partij 1]
Vaststaat dat [benadeelde partij 1] verschillende EMDR-behandelingen heeft ondergaan en daarvoor zijn GZ-psycholoog heeft moeten bezoeken. De rechtbank acht de reiskosten die daarmee gemoeid zijn voor toewijzing vatbaar en zal het bedrag van € 117,61 aan materiële schade toewijzen.
Voor vergoeding van geestelijk letsel is op grond van art. 6:106, eerste lid, onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De vaststelling dat daarvan sprake is, kan op informatie van een deskundige worden gebaseerd. Gelet op de door een GZ-psycholoog gediagnostiseerde PTSS (posttraumatische stressstoornis) als gevolg van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde, stelt de rechtbank vast dat sprake is van geestelijk letsel.
[benadeelde partij 1] heeft in zijn vordering tot schadevergoeding toegelicht dat hij zich kort na het incident begon te beseffen wat er was gebeurd en enorm begon te trillen. Daarnaast heeft [benadeelde partij 1] nog maanden last gehad van herbelevingen, met name in het donker. Tot op de dag van de zitting ervaart [benadeelde partij 1] de gevolgen tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de hoogte van de immateriële schade naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid op € 10.000,- dient te worden vastgesteld.
De benadeelde partij heeft gevorderd de te vergoeden bedragen te vermeerderen met wettelijke rente. Het te vergoeden schadebedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2023.
Vordering [benadeelde partij 2]
Vaststaat dat verschillende EMDR-behandelingen heeft ondergaan en daarvoor zijn GZ-psycholoog heeft moeten bezoeken. De rechtbank acht de reiskosten die daarmee gemoeid zijn voor toewijzing vatbaar en zal het bedrag van € 89,50 aan materiële schade toewijzen.
Voor vergoeding van geestelijk letsel is op grond van art. 6:106, eerste lid, onder b, van het BW vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De vaststelling dat daarvan sprake is, kan op informatie van een deskundige worden gebaseerd. Gelet op de door een GZ-psycholoog gediagnostiseerde PTSS als gevolg van de onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde, stelt de rechtbank vast dat sprake is van geestelijk letsel.
[benadeelde partij 2] heeft in zijn vordering tot schadevergoeding toegelicht dat hij een week na het incident weer is gaan werken, maar dat hij al snel last kreeg van herbelevingen. [benadeelde partij 2] is daarna zijn werkzaamheden stapsgewijs weer gaan opbouwen middels een re-integratie van een halfjaar. Tot op de dag van de zitting ervaart [benadeelde partij 2] de gevolgen tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden. Hij is altijd op zijn hoede en meer alert.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de hoogte van de immateriële schade naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid op € 10.000,- dient te worden vastgesteld.
De benadeelde partij heeft gevorderd de te vergoeden bedragen te vermeerderen met wettelijke rente. Het te vergoeden schadebedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2023.
Vordering Brink
Vaststaat dat de medewerkers van Brink – [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] – gebruik hebben gemaakt van traumabehandelingen en dat Brink de kosten voor die traumabehandelingen heeft betaald. Ter onderbouwing zijn een drietal facturen bijgevoegd bij de vordering. Voorts staat eveneens vast dat Brink het loon van beide medewerkers heeft doorbetaald toen zij als gevolg van de bewezenverklaarde feiten niet in staat waren om te werken. De hoogte van de doorbetaling is onderbouwd met een overzicht met vermelding van de niet-gewerkte uren.
De rechtbank acht de kosten voor de traumabehandelingen en voor de loondoorbetalingen voor toewijzing vatbaar en zal daarom het gehele gevorderde bedrag van € 14.126,10 aan materiële schade toewijzen.
De benadeelde partij heeft gevorderd de te vergoeden bedragen te vermeerderen met wettelijke rente. Het te vergoeden schadebedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2023.
Vordering Geldmaat
Deze vordering bestaat uit kosten voor het inzetten van de piketdienst ter hoogte van
€ 1.492,- en kosten voor het tijdelijke herstel van de inbraakschade ter hoogte van € 690,35. Ter onderbouwing zijn een tweetal facturen bijgevoegd en een overzicht van de kosten voor het tijdelijke herstel. Ter terechtzitting is door [naam 4] een nadere toelichting gegeven op de facturen en het overzicht.
De rechtbank acht de kosten voor de piketdienst en voor het tijdelijke herstel van de inbraakschade voor toewijzing vatbaar en zal daarom het gehele gevorderde bedrag van
€ 2.182,35 aan materiële schade toewijzen.
De benadeelde partij heeft gevorderd de te vergoeden bedragen te vermeerderen met wettelijke rente. Het te vergoeden schadebedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2023.
7.5.
Kostenveroordeling en schadevergoedingsmaatregel
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt voor de toe te wijzen schadebedragen ten aanzien van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] de oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
7.6.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte de bewezen verklaarde strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met zijn mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partijen betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 57, 282 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de veroordeelde hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]te betalen een bedrag van
€ 10.117,61 (zegge: tienduizend honderdzeventien euro en eenenzestig eurocent), bestaande uit € 117,61 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de veroordeelde in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de veroordeelde
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen
€ 10.117,61 (zegge: tienduizend honderdzeventien euro en eenenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 10.117,61 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
85 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de veroordeelde hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]te betalen een bedrag van
€ 10.089, 50 (zegge: tienduizend negenentachtig euro en vijftig eurocent), bestaande uit € 89,50 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de veroordeelde in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de veroordeelde
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te betalen
€ 10.089, 50 (zegge: tienduizend negenentachtig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 10.089,50 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
85 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van deze benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de veroordeelde hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
Brinkte betalen een bedrag van
€ 14.126,10 (veertienduizend honderdzessentwintig euro en tien eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de veroordeelde in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
veroordeelt de veroordeelde hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
Geldmaat. te betalen een bedrag van
€ 2.182,35 (zegge: tweeduizend honderdtweeëntachtig euro en vijfendertig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de veroordeelde in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. H. van den Heuvel en R.D.M. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.R.R. Lachman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 februari 2025
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.