ECLI:NL:RBROT:2025:2974

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
10-358103-24 en 10-323562-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor twee winkeldiefstallen en lokaalvredebreuk met voorwaardelijke ISD-maatregel

Op 13 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde zaken tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan twee winkeldiefstallen en lokaalvredebreuk. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar, met bijzondere voorwaarden. De verdachte, geboren in 1985, was op het moment van de zitting gedetineerd en had een strafblad met eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. Tijdens de zitting is vastgesteld dat de verdachte op 10 oktober 2024 in een Albert Heijn-winkel twee sixpacks bier had weggenomen, terwijl hij al eerder de toegang tot de winkel was ontzegd. De rechtbank heeft overwogen dat de verdachte opzet had op het wederrechtelijk wegnemen van de goederen, ondanks zijn verweer dat hij van plan was te betalen. De officier van justitie had een onvoorwaardelijke ISD-maatregel geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een voorwaardelijke maatregel meer passend was, gezien de bereidheid van de verdachte om mee te werken aan hulpverlening. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een ambulante behandeling. De rechtbank hoopt dat de verdachte met deze ondersteuning zijn leven kan verbeteren en recidive kan voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10-358103-24 en 10-323562-24 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 13 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] (betreffende [naam P.I.]),
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats: [adres 2],
thans gedetineerd in de [naam P.I.].

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10-358103-24 en onder parketnummer 10-323562-24 onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren, met tussentijdse toetsing na 9 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummer 10-358103-24 en onder parketnummer 10-323562-24 onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering (10-323562-24 onder 1)
4.2.1.
Standpunt verdediging
Door de verdachte is aangevoerd dat er geen sprake is van diefstal, omdat hij van plan was te betalen voor de twee sixpacks Heineken bier, die hij in de winkel in zijn boodschappentas had gestopt. Echter, hij heeft hiervoor de kans niet gekregen, omdat hij voor de kassa’s al staande werd gehouden.
4.2.2.
Beoordeling
Namens de Albert Heijn, gevestigd op het adres [adres 3], wordt op 10 oktober 2024 aangifte gedaan van winkeldiefstal van twee sixpacks Heineken. Door de aangever is verklaard dat een man, naar later bleek de verdachte, in de winkel twee sixpacks Heineken en een enkele halve liter bier pakte en deze in zijn winkelmandje deed. De verdachte haalde vervolgens de twee sixpacks Heineken uit zijn mandje en deed deze in een dichte boodschappentas. De verdachte wilde enkel het losse blik bier aanbieden bij de kassa, aldus de aangever.
Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte in de richting van de zelfscankassa loopt. Hij draagt in zijn ene hand het mandje van de Albert Heijn en in zijn andere hand een witte boodschappentas. De verdachte haalt een blikje bier uit het mandje en legt deze op de band. Hij haalt geen goederen uit de witte boodschappentas om op de band neer te leggen. Vervolgens haalt hij het blikje van de band af en loopt hij weg richting de zelfscankassa. De verdachte wordt aangehouden alvorens hij de winkel wist te verlaten.
De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte een winkelmandje had, waar hij in eerste instantie de twee sixpacks Heineken en een los blik bier in heeft gedaan. Op een gegeven moment, terwijl verdachte nog in de winkel staat, doet hij de sixpacks Heineken vanuit zijn winkelmandje in zijn boodschappentas. Hiermee heeft verdachte de inhoud van deze boodschappentas aan het zicht onttrokken. De verdachte heeft zich vervolgens in de richting van de kassa’s begeven, waar hij enkel het losse blik bier, dat nog in het winkelmandje zat, ter betaling heeft aangeboden. Vervolgens is hij aangesproken door een medewerker van Albert Heijn.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm niet anders kan worden geduid dan dat sprake was van opzet op het wederrechtelijk wegnemen van deze goederen. Door de twee sixpacks Heineken te scheiden van de overige boodschappen en deze in zijn boodschappentas te stoppen, heeft hij zich de feitelijke heerschappij over de goederen verschaft en die goederen aan de heerschappij van de winkel onttrokken. Ook al had de verdachte de winkel nog niet daadwerkelijk verlaten, er was wel al sprake van een voltooide winkeldiefstal. De verklaring van verdachte dat hij voornemens was de sixpacks Heineken te betalen en dat hij hier de kans niet voor heeft gekregen, acht de rechtbank, gelet op voornoemd handelen, dan ook niet aannemelijk.
4.2.3.
Conclusie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de onder parketnummer 10-323562-24 onder 1 ten laste gelegde diefstal.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10-323562-24 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10-358103-24 en onder parketnummer 10-323562-24 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10-358103-24
hij op 10 november 2024 te Rotterdam,
meerdere blikjes drank die geheel aan
Plus Both BV (gelegen aan [adres 4]) toebehoorden
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 10-323562-24
1
hij op 10 oktober 2024 te Rotterdam,
twee sixpacks bier die geheel aan de Albert Heijn, gelegen aan de [adres 3] toebehoorden
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op 10 oktober 2024 te Rotterdam,
in het besloten lokaal de [adres 3] bij de Albert Heijn in gebruik
wederrechtelijk is binnengedrongen
immers was hem, verdachte, met ingang van 25 november 2023 en/of 20 april 2024
schriftelijk de toegang tot die Albert Heijn ontzegd voor de duur van 12 en/of 24 maanden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
t.a.v. 10-358103-24: diefstal;
t.a.v. 10-323562-24 onder 1: diefstal;
t.a.v. 10-323562-24 onder 2: in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering voorwaardelijke ISD-maatregel

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar met tussentijdse toetsing na negen maanden.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het opleggen van een (onvoorwaardelijke) ISD-maatregel niet aan de orde is.
Primair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de verdachte zijn straf reeds in voorlopige hechtenis heeft uitgezeten.
Subsidiair zou aan de verdachte een behoorlijke voorwaardelijke straf moeten worden opgelegd, met de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
Meer subsidiair, zou aan de verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel kunnen worden opgelegd met voornoemde bijzondere voorwaarden.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
7.3.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.3.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen. Winkeldiefstal is een hinderlijk en veel voorkomend feit dat schade en overlast bij de gedupeerde bedrijven veroorzaakt. Verdachte heeft slechts oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. Daarnaast heeft de verdachte lokaalvredebreuk gepleegd. De verdachte heeft hierdoor overlast veroorzaakt. De rechtbank rekent de verdachte deze feiten aan.
7.3.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 januari 2025, waaruit volgt dat verdachte in het verleden veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten.
7.3.3.2.
Rapportage
Stichting Verslavingsreclassering GGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 februari 2025. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft problemen op vrijwel alle leefgebieden, waarbij zijn situatie sinds het laatste reclasseringsadvies, van 14 oktober 2024, weinig is veranderd. De verdachte heeft geen geschikte woon-/verblijfplaats, geen inkomen, geen dagbesteding, hij kan niet terugvallen op een beschermend netwerk en er is sprake van middelengebruik waarvan onbekend is of dit om problematisch gebruik gaat. Uit afname van een SCIL komt een vermoeden van een lichtverstandelijke beperking waardoor de reclassering verder onderzoek nodig acht. Het is onduidelijk wat er ten grondslag ligt aan de problemen of het delictgedrag. Door de ontkennende houding van de verdachte kan de reclassering geen verband leggen tussen de verdenkingen en de bovengenoemde problemen. De reclassering sluit niet uit dat bij een veroordeling de problemen delict gerelateerd zijn.
De reclassering heeft met de verdachte gesproken over zijn houding bij eerder reclasseringstoezicht en verantwoordelijkheid ten aanzien van de reclassering. De verdachte zegt bereid te zijn om mee te werken aan reclasseringstoezicht en plaatsing in een instelling voor begeleid wonen. Echter, de reclassering heeft te maken met wachtlijsten als het gaat om begeleid wonen en dit is niet mogelijk direct aansluitend op detentie.
De reclassering is er door dit gesprek niet volledig van overtuigd dat de verdachte zich niet aan de voorwaarden zal onttrekken. Echter, de verdachte heeft deze keer wel meegewerkt aan het adviesgesprek. Hij lijkt enigszins bereid te zijn om mee te werken aan reclasseringstoezicht in het kader van een voorwaardelijke ISD-maatregel. De reclassering ziet voldoende aanleiding om tot een advies voor een onvoorwaardelijke ISD-maatregel te komen. Wel meent de reclassering dat verdachte nog eenmaal een kans moet krijgen om zijn leven te veranderen middels ondersteuning vanuit een reclasseringstoezicht, waarbij interventies gericht op huisvesting, financiën, dagbesteding, psychosociaal functioneren en middelencontrole worden ingezet.
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Het risico op letsel wordt ingeschat als gemiddeld.
7.3.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij graag wil meewerken aan de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, ook in het kader van een voorwaardelijke ISD-maatregel. Hij is ervan overtuigd dat hij hulp nodig heeft en wil eraan werken om erbovenop te komen.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 23 januari 2025 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de ten laste gelegde periode meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en maatregel en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Blijkens het voornoemde uittreksel Justitiële Documentatie is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Aldus is aan de formele eisen voor het opleggen van een ISD-maatregel voldaan.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van personen of goederen de oplegging van de ISD-maatregel eist.
Desalniettemin is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke
ISD-maatregel op dit moment (nog) niet opportuun is. Gelet op de omstandigheid dat de verdachte thans hulpverlening lijkt te accepteren, acht de rechtbank de veiligheid van personen en goederen, alsmede de beveiliging van de maatschappij daarmee voldoende gewaarborgd.
Anders dan door de officier van justitie gevorderd, zal de rechtbank daarom volstaan met de oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel, zodat verdachte kan worden begeleid en behandeld. Verdachte lijkt gemotiveerd om zich aan de bijzondere voorwaarden te houden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte gezien de rapportage een kans verdient om te laten zien dat hij aan zijn problematiek wil werken om terugval in delictgedrag te voorkomen. De rechtbank zal ook de overige geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen. Als verdachte zich niet aan deze voorwaarden houdt, dan kan – als stevige stok achter de deur – alsnog de ISD-maatregel ten uitvoer worden gelegd. De door de raadsman gevraagde straf gelijk aan voorarrest volstaat niet, gelet op de recidive van de verdachte. Een voorwaardelijke gevangenisstraf volstaat ook niet, omdat daar onvoldoende strafdreiging van uitgaat. De verdachte heeft zich namelijk eerder onttrokken aan bijzondere voorwaarden die hem zijn opgelegd. Bovendien kan bij eventuele tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel de maatschappij optimaal worden beschermd tegen het overlastgevende gedrag van verdachte, de recidive worden beëindigd en alsnog de hulp worden geboden die verdachte nodig heeft.
De rechtbank hoopt dat de verdachte met onder andere hulp van de reclassering, een meldplicht, een ambulante behandeling en begeleid wonen gemotiveerd aan de slag gaat om zijn criminele verleden achter zich te laten en dat het ondergaan van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel niet nodig zal zijn. Wel acht de rechtbank een strak kader nodig.
Om die reden zal de rechtbank verdachte een geheel voorwaardelijke ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaren, waarbij de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, niet in mindering zal worden gebracht op de duur van de maatregel. De rechtbank stelt daarbij een proeftijd van twee jaren en zal als bijzondere voorwaarden opleggen: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, begeleid wonen, een inspanningsverplichting voor het vinden en behouden van dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n, 38p, 57, 138 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10-358103-24 en onder parketnummer 10-323562-24 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
de veroordeelde zal zich laten behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
de veroordeelde zal verblijven bij Humane zorg of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start wanneer er plek is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk en/of onbetaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan aanmelding bij MJD en/of schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn/haar financiën en schulden;
de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder nummers 1 tot en met 6 genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 14 februari 2025.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en H.E. Thijssen-de Haze, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.D. Bijl, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 13 februari 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10-358103-24
hij op of omstreeks 10 november 2024 te Rotterdam,
een of meerdere blikjes drank, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
Plus Both BV (gelegen aan [adres 4]), in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 10-323562-24
1
hij op of omstreeks 10 oktober 2024 te Rotterdam,
twee sixpacks bier, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Albert Heijn, gelegen aan de [adres 3], in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 10 oktober 2024 te Rotterdam,
in het besloten lokaal de [adres 3] bij de Albert Heijn,
althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik
wederrechtelijk is binnengedrongen
immers was hem, verdachte, met ingang van 25 november 2023 en/of 20 april 2024
schriftelijk de toegang tot die Albert Heijn ontzegd voor de duur van 12 en/of 24 maanden.