ECLI:NL:RBROT:2025:2978

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
10-070948-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging van moeder met e-mailberichten en brieven

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die haar moeder heeft belaagd door haar veelvuldig e-mailberichten en brieven te sturen. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van belaging op basis van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden en heeft een maatregel opgelegd die de verdachte verbiedt zich binnen een straal van vijf kilometer van de woning van haar moeder te bevinden, met uitzondering van bezoeken aan een specifieke locatie. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot oplegging van een TBS-maatregel met dwangverpleging afgewezen, omdat niet voldaan was aan het gevaarscriterium. De verdachte had eerder al een veroordeling voor belaging en de rechtbank heeft rekening gehouden met haar psychische toestand, die invloed had op haar gedrag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, maar dat dit niet leidde tot volledige ontslag van rechtsvervolging. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-070948-24
Datum uitspraak: 27 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1983,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1],
zonder bekende feitelijke verblijfplaats,
raadsvrouw mr. E.P.N. Pieterse, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt erop neer dat de verdachte haar moeder [aangeefster] heeft belaagd.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. N. van der Meij en H.H. Balk (hierna in enkelvoud: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), inhoudende een contactverbod met de aangeefster [aangeefster] en een gebiedsverbod voor een straal van vijf kilometer rondom [locatie], voor de duur van vijf jaren, met toepassing van vervangende hechtenis van twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden, met de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel, dadelijk uitvoerbaar;
  • oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna GVM) als bedoeld in artikel 38z Sr.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard, met dien verstande dat tot bewezenverklaring van een iets kortere pleegperiode wordt gekomen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij in de periode van 24 oktober 2023 tot en met 23 februari 2024 te
Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, wederrechtelijk stelselmatig
Opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer],
door meermalen, - aan die [slachtoffer] brieven en e-mailberichten te sturen,
- aan die [slachtoffer] e-mailberichten te sturen onder naam van de zoon van die [slachtoffer],
- bij de buren van die [slachtoffer] een brief te leveren (met daarin de vraag of zij het huis van die [slachtoffer] in de gaten wilden houden in diens afwezigheid),
- zich rondom/bij/voor de woning van die [slachtoffer] te begeven en
- die [slachtoffer] (met verschillende telefoonnummers) te bellen
met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te dulden .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

5.1.
Kwalificatie
Het bewezen feit levert op:
belaging.
5.2.
Strafbaarheid
5.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat de verdachte heeft gehandeld uit putatieve overmacht dan wel putatief noodweer en dat zij daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De verdachte heeft gedwaald ten aanzien van de feiten, nu zij verschoonbaar in de veronderstelling verkeerde dat haar moeder in gevaar was. Om haar moeder te beschermen, kon de verdachte niet anders dan tegen de wil van haar moeder in contact zoeken met haar moeder, terwijl thans wellicht blijkt dat zij niet in gevaar verkeerde. De verdachte zou ondanks de vele bewijzen die voor haar aanleiding waren te veronderstellen dat haar moeder in gevaar verkeerde, hier (achteraf) ten onrechte van uit zijn gegaan.
5.2.2.
Beoordeling
Het is niet aannemelijk geworden dat de verdachte gedwaald heeft omtrent de feiten, laat staan dat dit verschoonbaar is geweest. Op basis van het dossier is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake was van objectieve feiten en omstandigheden op basis waarvan de verdachte redelijkerwijs kon en mocht menen dat zij mocht handelen zoals zij gedaan heeft. Daarmee kan niet worden aangenomen dat er sprake is geweest van putatieve overmacht dan wel putatief noodweer.
Dat betekent dat het primaire standpunt van de verdediging niet wordt gevolgd.
5.2.3.
Conclusie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia-rapporten van 13 en 18 september 2024, respectievelijk opgesteld door [naam 1], psychiater, en [naam 2], psycholoog.
Uit het psychologisch en psychiatrisch onderzoek is onder meer naar voren gekomen dat de verdachte lijdt aan een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere
psychotische stoornis, waarbij sprake is van waanideeën van het achtervolgingstype. De verdachte is ervan overtuigd dat mensen van een criminele organisatie/de Mocro Maffia het heeft/hebben gemunt op haar en haar familieleden. Deze overtuiging zorgt voor angst en bezorgdheid die de verdachte veelvuldig uit naar instanties, familieleden (waaronder haar moeder) en haar omgeving of de omgeving van haar familieleden. Ze ziet daar zelf allerlei
bewijzen voor en ze twijfelt niet aan deze ideeën. Ze is er tevens van overtuigd dat er personen zijn die het huis van haar moeder zouden willen overnemen en fraude zouden plegen. Een en ander zorgt ervoor dat de verdachte bezorgd is om haar moeder, wat voor verdachte aanleiding is om moeder veelvuldig e-mailberichten en brieven te sturen. De angstgevoelens en bezorgdheid, voortkomend uit de aanwezige wanen, hebben een grote invloed gehad op de keuzes die de verdachte maakte in de periode voorafgaande aan en ten tijde van het tenlastegelegde. Door de aanwezige problematiek was zij onvoldoende in staat om de gevolgen van haar gedrag te overzien en haar gedrag (op tijd) bij te stellen of te stoppen.
Het advies van zowel de psychiater als de psycholoog is om het ten laste gelegde feit bij een bewezenverklaring in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Alhoewel niet is uit te sluiten dat er sprake is geweest van volledige doorwerking, kunnen de psycholoog en psychiater hieromtrent, als gevolg van de onvolledige diagnostiek, geen concluderende uitspraken doen.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Het bewezen verklaarde feit kan de verdachte worden toegerekend, doch in verminderde mate wegens een psychische stoornis, die aanwezig was tijdens het begaan van die feiten. De rechtbank kan op basis van de rapporten niet vaststellen dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het bewezen verklaarde feit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden opgelegd met verpleging van overheidswege (TBS met dwangverpleging), alsmede de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr en de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft subsidiair verzocht aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van de tijd die zij in voorarrest heeft doorgebracht. De verdachte heeft geen bezwaar tegen een contact- en locatieverbod, met uitzondering van het kunnen bezoeken van Antes locatie Portugaal aan de Albrandswaardsedijk.
Meer subsidiair verzoekt de verdediging om aanhouding van de zaak zodat de officier van justitie in de gelegenheid kan worden gesteld een verzoekschrift in het kader van een zorgmachtiging op te stellen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
7.3.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.3.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende drieënhalve maand schuldig gemaakt aan belaging van haar moeder door haar te bellen en haar veelvuldig e-mailberichten en brieven te sturen. Verder is zij in de ten laste gelegde periode één keer bij de woning van haar moeder geweest. Dit heeft de verdachte gedaan terwijl haar moeder duidelijk te kennen had gegeven geen contact met de verdachte te willen. De verdachte heeft hiermee op ingrijpende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, hetgeen tevens is gebleken uit de verklaring die ter zitting namens het slachtoffer is voorgedragen. Ondanks dat de verdachte in 2021 reeds is veroordeeld voor belaging van haar moeder, heeft dit haar er niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan.
7.3.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 januari 2025. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor belaging, belediging en brandstichting.
7.3.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft kennisgenomen van de (reeds eerder genoemde) Pro Justitia-rapporten van de psychiater en de psycholoog.
Zowel de psychiater als de psycholoog komen tot de conclusie dat een langdurige, intensieve, klinische behandeling van de verdachte binnen een forensische setting gericht op de beschreven pathologie nodig wordt geacht ter stabilisatie van het psychiatrisch toestandsbeeld en om recidive te kunnen voorkomen. Dit zou enkel gerealiseerd kunnen worden door het opleggen van een TBS-maatregel met dwangverpleging. Een behandeling in het kader van een voorwaardelijke veroordeling of een behandeling in het kader van TBS met voorwaarden wordt niet mogelijk geacht. De verwachting is dat de verdachte zich niet aan voorwaarden zal kunnen conformeren. De verdachte bekent het tenlastegelegde, maar heeft een heel eigen beleving daarvan. Zij heeft geen interne behandelmotivatie. Ze heeft geen ziekte-inzicht en er is geen overeenstemming over de diagnostiek, daderschap, eigen verantwoordelijkheden en recidiverisico's. Het risico wordt door de verdachte onvoldoende onderkend. De verwachting is dat de verdachte een zeer stringent kader nodig heeft met hoge beveiliging en intensieve structuur en begeleiding, vanwege het huidige tenlastegelegde, hardnekkige en lastig te behandelen problematiek, hoog recidiverisico, behoorlijk maatschappelijk disfunctioneren en gebrek aan ziekte-inzicht. Behandeling en begeleiding binnen een zorgmachtiging wordt niet passend gevonden. De psychiater merkt daarbij op dat het aan de rechtbank is om te beoordelen of TBS met dwangverpleging, gezien de aard en ernst van het ten laste gelegde feit, proportioneel wordt geacht.
Stichting Verslavingsreclassering GGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 december 2024. Dit rapport houdt het volgende in.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Het risico op letsel wordt ingeschat als gemiddeld-hoog. Ondanks eerder ingezette interventies komt de verdachte opnieuw in aanraking met justitie. Gelet op het recidiverisico en de aanwezige psychopathologie wordt langdurige behandeling in een forensisch kader noodzakelijk gevonden. Echter heeft de verdachte geen behandelwens en toont zij ook geen motivatie of bereidheid tot het volgen van behandeling. In een eerder reclasseringstoezicht heeft de verdachte tevens geen medewerking verleend aan het volgen van behandeling ten aanzien van psychische klachten, wat onder andere tot een advies tot tenuitvoerlegging heeft geleid. De reclassering ziet geen mogelijkheden (meer) om met voorwaarden de risico’s te beperken en/of het gedrag te veranderen binnen het kader van een voorwaardelijk strafdeel. Een meer stringent kader wordt passend bevonden. Desondanks blijft een behandelcommitment uit, wat een vereiste is voor een positief advies ten aanzien van TBS met voorwaarden. Dit maakt dat de reclassering negatief adviseert over TBS met voorwaarden.
Bij een veroordeling tot TBS of (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf adviseert de reclassering een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM, artikel 38z Sr) op te leggen, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de TBS of gevangenisstraf. Wegens het gebrek aan probleembesef en het ontbreken van een behandelwens, ziet de verdachte geen noodzaak tot een (klinische) behandeling en reclasseringsbemoeienis. De reclassering acht de kans aanwezig dat de huidige problematiek aanwezig blijft na het aflopen van een (eventuele) TBS-maatregel. Het gaat hierbij met name om een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of een andere psychotische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van middelen.
7.3.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een psychische stoornis van de geestvermogens in verband waarmee zij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Ten aanzien van de vordering van de officier van justitie om een TBS-maatregel met dwangverpleging op te leggen, overweegt de rechtbank het volgende.
Vooropgesteld wordt dat TBS met dwangverpleging een zware en ingrijpende maatregel is, die enkel in specifieke gevallen en onder bepaalde voorwaarden kan worden opgelegd. Onder meer is vereist dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging eist. Vanwege het ingrijpende karakter van dwangverpleging dient dit gevaarscriterium aangescherpt te worden gelezen en toegepast. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende kan worden onderbouwd dat in dit geval aan dit gevaarscriterium is voldaan. Weliswaar wordt het risico op belaging door de deskundigen op termijn als hoog ingeschat, maar de bewezen verklaarde belaging bevat geen geweldscomponent. De nadruk bij de belaging door de verdachte ligt op het versturen van vele e-mailberichten en het veelvuldig bellen van moeder. In de ten laste gelegde periode is de verdachte echter slechts eenmaal fysiek naar haar moeder geweest, en daarbij is niet gebleken dat sprake is geweest van enig (fysiek) geweld of dreiging daarvan. Ook anderszins is daarvan niet gebleken. Verder is van belang dat de voorlopige hechtenis van de verdachte vanaf 2 augustus 2024 tot de zittingsdatum (13 februari 2025) is geschorst, en dat in deze periode van ruim een half jaar geen incidenten zijn voorgevallen. De verdachte heeft zich in deze periode gehouden aan het contactverbod met haar moeder. Ook uit de justitiële documentatie van de verdachte kan niet worden afgeleid dat zij een acuut gevaar vormt voor de veiligheid van anderen. Alles overziend komt de rechtbank tot de conclusie dat niet is voldaan aan het vereiste gevaarscriterium. Dit betekent dat aan de verdachte geen TBS-maatregel kan worden opgelegd.
Wel zal aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van het feit niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Tevens heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Het is de rechtbank niet gebleken dat oplegging van een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr – zoals gevorderd door de officier van justitie – noodzakelijk is. Deze maatregel zal niet worden opgelegd.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren opgelegd, inhoudende:
  • een gebiedsgebod voor een straal van 5 kilometer rondom de woning aan [adres 2], met uitzondering van bezoeken aan Antes locatie Portugaal Albrandswaardsedijk (Albrandswaardsedijk 74, 3172 AA te Portugaal) door gebruik te maken van de meest directe en kortste route;
  • een contactverbod met [aangeefster], geboren op [geboortedatum 2] 1958 te [geboorteplaats 2].
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [aangeefster] wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 5 jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich niet op te houden binnen een straal van 5 kilometer rondom de woning aan [adres 2], gedurende 5 jaren na heden, met uitzondering van bezoeken aan Antes locatie Portugaal Albrandswaardsedijk (Albrandswaardsedijk 74, 3172 AA te Portugaal) door gebruik te maken van de meest directe en kortste route;
2. zich te onthouden van direct of indirect contact met [aangeefster], geboren op [geboortedatum 2] 1958 te [geboorteplaats 2], gedurende 5 jaren na heden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 week;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op; de vervangende hechtenis zal in totaal ten hoogste zes maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en H.E. Thijssen-de Haze, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.D. Bijl, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 27 februari 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij in of omstreeks de periode van 24 oktober 2023 tot en met 28 februari 2024 te
Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer],
door meermalen, althans eenmaal
- aan die [slachtoffer] brieven en/of e-mailberichten te sturen,
- aan die [slachtoffer] e-mailberichten te sturen onder naam van de zoon van die [slachtoffer],
- bij de buren van die [slachtoffer] een brief te leveren (met daarin de vraag of zij het huis van die [slachtoffer] in de gaten wilden houden in diens afwezigheid),
- zich rondom/bij/voor de woning van die [slachtoffer] te begeven en/of
- die [slachtoffer] (met verschillende telefoonnummers) te bellen
met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.