ECLI:NL:RBROT:2025:3003

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
11461563 HA VZ 24-98
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Onnink B.V. en [verweerder]. De zaak betreft een werknemer die sinds 2 april 2012 in dienst is bij Bevico B.V. en sinds 1 februari 2020 bij Onnink B.V. als cv-monteur. De werknemer heeft herhaaldelijk waarschuwingen ontvangen voor het niet naleven van veiligheidsvoorschriften en werkinstructies, wat heeft geleid tot gevaarlijke situaties. Ondanks deze waarschuwingen heeft de werknemer zich op 9 september 2024 ziek gemeld, waarna Onnink verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het handelen van de werknemer ernstig verwijtbaar is, waardoor herplaatsing niet aan de orde is. De ontbinding van de arbeidsovereenkomst is per 1 maart 2025 vastgesteld, zonder recht op transitievergoeding of billijke vergoeding. De proceskosten zijn voor rekening van de werknemer, die zich ernstig verwijtbaar heeft gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Locatie Dordrecht
zaaknummer: 11461563 HA VZ 24-98
datum uitspraak: 24 februari 2025
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
Onnink B.V.,
vestigingsplaats: Barendrecht,
verzoekster,
gemachtigde: mr. L. Smit, Rotterdam,
tegen
[verweerder],
woonplaats: [woonplaats] ,
verweerder,
gemachtigde: mr. R. Craenen, Leusden.
Partijen worden hierna ‘Onnink’ en ‘ [verweerder] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van Onnink (ontvangen op 20 december 2024), met bijlagen;
  • het verweerschrift van [verweerder] (ontvangen op 21 januari 2025), met bijlagen;
  • de brief met productie van [verweerder] (ontvangen op 22 januari 2025);
  • de pleitnotities van mr. Smit;
  • de pleitnotities van mr. Craenen.
1.2.
Op 24 januari 2025 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, de gemachtigden met gebruikmaking van pleitnotities.

2.De kern van de zaak

2.1.
Het gaat in deze zaak in de kern om het volgende. [verweerder] is op 2 april 2012 bij Bevico B.V. (een onderdeel van de PronkGroep) in dienst getreden als Monteur Ventilatietechniek. Vanaf 1 februari 2020 is hij bij Onnink (een andere entiteit binnen de PronkGroep) in dienst. De functie van [verweerder] is cv-monteur. Zijn laatstgenoten salaris is € 3.061,92 bruto per maand, exclusief vakantiegeld en andere emolumenten. De CAO Metaal en Techniek (Technisch Installatiebedrijf) is op de arbeidsovereenkomst van toepassing. Bij Onnink, die beschikt over een CO-vrijcertificaat, wordt gewerkt met een checklist die voorkomt uit het CO Vakmanschap Protocol.
2.1.1.
[verweerder] heeft meerdere waarschuwingen, waaronder twee officiële (12 mei 2023 en 11 september 2023), gekregen voor het niet naleven van werkinstructies. In de waarschuwing van 11 september 2023 is hem met klem verzocht de procedures goed op te volgen en is aangekondigd dat bij een derde officiële waarschuwing ontslag op staande voet volgt.
[verweerder] heeft zich op 9 september 2024 ziek gemeld. In de rapportages van 15 oktober en 29 november 2024 schrijft de bedrijfsarts dat werkhervatting nog niet aan de orde is.
Naar aanleiding van nieuwe incidenten heeft op 13 december 2024 een gesprek met [verweerder] plaatsgevonden.
2.2.
Onnink verzoekt in deze procedure ontbinding van de arbeidsovereenkomst, omdat [verweerder] , ondanks meerdere waarschuwingen, werkinstructies niet heeft nageleefd en daarmee gevaarlijke situaties heeft gecreëerd. [verweerder] is het niet eens met het verzoek en vindt dat het moet worden afgewezen. Volgens [verweerder] houdt het verzoek verband met zijn arbeidsongeschiktheid. Bovendien is er volgens [verweerder] geen redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
2.3.
Het ontbindingsverzoek van Onnink wordt toegewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.

3.Het verzoek en de beoordeling daarvan

3.1.
Onnink verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden, omdat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten [1] . Ondanks meerdere waarschuwingen leefde [verweerder] belangrijke (werk)instructies herhaaldelijk niet na en zette daarmee zijn eigen veiligheid, en de veiligheid van klanten en collega’s op het spel. Het belang van de instructies was bekend en [verweerder] wist dat niet naleving een ontslag op staande voet zou opleveren. De enige reden dat Onnink hem niet op staande voet heeft ontslagen is omdat de gevolgen van een ontslag op staande voet voor [verweerder] en zijn gezin groot zijn.
3.2.
[verweerder] is het niet eens met het verzoek en vindt dat het moet worden afgewezen. Primair stelt hij dat het verzoek verband houdt met zijn arbeidsongeschiktheid. Subsidiair betwist [verweerder] dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten. Hij betwist dat hij gasvoordruk nippels niet goed genoeg heeft aangedraaid, maar in het geval moeren en schroeven niet goed zouden zijn aangedraaid dan is niet uit te sluiten dat zijn nekhernia in combinatie met een rughernia hem parten heeft gespeeld in zijn functioneren. Hij stelt verder dat hij – ondanks ‘herhaaldelijk om hulp te hebben geschreeuwd’ – niet goed zou zijn ingewerkt, niet goed zou zijn begeleid en niet goed zou zijn opgeleid.
3.3.
Als de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbindt, verzoekt [verweerder] Onnink te veroordelen om een transitievergoeding van € 14.330,- bruto te betalen. Ook verzoekt [verweerder] in dat geval om een billijke vergoeding van € 53.250,- bruto. Volgens [verweerder] is de ontbinding namelijk het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Onnink.
Redelijke grond
3.4.
Vooropgesteld wordt dat een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst pas kan worden toegewezen wanneer daarvoor een redelijke grond aanwezig is en herplaatsing van de werknemer niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Bovendien kunnen opzegverboden aan de toewijzing van het verzoek in de weg staan. De kantonrechter is van oordeel dat de arbeidsongeschiktheid van [verweerder] een toewijzing van het verzoek niet in de weg staat, omdat het verzoek geen verband houdt met zijn arbeidsongeschiktheid.
Verwijtbaar handelen of nalaten (artikel 7:669 lid 3 onder e BW)
3.5.
Onnink stelt dat [verweerder] zonder deugdelijke grond zijn verplichtingen niet is nagekomen. Onnink kan zich inleven dat de lichamelijke klachten van [verweerder] sommige werkzaamheden lastiger maakten, maar het probleem zat in het niet opvolgen van de werkinstructies zoals het niet naleven van de checklist na afronding van de werkzaamheden en het niet uitvoeren van een visuele inspectie voordat hij een klant verliet. Het niet naleven van de instructies zou kunnen leiden tot levensgevaarlijke situaties, zoals het vrijkomen van rookgassen, ontploffingen en brand. Onnink vraagt daarom ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder toekenning van enige (transitie)vergoeding.
3.6.
[verweerder] voert aan dat hij onvoldoende is ingewerkt, begeleid en opgeleid. Daarnaast heeft hij lichamelijke beperkingen, die hem bij het uitvoeren van werkzaamheden, zoals het aandraaien van moeren en het werken in een trapgat, beperken.
3.7.
De kantonrechter leidt uit de stukken en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling af dat [verweerder] meerdere keren werkinstructies niet naleefde. [verweerder] voert aan dat hij onvoldoende zou zijn ingewerkt, begeleid en opgeleid. Bij het niet naleven van werkinstructies en veiligheidsvoorschriften gaat het echter niet om zijn vakkennis, maar om slordig en onzorgvuldig werken. De kantonrechter is van oordeel dat duidelijk is gecommuniceerd door Onnink. Uit de overgelegde producties blijkt dat Onnink er alles aan heeft gedaan om [verweerder] te waarschuwen.
[verweerder] heeft, door stelselmatig geen opvolging te geven aan de werkinstructies, zich naar het oordeel van de kantonrechter schuldig gemaakt aan verwijtbaar handelen. Ondanks de twee officiële waarschuwingen, is daarna toch weer geconstateerd dat hij de gegeven werkinstructies niet naleefde. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat sprake is van een voldragen e-grond.
Ernstig verwijtbaar handelen [verweerder]
3.8.
Volgens Onnink kwalificeert het handelen dan wel nalaten van [verweerder] als
ernstigverwijtbaar. Van
ernstigverwijtbaar handelen of nalaten kan slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn. De lat voor het aannemen van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten ligt dan ook zeer hoog [2] .Tegen de achtergrond van alles wat hiervoor is overwogen, is de kantonrechter echter van oordeel dat deze lat gehaald is.
3.9.
[verweerder] betwist niet dat de veiligheidsvoorschriften en werkinstructies zijn doorgenomen, de incidenten met hem zijn besproken en dat hij herhaaldelijk is gewaarschuwd, maar hij zegt dat als er al iets niet goed is gegaan, dat terug te voeren is op zijn nek- en rughernia (naast de door hem gestelde onvoldoende scholing en begeleiding). Dat de nek- en rughernia [verweerder] beperkt in zijn functioneren blijkt echter uit geen enkel medisch stuk. [verweerder] heeft ook niet gezegd dat hij heeft gemeld dat hij door beperkingen bijvoorbeeld moeren niet kon aandraaien, ook niet als dat in een concreet geval aan de orde was.
De gedragingen worden als ernstig verwijtbaar aangemerkt. Dat [verweerder] 800 keer zijn werk goed heeft gedaan, maakt deze conclusie niet anders. Hij heeft in ieder geval vier keer zijn werk niet goed gedaan, waarbij zich levensgevaarlijke situaties hadden kunnen voordoen.
Herplaatsing
3.10.
Vanwege de verwijtbare gedragingen kan van Onnink in redelijkheid niet gevergd worden de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te laten voortduren. Omdat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] is herplaatsing niet aan de orde.
Datum einde arbeidsovereenkomst
3.11.
Bij de vaststelling van de ontbindingsdatum moet worden uitgegaan van het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij reguliere opzegging zou zijn geëindigd, waarbij de duur van de periode gelegen tussen de datum van ontvangst van het ontbindingsverzoek en de datum van de beschikking in mindering mag worden gebracht, waarbij tenminste een termijn van een maand resteert.
3.12.
Het einde van de arbeidsovereenkomst kan op een eerder tijdstip worden bepaald als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van
ernstigverwijtbaar handelen van in dit geval [verweerder] [3] . Onnink vraagt dit te doen. Zoals hiervoor al is geoordeeld is het handelen of nalaten van [verweerder] ernstig verwijtbaar. Er is daarom aanleiding om de opzegtermijn niet in acht te nemen. De arbeidsovereenkomst zal dus worden ontbonden met ingang van 1 maart 2025.
Geen transitievergoeding
3.13.
[verweerder] heeft geen recht op een transitievergoeding omdat de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] [4] . Hiervoor is al uitgelegd waarom dat zo is. Het verzoek van [verweerder] tot betaling van deze vergoeding wordt daarom afgewezen.
Geen billijke vergoeding
3.14.
De kantonrechter kent aan [verweerder] geen billijke vergoeding toe. Een billijke vergoeding kan namelijk alleen worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever [5] . Dat is in deze zaak niet het geval. Ook het verzoek van [verweerder] tot betaling van een billijke vergoeding wordt daarom afgewezen.
Proceskosten
3.15.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerder] omdat hij zich ernstig verwijtbaar heeft gedragen. De kantonrechter begroot de kosten op € 130,- aan griffierecht en € 814,- aan salaris voor de gemachtigde. Voor de kosten die Onnink na deze uitspraken maakt, moet [verweerder] aan Onnink een bedrag betalen van € 135,-. Dat is in totaal € 1.079,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als deze beschikking wordt betekend.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad
3.16.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst van partijen per 1 maart 2025;
4.2.
wijst de tegenverzoeken van [verweerder] af;
4.3.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, die aan de kant van Onnink worden begroot op € 1.079,-;
4.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken.
452

Voetnoten

1.Artikel 7:669 lid 3 onder e BW
2.Hoge Raad 8 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019: 203
3.Artikel 7:671b lid 9 BW
4.Artikel 7:673 lid 1 en lid 7 BW
5.Artikel 7:671b lid 9 onder c BW