Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaardingen van 13 en 14 december 2024, met bijlagen;
- de conclusie van antwoord in incident van 22 januari 2025.
2.Het geschil in het incident
- om aan [eiseres] te verstrekken de bankafschriften van de spaarrekening waar [gedaagde 1] de contant van erflaatster ontvangen bedragen op heeft gestort, en (een kopie van) de administratie die [gedaagde 1] heeft bijgehouden van de van erflaatster ontvangen en uitgegeven bedragen;
- om aan [eiseres] te verstrekken de jaarlijkse rekening en verantwoording aan de kantonrechter in verband met het bewind, over de jaren 2019 tot en met 2022, en de jaarlijkse berichtgeving van de kantonrechter hierover;
3.De beoordeling in het incident
kunnenbeschikken. Zij verklaren wel de beschikking te hebben over de bankafschriften vanaf 1 oktober 2019, maar betwisten dat [eiseres] een rechtmatig belang heeft bij het ontvangen van deze afschriften omdat die gegevens niet noodzakelijk zijn om de omvang van de nalatenschap te kunnen vaststellen. De rechtbank volgt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in hun verweer. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] kunnen niet veroordeeld te worden om iets te verstrekken dat zij niet
kunnenverstrekken. Gelet op de wettelijke bewaartermijn zouden de bankafschriften over de periode vanaf maart 2018 nog door de Rabobank verstrekt kunnen worden, maar de rechtbank is van oordeel dat [eiseres] geen gerechtvaardigd belang heeft bij het ontvangen van de bankafschriften, omdat zij wel beschikt over de bankafschriften van 19 juli 2022 tot en met 17 oktober 2023. Uit die bankafschriften blijkt het saldo van de nalatenschap ten tijde van het overlijden. Dat betekent dat deze vordering wordt afgewezen.
4.De beslissing
woensdag 16 april 2025voor conclusie van antwoord;