ECLI:NL:RBROT:2025:3047

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
11252582 CV EXPL 24-19648
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en medehuurderschap in het geval van overlijden van de hoofdhuurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2025 uitspraak gedaan in een huurrechtelijke kwestie. De eiseres, die sinds 2005 bij haar moeder woonde, vraagt om voortzetting van de huurovereenkomst na het overlijden van haar moeder in januari 2024. De moeder had de woning gehuurd van de gedaagde partij, [gedaagde]. De kantonrechter oordeelt dat de eiseres geen medehuurder is, maar dat er wel sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding tussen moeder en dochter. De kantonrechter verklaart de eiseres niet-ontvankelijk in haar vordering tegen de Stichting Maaswonen, omdat deze niet de verhuurder is. De vordering van de eiseres om de huurovereenkomst voort te zetten wordt toegewezen, omdat er voldoende bewijs is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. De gedaagde partij, [gedaagde], die in reconventie de ontruiming van de woning vordert, krijgt ongelijk en moet de proceskosten betalen. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiseres in de woning mag blijven wonen totdat er een uitspraak van een hogere rechter is.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11252582 CV EXPL 24-19648
datum uitspraak: 7 maart 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [woonplaats],
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. B.T. Stalpers,
tegen

1.Stichting Maaswonen,

vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E. de Ruiter,

2.[gedaagde],

vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigden: mr. H. van Schie en mr. H. van Rijn.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’, ‘Maaswonen’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 4 juli 2024, met bijlagen;
  • het antwoord van Maaswonen van 11 september 2024;
  • het antwoord van [gedaagde] van 11 september 2024, met een eis in reconventie (een tegeneis) en bijlagen;
  • de akte van [eiseres] van 4 februari 2025, met bijlagen.
1.2.
Op 4 februari 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken.

2.Het geschil

2.1.
[naam], de moeder van [eiseres], huurde sinds 24 april 2001 de woning op [adres]. [eiseres] woonde sinds 2005 (weer) bij haar moeder. De moeder van [eiseres] is op 7 januari 2024 overleden. [eiseres] vordert te bepalen dat zij de huurovereenkomst voortzet.
2.2.
Maaswonen en [gedaagde] voeren verweer.
2.3.
Is dit voor de beoordeling van belang, dan wordt hierna ingegaan op wat partijen (verder) naar voren brengen.

3.De beoordeling

Maaswonen
3.1.
De kantonrechter kan de vordering tegen Maaswonen niet in behandeling nemen. Maaswonen is namelijk niet de verhuurder van de woning. [eiseres] wordt wat haar vordering tegen Maaswonen betreft daarom niet-ontvankelijk verklaard.
3.2.
Maaswonen heeft voor de dagvaarding al aangegeven geen verhuurder (meer) te zijn, namelijk in haar e-mail van 24 juni 2024 (bijlage 4 dagvaarding). [eiseres] had, hoewel de kantonrechter uiteraard begrijpt dat zij dit voor de zekerheid wel gedaan heeft, Maaswonen daarom niet hoeven dagvaarden. Dat Maaswonen geen documentatie (meer) heeft waaruit onomstotelijk blijkt dat zij geen verhuurder (meer) is, betekent niet dat haar mededeling van 24 juni 2024 (‘Maaswonen is de verhuurder niet’) niet duidelijk is. Maaswonen heeft kosten moeten maken om zich te verdedigen in deze zaak. Het is daarom op zijn plaats om [eiseres] in die kosten te veroordelen. De kantonrechter stelt deze kosten vast op € 204,00 aan salaris voor de gemachtigde van Maaswonen, voor het schrijven van de conclusie van antwoord. Omdat Maaswonen had kunnen volstaan met deze conclusie en zich, omdat duidelijk is dat zij de verhuurder niet is, af had kunnen melden voor de zitting, wordt voor het bijwonen van de zitting geen salaris voor de gemachtigde toegekend.
[gedaagde]
3.3.
[gedaagde] verhuurde de woning op [adres] dus aan de moeder van [eiseres]. [eiseres] vordert te bepalen dat zij die huurovereenkomst voortzet. [gedaagde] wil dit niet en vordert op haar beurt in reconventie [eiseres] ertoe te veroordelen de woning te ontruimen.
3.4.
[eiseres] is geen medehuurder van de woning maar zij heeft daar sinds 2005 wel haar hoofdverblijf. [gedaagde] betwist dit niet. De kantonrechter kan op vordering van [eiseres] bepalen dat [eiseres] de huurovereenkomst voortzet. De kantonrechter wijst dit af als, voor zover nu van belang, (1) van een ‘duurzame gemeenschappelijke huishouding’ geen sprake was en (2) [eiseres] de huur niet kan betalen (artikel 7:268 lid 3 Burgerlijk Wetboek).
3.5.
De kantonrechter oordeelt dat tussen moeder en dochter sprake is geweest van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. [gedaagde] zegt terecht dat daar in de relatie ouder-kind slechts onder bijzondere omstandigheden sprake van kan zijn, maar anders dan [gedaagde] aanvoert, ziet de kantonrechter die bijzondere omstandigheden in deze zaak wel. Deze blijken uit de verklaringen die [eiseres] in het geding brengt, zoals:
1. Zij zaten altijd naast elkaar op de bank. Vulde elkaar [aan] in gesprekken. Sliepen samen op één matras dat op de grond lag. Later hebben zij een tweepersoons bed gekocht waarin zij ook weer samen sliepen (…) Alles werd samen gedaan: zoals boodschappen op de markt, bij de Albert Heijn of een stukje wandelen in de wijk (bijlage 8, wijkagent).
2. [eiseres] en haar moeder waren altijd al hecht, ook toen [eiseres] op zichzelf woonde in de periode van augustus 1997 tot juli 2005. Aanvankelijk woonde zij aan de Schiedamsedijk in een woning in hetzelfde postcodegebied als de [straatnaam]. Dat was redelijk dicht bij elkaar. Maar toen zij in 2003 de kans had om in hetzelfde appartementencomplex te gaan wonen als haar moeder, heeft zij die gegrepen. Zo konden zij dichter bij elkaar zijn.
De wil om samen te blijven was er. De kern lijkt te zijn dat zij alleen elkaar leken te vertrouwen, maar ook omdat zij dezelfde opvattingen en overtuigingen hadden, dezelfde dingen leuk vonden, dezelfde smaak hadden. Dat uitte zich in dat zij in alles samen optrokken, tegen de instanties, naar de buitenwereld toe, en thuis en buiten de deur bijna alles samen deden. Het feit dat zij bijna 20 jaar in onderlinge harmonie zo hebben geleefd laat zien hoe hecht hun samenleven was (bijlage 10, mantelzorgcoach).
3. [eiseres] en haar moeder wonen al lang samen als een gezamenlijk huishouden. Zoals mij dat toen verteld is door [eiseres], deelden zij de kosten o.a. huur en huishoudgeld. Naast het financiële stuk, waren zij ook sociaal en emotioneel met elkaar verbonden. Samen hebben zij een heel leven opgebouwd in de huidige woning, waarin zij een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd. Na het overlijden van vader zijn [eiseres] en moeder onder dezelfde constructie zoals boven genoemd, met elkaar blijven wonen. Zij waren elkanders metgezel 24 uur per dag 7 dagen in de week. Zelf heb ik wel eens gedacht dat het bijna leek op een symbiose, ze waren zo met elkaar verbonden in het delen van het leven met elkaar. [eiseres] zag je niet zonder moeder, moeder zag je niet zonder [eiseres]. Er was duidelijk een wederkerigheid in de relatie (bijlage 17, ambulant behandelaar).
3.6.
De kantonrechter ziet geen aanleiding de juistheid van deze verklaringen in twijfel te trekken. [gedaagde] doet dit ook niet. Zij wil alleen meer bewijs zien, dat er zaken werden betaald door beiden, dat er een gezamenlijke pot was. Dat bewijs is er echter niet. En in de gegeven omstandigheden kan dat bewijs ook niet verlangd worden. Uit het feit dat [eiseres] en haar moeder afgesloten zijn geweest van gas en elektra kan afgeleid worden dat moeder en dochter het financieel niet breed hadden. ‘Boodschappen deden we met een rekenmachine, om uit te kunnen komen’, aldus [eiseres]. Het geld dat er was, is opgegaan aan kosten. Dat daar geen administratie van is bijgehouden is niet verwonderlijk.
3.7.
De ambulant behandelaar gebruikt het woord ‘symbiose’. Dit is een mooi woord om de verhouding tussen moeder en dochter, zoals de kantonrechter die verhouding begrijpt uit de stukken, te omschrijven. Inniger met elkaar verbonden dan de gemiddelde ouder met zijn kind. Inniger waarschijnlijk dan het gemiddelde stel met elkaar verbonden is. Dat het de bedoeling was dat [eiseres] ooit weer ‘uit zou vliegen’ is gelet op wat naar voren is gebracht niet aannemelijk. Er was sprake van een duurzame gemeenschappelijke huishouding van moeder en dochter, bedoeld om zo te blijven tot een van de twee zou overlijden. Dat [eiseres] gedwongen door de situatie destijds bij haar moeder is gaan wonen en dat moeder op het einde van haar leven afhankelijk was van de zorg van [eiseres], maakt dit niet anders.
3.8.
Dat [eiseres] in haar eentje de huur niet kan betalen is niet gebleken. De huur is na het overlijden van moeder ook steeds betaald, vanaf juni 2024 weer steeds op tijd. Dat [eiseres] de huur niet kon betalen toen ze twintig jaar geleden op zichzelf woonde, ook in een huis van [gedaagde], kan haar niet nagedragen blijven worden. Het kan financieel weer misgaan, waar [gedaagde] bang voor is, maar als dat gebeurt, kunnen alsnog maatregelen genomen worden. De op de zitting aanwezige hulpverleners zijn in ieder geval positief over de mogelijkheden die [eiseres] heeft zichzelf financieel op koers te houden en ook op de kantonrechter maakte [eiseres] wat dat betreft een gunstige indruk.
3.9.
Er zijn geen redenen om de vordering van [eiseres] af te wijzen. Haar vordering wordt daarom toegewezen. Omdat de vordering toegewezen wordt, is de ontruiming die [gedaagde] vordert niet aan de orde. De vordering in reconventie wordt daarom afgewezen.
3.10.
[gedaagde] krijgt ongelijk en zij moet daarom de proceskosten betalen. Die kosten bestaan aan de kant van [eiseres] uit € 87,00 aan griffierecht, € 408,00 aan salaris voor haar gemachtigde en € 135,00 aan nakosten. Dit is bij elkaar € 630,00. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis door een deurwaarder uitgereikt moet worden. Omdat [eiseres] op basis van een toevoeging procedeert, hoeft [gedaagde] de dagvaardingskosten niet te betalen.
uitvoerbaar bij voorraad
3.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat als deze zaak aan een hogere rechter wordt voorgelegd, [eiseres] in afwachting van het vonnis van die hogere rechter in de woning mag blijven wonen en dat betaling van de proceskostenveroordelingen afgedwongen kan worden.

4.De beoordeling

De kantonrechter:
4.1.
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering tegen Maaswonen;
4.2.
veroordeelt [eiseres] in haar zaak tegen Maaswonen in de proceskosten, aan de kant van Maaswonen begroot op € 204,00;
4.3.
bepaalt dat [eiseres] de huurovereenkomst voortzet die haar moeder [naam] met [gedaagde] had voor de [adres];
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in haar zaken tegen [eiseres] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres] begroot op € 630,00;
4.5.
wijst de vordering in reconventie van [gedaagde] af;
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en in het openbaar uitgesproken.
686