In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). De aanvraag werd door verweerder, Centrum Indicatiestelling Zorg, afgewezen met het besluit van 25 september 2023. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar verweerder bleef bij zijn standpunt in het bestreden besluit van 14 maart 2024. Eiser heeft beroep ingesteld, maar heeft zich afgemeld voor de zitting op 27 februari 2025, waar de gemachtigde van verweerder wel aanwezig was.
De rechtbank oordeelt dat er geen blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid is vastgesteld. Eiser heeft psychische problematiek, maar de rechtbank concludeert dat de huidige zorgbehoefte niet blijvend is. Verweerder heeft een medisch advies van 22 september 2023 ingediend, waaruit blijkt dat de blijvendheid van eisers stoornissen en beperkingen nog niet kan worden vastgesteld. De rechtbank vindt dat verweerder op zorgvuldige wijze heeft gemotiveerd dat er geen blijvende noodzaak bestaat voor de gevraagde zorg.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. dr. P.G.J. van den Berg op 13 maart 2025, en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.