ECLI:NL:RBROT:2025:3084

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
C/10/694146 / KG ZA 25-120
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming bedrijfsruimte en betaling gebruiksvergoeding in kort geding

Op 10 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam in een kort geding uitspraak gedaan in de zaak tussen PERRIKO KL B.V. en VNMSHOP B.V. Eiseres, PERRIKO KL B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. N. van Collem, vorderde ontruiming van een bedrijfsruimte en betaling van een gebruiksvergoeding. Gedaagde, VNMSHOP B.V., is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 3 maart 2025. De voorzieningenrechter heeft verstek verleend tegen gedaagde, omdat deze niet op de oproeping is verschenen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het spoedeisend belang van eiseres bij de vorderingen blijkt uit de dagvaarding.

De primaire vordering tot ontruiming is toegewezen, omdat de vordering niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt. Eiseres vorderde een gebruiksvergoeding van € 25.440,25 per maand, maar de voorzieningenrechter heeft deze vordering gedeeltelijk toegewezen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de tussen partijen overeengekomen aanvangshuurprijs € 7.764,76 per maand bedraagt. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd voor een hogere gebruiksvergoeding. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat eiseres niet kan aantonen dat zij door het onrechtmatig onder zich houden van het gehuurde door gedaagde meer schade lijdt dan de toegewezen gebruiksvergoeding.

De gevorderde rente over de gebruiksvergoeding is afgewezen, omdat gedaagde nog niet in verzuim is. Gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 4.010,35. De voorzieningenrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, gezien het belang van eiseres bij een spoedige splitsing van het gehuurde en de oplevering aan derden. Het vonnis bevat ook bepalingen over de wettelijke rente en de kosten van betekening.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/694146 / KG ZA 25-120
Vonnis in kort geding van 10 maart 2025
in de zaak van
PERRIKO KL B.V.,
statutaire vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. N. van Collem te Zoetermeer,
tegen
VNMSHOP B.V.,
statutaire vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
die niet is verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 februari 2025, met bijlagen 1 tot en met 25;
  • de aanvullende bijlagen 26 tot en met 28 van eiseres;
  • de akte eiswijziging;
  • de mondelinge behandeling op 3 maart 2025;
  • de pleitnota van mr. Van Collem.

2.De beoordeling

2.1.
De voorzieningenrechter verleent verstek tegen gedaagde. Gedaagde is namelijk niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, terwijl bij haar oproeping in deze zaak alle wettelijke termijnen en regels in acht zijn genomen.
2.2.
Het spoedeisend belang van eiseres bij haar vorderingen volgt uit haar stellingen in de dagvaarding.
2.3.
De primaire vordering onder I., zoals die luidt na eiswijziging, wordt toegewezen op de wijze zoals in de beslissing staat, omdat de vordering de voorzieningenrechter, in zoverre, niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt.
2.4.
Eiseres vordert onder II. een gebruiksvergoeding van € 25.440,25 inclusief btw per maand vanaf 1 maart 2025. Deze vordering wordt gedeeltelijk toegewezen. Het uitgangspunt is dat een huurder, die na het einde van de huurovereenkomst het gehuurde onrechtmatig onder zich houdt, een vergoeding gelijk aan de huurprijs aan de verhuurder is verschuldigd (artikel 7:225 BW). De tussen de partijen overeengekomen aanvangshuurprijs voor het gehuurde bedraagt € 7.764,76 inclusief btw per maand. Omdat de voorzieningenrechter geen informatie over eventuele huurprijsverhogingen en/of -indexaties van daarna heeft, sluit zij voor de verschuldigde gebruiksvergoeding aan bij de overeengekomen aanvangshuurprijs. Hoewel aan eiseres kan worden toegegeven dat zij onder omstandigheden aanspraak kan maken op een hogere gebruiksvergoeding, als haar schade door het onrechtmatig onder zich houden van het gehuurde door gedaagde meer bedraagt dan de huurprijs (artikel 7:225 BW), is in deze zaak onvoldoende gesteld om daarvan uit te gaan. Eiseres wil bovendien niet over het gehuurde beschikken om het gehuurde per direct aan een derde te verhuren voor een marktconforme huurprijs, maar om daar werkzaamheden te kunnen uitvoeren om tot splitsing van het gehuurde te komen. Zij had bij tijdige ontruiming van het gehuurde door gedaagde dan ook niet per 1 maart 2025 de, volgens eiseres, marktconforme huurprijs van € 25.440,25 inclusief btw per maand bij een derde in rekening kunnen brengen. Of die huurprijs, na splitsing, marktconform is en, zo ja, per wanneer die huurprijs dan bij een derde in rekening kon worden gebracht als het gehuurde zonder vertraging was ontruimd, kan op dit moment niet worden vastgesteld. Als eiseres meent dat zij door het onrechtmatig onder zich houden van het gehuurde door gedaagde meer schade lijdt dan de nu toegewezen gebruiksvergoeding, kan zij voor vergoeding daarvan een bodemprocedure starten.
2.5.
De gevorderde rente over de gebruiksvergoeding wordt afgewezen, omdat gedaagde (nog) niet in verzuim is met de betaling van de verschuldigde gebruiksvergoeding.
2.6.
Gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van eiseres worden begroot op:
- dagvaarding € 122,35
- griffierecht € 2.995,00
- salaris advocaat € 715,00 (tarief voor een verstekzaak)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 4.010,35
2.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat eiseres een zwaarwegend belang heeft bij spoedige splitsing van het gehuurde en oplevering van (een deel van) het gesplitste gehuurde aan (een) derde(n).

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
veroordeelt gedaagde om het gehuurde aan het adres [adres] binnen acht dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege gedaagde bevinden, zulks in de volledige en behoorlijke staat waarin het gehuurde contractueel moet worden ontruimd, en met afgifte van de sleutels aan eiseres;
3.2.
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen een gebruiksvergoeding van € 7.764,76 inclusief btw per maand met ingang van 1 maart 2025 tot en met de dag van ontruiming;
3.3.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten van € 4.010,35, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als gedaagde niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet gedaagde € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
3.4.
veroordeelt gedaagde in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2025.
3349 / 2009