Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Procesverloop
- verzoeker met zijn hiervoor genoemde advocaat;
- R. de Graaff, advocaat namens de gemeente Den Haag;
- [naam 1] , arts, verbonden aan GGZ Delfland.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een crisismaatregel die door de burgemeester van Den Haag was opgelegd aan verzoeker, geboren in 1982 op Curaçao. Verzoeker, die verblijft in een kliniek, heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, die op 19 januari 2025 was genomen op basis van een medische verklaring van psychiater [naam 2]. Deze verklaring stelde dat verzoeker een psychotische stoornis had en dat er onmiddellijk dreigend ernstig nadeel was, wat leidde tot de noodzaak van verplichte zorg. Verzoeker betwistte de rechtmatigheid van de crisismaatregel en vroeg om schadevergoeding, omdat hij zich onterecht beroofd voelde van zijn vrijheid en gedwongen was medicatie te ontvangen.
De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat verzoeker tijdig beroep had ingesteld. Vervolgens heeft de rechtbank de argumenten van verzoeker tegen de crisismaatregel en de schadevergoeding beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester voldoende onderbouwing had voor de crisismaatregel en dat er geen minder ingrijpende middelen beschikbaar waren. De rechtbank verwierp de beroepsgronden van verzoeker en verklaarde het beroep ongegrond. Ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat het beroep ongegrond was verklaard. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.