ECLI:NL:RBROT:2025:3122

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
C/10/694237/fa rk 25-1089
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen crisismaatregel en verzoek tot schadevergoeding in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een crisismaatregel die door de burgemeester van Den Haag was opgelegd aan verzoeker, geboren in 1982 op Curaçao. Verzoeker, die verblijft in een kliniek, heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, die op 19 januari 2025 was genomen op basis van een medische verklaring van psychiater [naam 2]. Deze verklaring stelde dat verzoeker een psychotische stoornis had en dat er onmiddellijk dreigend ernstig nadeel was, wat leidde tot de noodzaak van verplichte zorg. Verzoeker betwistte de rechtmatigheid van de crisismaatregel en vroeg om schadevergoeding, omdat hij zich onterecht beroofd voelde van zijn vrijheid en gedwongen was medicatie te ontvangen.

De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat verzoeker tijdig beroep had ingesteld. Vervolgens heeft de rechtbank de argumenten van verzoeker tegen de crisismaatregel en de schadevergoeding beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester voldoende onderbouwing had voor de crisismaatregel en dat er geen minder ingrijpende middelen beschikbaar waren. De rechtbank verwierp de beroepsgronden van verzoeker en verklaarde het beroep ongegrond. Ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat het beroep ongegrond was verklaard. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/694237/ FA RK 25-1089
Beschikking van 7 maart 2025 betreffende het beroep tegen een crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) tevens houdende de beslissing op het verzoek tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 10:12 van de Wvggz
ten aanzien van:
[verzoeker]
geboren op [geboortedatum] 1982, Curaçao,
hierna: verzoeker,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende te [naam kliniek] te [plaatsnaam] ,
advocaat mr. R. Moghni te Rotterdam

1.Procesverloop

1.1.
Bij beroep- en verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 6 februari 2025, heeft verzoeker beroep ingesteld tegen de door de burgemeester (hierna: burgemeester) van de gemeente Den Haag hierna: gemeente) op 19 januari 2025 jegens verzoeker genomen crisismaatregel, en een verzoek tot schadevergoeding jegens de gemeente ingediend.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 februari 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • verzoeker met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • R. de Graaff, advocaat namens de gemeente Den Haag;
  • [naam 1] , arts, verbonden aan GGZ Delfland.
1.3.
Het verzoek is tegelijk behandeld met een verzoek van de officier tot het verlenen van een zorgmachtiging, bekend onder zaak- en rekestnummer: *.

2.Feiten

2.1.
Op 19 januari 2025 is door psychiater [naam 2] een medische verklaring als bedoeld in artikel 7:1 lid 3 sub a. Wvggz opgesteld over verzoeker. Deze psychiater oordeelde dat bij verzoeker sprake is van een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, bestaande uit ernstige psychische schade, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. De psychiater heeft geoordeeld dat er sprake was van een ernstig vermoeden van een psychische stoornis waaruit het gedrag voortvloeide dat het voornoemde onmiddellijk dreigend ernstig nadeel veroorzaakte, zijnde een psychotische stoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis. De psychiater constateerde verder dat dit ernstig nadeel alleen kon worden weggenomen door verplichte zorg omdat verzoeker zich verzette tegen zorg. De crisissituatie was dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht.
2.2.
De burgemeester heeft op 19 januari 2025 op basis van deze medische verklaring een crisismaatregel genomen ten aanzien van verzoeker op grond van artikel 7:1 lid 1 Wvggz.

3.Beroep, verzoek en verweer

3.1.
Verzoeker stelt dat de crisismaatregel ten onrechte aan hem is opgelegd door de burgemeester, nu ten tijde van de oplegging geen grond hiervoor bestond. Daartoe voert hij een aantal gronden aan. Verzoeker stelt ten eerste dat er geen sprake was een psychische stoornis dan wel dat dit niet (voldoende) is onderbouwd. Ten tweede stelt verzoeker/verzoekster dat de burgemeester niet heeft onderbouwd dat er geen minder ingrijpende middelen bestonden.
3.2.
Verzoeker stelt verder dat hij als gevolg van de onrechtmatig genomen crisismaatregel immateriële schade heeft geleden. Verzoeker is van zijn vrijheid beroofd en ten onrechte en tegen zijn wil onderworpen aan de toediening van onder andere medicatie en vocht. Namens verzoeker wordt verzocht dat de gemeente dan wel de zorgverlener wordt veroordeeld tot betaling van een billijke schadevergoeding aan hem, door de rechtbank in goede justitie te bepalen. Daarbij verzoekt verzoeker de gemeente te veroordelen in proceskosten.
3.3.
Namens de gemeente Den Haag is tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd verweer gevoerd. De gemeente stelt zich op het standpunt dat de crisismaatregel rechtmatig is genomen. De gemeente meent om die reden dat het verzoek tot schadevergoeding moet worden afgewezen.

4.Beoordeling beroep tegen crisismaatregel

4.1.
Ontvankelijkheid
4.1.1.
Op grond van artikel 7:6 lid 1 Wvggz kan een betrokkene door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoek binnen drie weken na de dag waarop de burgemeester de crisismaatregel heeft genomen, bij de rechter beroep instellen tegen de crisismaatregel.
4.1.2.
Op 19 januari 2025 is door de burgemeester een crisismaatregel genomen ten aanzien van verzoeker. Verzoeker heeft op 6 februari 2025 beroep ingesteld tegen deze crisismaatregel. Het beroep is derhalve tijdig ingediend.
Voor het overige verklaart de rechtbank verzoeker ook ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
4.2. (
Het vermoeden van) een psychotische stoornis
4.2.1.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat er geen sprake was van een psychische stoornis. Verzoeker stelt dat zijn relatie met God en het geloof ten onrechte wordt aangemerkt als een religieuze waan of uitingen van een psychotische stoornis. Daarnaast heeft verzoeker problemen met zijn ex-vrouw en kinderen, een situatie die veel stress oplevert voor verzoeker. Verzoeker erkent dat hij zich in een moeilijke periode van zijn leven begeeft, maar dit houdt volgens verzoeker niet in dat hij psychotisch is of de realiteit niet kent.
4.3.
De rechtbank volgt dit standpunt niet en onderschrijft het standpunt van de gemeente dat uit de medische verklaring voldoende blijkt dat sprake was van een vermoeden op een psychische stoornis. De onafhankelijk psychiater heeft verzoeker onderzocht en gesteld dat er vermoedelijke sprake was van een psychotische stoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis. Op 23 januari 2025 is daarnaast door de rechtbank Amsterdam bij het uitspreken van de voortzetting van de crisismaatregel geoordeeld dat er voor de rechtbank geen aanleiding bestaat te twijfelen aan de bevindingen die volgen uit deze medische verklaring en de toelichting die tijdens de zitting door de psychiater is gegeven. Ook bij de behandeling van de zorgmachtiging, die gelijktijdig met onderhavig verzoek heeft plaatsgevonden, is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat er geen reden bestaat om te twijfelen aan hetgeen door de onafhankelijk psychiater is verklaard in de medische verklaring en de toelichting van de arts tijdens de mondelinge behandeling. De rechtbank verwerpt deze beroepsgrond.
4.4.
Alternatieven
4.4.1.
Verzoeker stelt in de tweede plaats dat er alternatieven aanwezig waren en dat niet is gebleken dat de burgemeester de mogelijkheid van andere – minder ingrijpende middelen – heeft onderzocht. De rechtbank overweegt hierover het volgende. De burgemeester heeft op grond van de medische verklaring de conclusie getrokken dat een crisismaatregel noodzakelijk was en dat er geen alternatief middel toegepast kon worden om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel af te wenden. Dit criteria is, net als het vermoeden op een psychische stoornis, ook beoordeeld in het verzoek tot een voortzetting van de crisismaatregel en het verzoek tot een zorgmachtiging. De rechtbank is verplicht dit criteria te toetsen bij haar beoordeling. Dit is gebeurd. Er is geen aanvullend verweer gevoerd waarom deze beoordelingen ondeugdelijk zijn of moeten worden verworpen. De rechtbank verklaard deze beroepsgrond ongegrond.
4.5.
Conclusie
4.6.
De conclusie van het voorgaande is dat de door de burgemeester genomen crisismaatregel van 19 januari 2025 niet onrechtmatig is geweest. Het beroep van verzoeker wordt dan ook ongegrond verklaard.

5.Beoordeling verzoek tot schadevergoeding

5.1.
Omdat het door verzoeker ingediende beroep ongegrond wordt verklaard, is er naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding voor toekenning van de verzochte schadevergoeding jegens de gemeente. De rechtbank wijst het verzoek om een schadevergoeding dan ook af.

6.Proceskosten

6.1.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

7.Beslissing

De rechtbank:
7.1.
verklaart het beroep tegen de crisismaatregel ongegrond;
7.2.
wijst af het verzoek tot schadevergoeding;
7.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is op 7 maart 2025 gegeven door mr. A.C. Siemons, rechter, in tegenwoordigheid van mr. Z.P. van der Knaap, griffier.