ECLI:NL:RBROT:2025:3177

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
C/10/687964 / JE RK 24-2280, C/10/687977 / JE RK 24-2283 en C/10/687984 / JE RK 24-2285
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met gedeeltelijke gezagsuitoefening

Op 14 februari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaken van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met betrekking tot een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd tot 30 november 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 28 augustus 2025. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd en dat er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de ouders. De kinderrechter heeft ook besloten dat de gecertificeerde instelling gedeeltelijk gezag krijgt over de minderjarige voor medische behandeling en diagnostiek, omdat de ouders niet in staat zijn om hierin adequaat te handelen. De moeder en vader zijn beide betrokken bij de procedure, maar er zijn zorgen over hun samenwerking met de GI. De kinderrechter heeft een bijzondere curator benoemd om de minderjarige te vertegenwoordigen en te ondersteunen in het contact met de GI. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/687964 / JE RK 24-2280, C/10/687977 / JE RK 24-2283 en C/10/687984 / JE RK 24-2285
Datum uitspraak: 14 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Amsterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank onbekend adres,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 26 november 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de briefrapportage met bijlagen van de GI van 17 december 2024, ontvangen op 24 januari 2025;
  • de brief van de GI van 31 januari 2025, ontvangen diezelfde datum;
  • de e-mailberichten en afbeeldingen, door de vader overhandigd ter zitting op 31 januari 2025;
  • de stukken die door de GI zijn overhandigd ter zitting van 31 januari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 31 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder (via een digitale verbinding);
  • de vader;
  • een vertegenwoordiger van de GI, [naam 1] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij [naam instelling] in [plaatsnaam] .
2.3.
Bij beschikking van 26 november 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 28 februari 2025. Bij diezelfde beschikking is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 28 februari 2025. Het overig verzochte is aangehouden.

3.De aangehouden verzoeken

Het aangehouden verzoek met zaaknummer C/10/687964 / JE RK 24-2280
3.1.
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. De GI heeft tevens verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Bij beschikking van 26 november 2024 heeft de kinderrechter de maatregelen al voor de duur van drie maanden verlengd. Er moet nog een beslissing worden genomen over het verlengen van de maatregelen tot 30 november 2025.
Het aangehouden verzoek met zaaknummer C/10/687977 / JE RK 24-2283
3.2.
De GI heeft verzocht te bepalen dat het gezag over bovengenoemde minderjarige gedeeltelijk, namelijk voor zover het betreft de aanmelding voor een onderwijsinstelling, toegekend wordt aan de GI. Bij beschikking van 26 november 2024 heeft de kinderrechter het verzoek in zijn geheel aangehouden.
Het aangehouden verzoek met zaaknummer C/10/687984 / JE RK 24-2285
3.3.
De GI heeft verzocht te bepalen dat het gezag over [minderjarige] gedeeltelijk, namelijk voor zover het betreft de toestemming voor een medische behandeling van de minderjarige, toegekend wordt aan de GI. Bij beschikking van 26 november 2024 heeft de kinderrechter het verzoek in zijn geheel aangehouden.
3.4.
De GI handhaaft de aangehouden verzoeken en licht deze als volgt toe. Het is lastig om voor [minderjarige] een passende plek in de omgeving van Rotterdam te vinden, die aansluit bij zijn problematiek. De GI heeft daarom onderzocht of het mogelijk is om voor [minderjarige] en de vader een geschikte plek in de buurt van Drenthe te vinden, waar zij met hulp van begeleiding samen zouden kunnen wonen. De vader en [minderjarige] hebben daarom - met duidelijke veiligheidsafspraken - tien dagen in een vakantiehuisje verbleven. Het verblijf in het vakantiehuisje had door de houding van de vader een lastige aanloop, maar is desondanks positief verlopen. De vader wil echter niet naar Drenthe verhuizen. Afgelopen week is daarom nogmaals, als een uiterste poging, aan de betrokken instanties verzocht om te kijken of er voor [minderjarige] een plek in Rotterdam kan worden gevonden. Deze kans is gezien de problematiek van [minderjarige] en de bestaande wachtlijsten erg klein. Tegelijkertijd is het voor [minderjarige] niet meer mogelijk om op de groep bij [naam instelling] te blijven, omdat er regelmatig strijd is tussen hem en de andere groepsbewoners. De veiligheid van [minderjarige] op de groep bij [naam instelling] kan op dit moment niet meer worden gegarandeerd. Daarbij zorgen de agressieve houding en bedreigingen van de vader ervoor dat de groepsbewoners zich door het verblijf van [minderjarige] niet meer veilig voelen. Gelet op de bestaande zorgen, heeft de GI besloten om [minderjarige] na het weekend over te plaatsen naar een crisisplek. Hiervandaan kan hij nog wel dezelfde dagbesteding volgen. Het is van belang dat vanuit de crisisplek zo snel mogelijk een passende plek voor [minderjarige] wordt gevonden. Het is hierbij noodzakelijk dat de samenwerking tussen de ouders en de GI verbetert, zodat wordt voorkomen dat de crisissituatie zoals op de groep bij [naam instelling] zich herhaalt. Daarnaast is het van belang dat de samenwerking tussen de ouders en de GI verbetert, zodat behandeling en diagnostiek vanuit Karakter voor [minderjarige] kan plaatsvinden en een passende school voor hem kan worden gezocht. De moeder heeft hier tot op heden nog geen toestemming voor verleend. Zij is voor de GI slecht bereikbaar en komt gemaakte afspraken - anders dan dat zij zelf aangeeft - niet na, waardoor de inzet van hulpverlening en diagnostiek en het vinden van een passende school stagneert. Het klopt dat [minderjarige] gezien zijn leeftijd ook zelf toestemming mag verlenen, maar het is niet verstandig om hem hiermee te belasten. Totdat de samenwerking tussen de ouders en de GI verbetert, is het daarom noodzakelijk dat het gezag gedeeltelijk, namelijk voor zover het de medische behandeling en de aanmelding voor een onderwijsinstelling van [minderjarige] betreft, wordt toegekend aan de GI. Het benoemen van een bijzondere curator voor [minderjarige] , zoals ter zitting door de kinderrechter wordt besproken, zal geen meerwaarde hebben. Desgevraagd geeft de GI aan dat de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) het onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel heeft afgerond en binnenkort een verzoek hierover bij de rechtbank zal indienen.

4.De standpunten

4.1.
De vader brengt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren. De vader is het ermee eens dat voor [minderjarige] behandeling en diagnostiek vanuit Karakter plaatsvindt. Hiervoor heeft hij na de vorige zitting al toestemming verleend. Ook is hij het ermee eens dat voor [minderjarige] een passende school wordt gezocht. Hij heeft echter geen documenten gezien, waarop hij zijn toestemming hiervoor kan verlenen. De vader is het niet eens met de visie van de GI dat de ouders niet mee zouden werken. Hij krijgt veel post niet binnen en kan de e-mailberichten van de GI niet openen. Ook worden de ouders niet op de hoogte gehouden via de groepsapp van de ouders en de GI, waardoor de vader een reeds ingepland gesprek heeft gemist. De vader zou graag een nieuw gesprek inplannen, maar hiervoor heeft hij in verband met zijn werk nog geen tijd gehad. Ook staat hij open voor de inzet van hulpverlening voor zichzelf. Vanochtend stond hiervoor een gesprek gepland, maar dat kwam niet uit met de zitting. De vader maakt zich zorgen om het verblijf van [minderjarige] op de groep bij [naam instelling] . [minderjarige] voelt zich hier niet meer veilig. Daarbij luistert de begeleiding niet naar de adviezen van vader over hoe zij het beste met [minderjarige] om kunnen gaan. Ook is de vader geblokkeerd op de groepstelefoon. Het is beter als [minderjarige] weer bij de vader wordt teruggeplaatst. De vader is daarom bezig om een passende woonplek te vinden. De GI heeft gevraagd of de vader eventueel met [minderjarige] in Drenthe zou willen wonen, maar dat wil hij niet. De vader woont liever in de buurt van Utrecht of Leiden, omdat hij zich anders gaat vervelen. Ook een ondertoezichtstelling van [minderjarige] is niet meer nodig. De GI kan toezicht op hem houden binnen het vrijwillig kader. Mocht de ondertoezichtstelling van [minderjarige] toch worden verlengd, dan wil de vader dat een andere GI bij [minderjarige] betrokken raakt.
4.2.
De moeder brengt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren. De moeder wil dat een andere GI bij [minderjarige] betrokken raakt, nu alles de afgelopen jaren stroef verloopt. Zij vindt het lastig dat het om financiële redenen niet lukt om een passende plek voor [minderjarige] te vinden en dat hij telkens naar een andere plek wordt overgeplaatst. Anders dan de GI aangeeft, werkt de moeder wel mee. Zij heeft een gesprek met de GI gemist, omdat zij het e-mailbericht pas op de ochtend van de afspraak heeft ontvangen. Daarbij is het voor de moeder vanuit haar huidige woonplek in Duitsland lastig om de nodige schriftelijke toestemmingen te verlenen voor [minderjarige] . Zij probeert dit daarom zo veel mogelijk via e-mailberichten te doen. Volgende week zal zij echter naar Nederland gaan om op de school van [minderjarige] het ontwikkelingsperspectief (hierna: het OPP) te ondertekenen. De moeder vraagt zich af waarom de toestemming van de vader niet voldoende is. Hier dient praktischer mee te worden omgegaan. Daarnaast vraagt de moeder zich af waarom [minderjarige] niet bij de vader mag wonen. Indien een bijzondere curator voor [minderjarige] hierbij helpend kan zijn, wil de moeder dit graag een kans geven.

5.De beoordeling

Ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing
5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [minderjarige] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [minderjarige] heeft een zeer belast verleden, doordat een veilige opvoedsituatie bij de ouders ontbrak. [minderjarige] is daarom al langere tijd uit huis geplaatst. [minderjarige] verblijft op dit moment op de groep bij [naam instelling] . Deze plek is voor hem niet passend, omdat hij niet binnen de doelgroep past. Op de groep vertoont hij onveilig gedrag. Daarbij hebben verschillende escalaties plaatsgevonden, waardoor de veiligheid van [minderjarige] op de groep niet meer kan worden gewaarborgd. Het is tot op heden niet gelukt om een andere passende plek voor [minderjarige] te vinden. Daarbij is een terugplaatsing bij de moeder niet aan de orde, omdat er zorgen bestaan over haar opvoedvaardigheden. De GI wil onderzoeken of een (begeleide) thuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader in Drenthe mogelijk is, maar de vader staat hier niet voor open. Ook heeft de vader nog geen andere woning gevonden, waar [minderjarige] op een veilige manier met de vader zou kunnen verblijven. Nu [minderjarige] niet kan blijven op de groep bij [naam instelling] en nog geen passende vervangende plek is gevonden, zal hij binnenkort worden overgeplaatst naar een crisisplek. De kinderrechter vindt het zorgelijk dat [minderjarige] nu wederom wordt overgeplaatst naar een tijdelijke plek. Het is daarom echt van belang dat vanuit deze crisisplek zo snel mogelijk een andere passende plek voor [minderjarige] wordt gezocht, een plek waar [minderjarige] langere tijd kan verblijven. De GI heeft uitgebreid toegelicht dat intensief wordt gezocht naar een vervolgplek. De kinderrechter hoopt dat deze plek op korte termijn wordt gevonden. Wellicht kan de mogelijkheid om [minderjarige] en de vader samen in Drenthe te laten wonen nog verder worden onderzocht. De kinderrechter roept de vader daarom op om hier nogmaals serieus over na te denken. In de tussentijd is het noodzakelijk dat een jeugdbeschermer bij [minderjarige] betrokken blijft, om zijn welzijn en ontwikkeling te monitoren. Ook vindt de kinderrechter het in het belang van [minderjarige] dat de communicatie tussen de ouders en de GI verbetert en dat de ouders voor de GI bereikbaar zijn. Het ligt allereerst op de weg van de ouders om dit te verbeteren en wellicht kan de GI (weer) in overleg met de ouders treden om afspraken te maken over de wijze waarop zij met elkaar communiceren (bijvoorbeeld via Whatsapp). Daarbij lijkt het de kinderrechter verstandig dat de vader hulpverlening voor zichzelf accepteert zodat hij wordt ondersteund bij alles wat er speelt rondom [minderjarige] en dat hij wordt ondersteund in de contacten met de GI. Het is schadelijk voor [minderjarige] dat de vader zich (mogelijk uit wantrouwen of onmacht) steeds dreigend uitlaat naar de GI en de betrokken hulpverlening. De kinderrechter benadrukt dat dit moet stoppen en roept de ouders op de samenwerking met de GI weer op te zoeken.
5.2.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de gronden voor de ondertoezichtstelling. [1] De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de verzochte duur, dus tot 30 november 2025. [2]
5.3.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [3] Omdat voor [minderjarige] nog geen passende plek is gevonden en hij kort na de zitting wordt overgeplaatst naar een crisisplek, ziet de kinderrechter aanleiding om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlengen voor een kortere periode dan is verzocht zodat zij een vinger aan de pols kan houden. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder daarom verlengen voor de duur van zes maanden, dus tot 28 augustus 2025, en het overig verzochte aanhouden tot de hierna te noemen pro forma datum.
5.4.
De GI wordt verzocht om uiterlijk
twee wekenvoor de hierna te noemen pro forma datum de kinderrechter te rapporteren (met afschrift aan de belanghebbenden) over de dan huidige stand van zaken en daarbij aan te geven of het resterende deel van het verzoek dat ziet op de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing al dan niet wordt gehandhaafd.
Gedeeltelijke gezagsuitoefening
5.5.
De kinderrechter kan bij de verlening van de machtiging tot uithuisplaatsing of nadat deze machtiging is verleend, op verzoek bepalen dat het gezag gedeeltelijk wordt uitgeoefend door de GI die het toezicht uitoefent, voor zover dit noodzakelijk is in verband met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. [4] De kinderrechter kan dit doen met betrekking tot (onder meer): de aanmelding van de minderjarige bij een onderwijsinstelling en het geven van toestemming voor een medische behandeling van de minderjarige jonger dan twaalf jaar of van de minderjarige van twaalf jaar of ouder die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen. De duur van de gedeeltelijke uitoefening van het gezag is niet langer dan die van de verleende machtiging tot uithuisplaatsing. [5]
De aanmelding voor een onderwijsinstelling (687977)
5.6.
De kinderrechter stelt vast dat in het schriftelijke verzoek van de GI niet is gespecificeerd waar de verzochte gedeeltelijke gezagsuitoefening concreet op ziet. Uit de briefrapportage van de GI en de toelichting die tijdens de zitting door de GI is gegeven, volgt dat het gaat om het ondertekenen van het OPP van de school van [minderjarige] . Met het ondertekenen van het OPP kan een andere passende school voor [minderjarige] worden gezocht. Enkel de toestemming van de moeder zou volgens de GI nog ontbreken. Tijdens de zitting lijken beide ouders het belang van het vinden van een passende school voor [minderjarige] te onderschrijven. Hoewel de moeder heeft aangegeven dat zij langs zal komen op de school om de stukken fysiek te ondertekenen, heeft dit op het moment van de zitting nog niet plaatsgevonden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI aangegeven dat de toestemming ook per e-mail kan worden gegeven. De kinderrechter constateert daarom dat er ruis bestaat over de wijze waarop de nodige toestemming kan worden gegeven. Daarbij komt dat uit de ter zitting door de GI overgelegde stukken blijkt dat de moeder op 20 november 2024 het volgende e-mailbericht naar [naam 2] heeft verzonden:
“Goedendag naar aanleiding van ons telefoon gesprek dat mij ter kennisgeving over de ontwikkelingsplan over mijn zoon [minderjarige] . Hierbij geef ik aan dat het plan in gang gezet kan worden om weer te beginnen aan school gang. Zo ook de ontwikkelingsplan uitgevoerd kan worden. Gezien ik niet in Nederland woon is dit de snelste manier om mijn toestemming te verlenen.”
De kinderrechter leidt uit deze stukken af dat de moeder wel toestemming heeft verleend voor het OPP en de uitvoering ervan. Op dit moment is de kinderrechter dan ook van oordeel dat de GI niet voldoende heeft onderbouwd dat en waarom de toestemming van de ouders niet is gegeven. Als de reeds gegeven toestemming per e-mail niet voldoende is, had het op de weg van de GI gelegen dit nader te concretiseren, gelet op de verstrekkende gevolgen van de verzochte gedeeltelijke gezagsuitoefening. De kinderrechter zal het verzoek om gedeeltelijke gezagsuitoefening voor de aanmelding van [minderjarige] voor een onderwijsinstelling daarom afwijzen.
Gedeeltelijke gezagsuitoefening voor de medische behandeling (687984)
5.7.
Gelet op de problematiek van [minderjarige] en de zorgen die hieruit voortvloeien, acht de kinderrechter het noodzakelijk dat de behandeling en diagnostiek voor [minderjarige] zo snel mogelijk kan plaatsvinden. De ontwikkeling van [minderjarige] stagneert op alle vlakken en het is daarom van belang dat snel meer inzicht in zijn problematiek komt en dat hij hiervoor de juiste behandeling krijgt. De GI heeft voor het verrichten van diagnostiek en het bieden van behandeling Karakter benaderd. Hoewel beide ouders tijden de zitting hebben aangegeven de noodzaak voor diagnostiek en behandeling voor [minderjarige] in te zien, heeft alleen de vader hiermee schriftelijk ingestemd. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling weliswaar aangegeven in te stemmen met de noodzakelijke medische behandeling, maar uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt echter dat de moeder al een lange periode geen schriftelijke toestemming verleent voor behandeling en diagnostiek bij Karakter. De moeder is voor de GI slecht bereikbaar en komt de gemaakte afspraken niet na.
5.8.
Hoewel [minderjarige] inmiddels ouder dan 12 jaar is, wordt hij gelet op zijn problematiek niet in staat geacht om zelf een weloverwogen beslissing over de noodzakelijke behandeling te nemen. De kinderrechter is daarom van oordeel dat een gedeeltelijke gezagsuitoefening van de GI - voor zover het betreft de toestemming voor behandeling en diagnostiek van [minderjarige] - noodzakelijk is. De kinderrechter overweegt daarbij ook dat de verwachting is dat een minder ingrijpende maatregel, zoals het verlenen van (eenmalige) vervangende toestemming voor de medische behandeling van [minderjarige] , hiertoe te specifiek en daarmee onvoldoende geschikt is. Het is van belang dat niet alleen de diagnostiek van [minderjarige] , maar ook de stappen die daarop volgen, zonder vertraging kunnen worden ingezet. De kinderrechter zal de gedeeltelijke gezagsuitoefening van de GI - voor zover het betreft de toestemming voor behandeling en diagnostiek van [minderjarige] (bij Karakter of een soortgelijke instelling) - daarom verlenen, voor de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] (dus tot 28 augustus 2025).
Benoeming bijzondere curator
5.9.
Wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouders in strijd zijn met die van de minderjarige, kan de rechtbank, indien dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk wordt geacht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator benoemen om de minderjarige terzake, zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen. [6]
5.10.
De kinderrechter is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. Gelet op de zorgen om [minderjarige] , is het van belang dat voor hem zo snel mogelijk passende hulpverlening wordt ingezet en diagnostiek plaatsvindt. Ook is het van belang dat voor [minderjarige] een passende plek wordt gevonden. Zoals hiervoor overwogen stagneert de algehele ontwikkeling van [minderjarige] en is het van groot belang dat hier een positieve verandering in komt. De houding van de ouders richting de GI en de hulpverlening en de invloed die dit heeft op het gedrag van [minderjarige] , zorgen ervoor dat deze processen vertragen en dat [minderjarige] zich door de instanties steeds minder gehoord voelt. De kinderrechter hoopt dat de betrokkenheid van een bijzondere curator voor [minderjarige] hierin verbetering kan brengen.
5.11.
[naam 3] , advocaat, is bereid gevonden om in deze procedure als bijzondere curator op te treden. De kinderrechter zal [naam 3] daarom benoemen tot bijzondere curator voor [minderjarige] , met als opdracht naast [minderjarige] te staan en mee te denken over een passende plek en hulpverlening voor [minderjarige] , hem te ondersteunen in het contact met de GI en de hulpverlening, hem in en buiten rechte te vertegenwoordigen en al het nodige te doen wat in deze in zijn belang is.
5.12.
De benoeming van de bijzondere curator geldt voor de duur van de ondertoezichtstelling (te weten tot 30 november 2025).
5.13.
Om de bijzondere curator de benodigde informatie te verschaffen zullen de stukken waarover de rechtbank beschikt in het belang van de kinderen in handen worden gesteld van de bijzondere curator.
5.14.
De bijzondere curator wordt verzocht om uiterlijk
twee wekenvoor de hierna te noemen pro forma datum de kinderrechter (met afschrift aan de ouders, de GI) een schriftelijke verslaglegging van de bevindingen te overleggen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 30 november 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 28 augustus 2025;
6.3.
belast de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, gedeeltelijk met het gezag over [minderjarige] met betrekking tot het geven van toestemming voor een medische behandeling - voor zover het betreft de toestemming voor behandeling en diagnostiek van [minderjarige] (bij Karakter of een soortgelijke instelling- tot 28 augustus 2025;
6.4.
bepaalt dat de griffie een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het Centraal Gezagsregister, om daarin aantekening te maken van de gewijzigde gezagssituatie;
6.5.
benoemt tot bijzondere curator teneinde [minderjarige] te vertegenwoordigen: [naam 3] , kantoorhoudende te [adres] , tot 30 november 2025;
6.6.
bepaalt dat de griffie een afschrift van de processtukken aan de bijzondere curator zal toesturen;
6.7.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
wijst het verzoek van de GI tot gedeeltelijke gezagsuitoefening voor het de aanmelding van [minderjarige] voor een onderwijsinstelling betreft af;
en alvorens verder te beslissen:
6.9.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 juli 2025 pro forma;
6.10.
bepaalt dat de GI, de ouders en [naam 3] op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.11.
verzoekt de bijzondere curator om uiterlijk
twee wekenvoor de genoemde pro forma datum de kinderrechter (met afschrift aan de ouders en de GI) een schriftelijke verslaglegging van de bevindingen te overleggen;
6.12.
verzoekt de GI om uiterlijk
twee wekenvoor de genoemde pro forma datum de kinderrechter de verzochte rapportage (met afschrift aan de ouders en [naam 3] ) te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2025, in aanwezigheid van mr. L.L.N. Snijder als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
3.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.
4.Op grond van artikel 1:265e, eerste lid, BW.
5.Artikel 1:265e, tweede lid, BW.
6.Artikel 1:250 van het BW.