ECLI:NL:RBROT:2025:3226

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 januari 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
ROT 23/4565
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Beslissing RC
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing van de rechter-commissaris inzake geheimhouding van stukken in bestuursrechtelijke procedure

Op 18 januari 2024 heeft de rechter-commissaris, mr. E.B.J. van Elden, een beslissing genomen in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een onderneming uit [plaatsnaam 1], en de Minister van Economische Zaken en Klimaat als verweerder. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de verweerder van 20 juni 2023, waarin het bezwaar van eiseres tegen een eerder besluit van 1 september 2022 werd afgewezen. Dit eerdere besluit betrof een verzoek van eiseres om handhavend op te treden tegen een vermeende verbondenheid tussen eiseres en een andere partij, aangeduid als [naam partij].

In de procedure heeft verweerder vertrouwelijke stukken ingediend, waarvoor hij op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft verzocht om beperking van de kennisneming. Eiseres en [naam partij] hebben aangegeven dat zij het eens zijn met de vertrouwelijkheid van deze stukken, maar eiseres heeft ook gesteld dat de vertrouwelijkheid haar procesvoering beperkt. De rechter-commissaris heeft de vertrouwelijkheid van de ingediende stukken beoordeeld en geconcludeerd dat er gewichtige redenen zijn om de kennisneming van bepaalde stukken te beperken, omdat openbaarmaking de concurrentiepositie van de betrokken partijen zou kunnen schaden.

De rechter-commissaris heeft bepaald dat de beperking van de kennisneming voor de meeste stukken gerechtvaardigd is, maar dat voor enkele stukken deze beperking niet gerechtvaardigd is. De beslissing houdt in dat de stukken waarvan is beslist dat beperking van de kennisneming niet gerechtvaardigd is, teruggezonden moeten worden aan verweerder, die verplicht is om nieuwe versies van deze stukken aan de rechtbank en betrokken partijen toe te sturen. De beslissing is verzonden aan de betrokken partijen en kan slechts in hoger beroep worden aangevochten gelijktijdig met een eventueel hoger beroep tegen de einduitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/4565
beslissing van de rechter-commissaris als bedoeld in artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de zaak tussen

[eiseres] uit [plaatsnaam 1] , eiseres,

gemachtigde: mr. W.G.B. van de Ven,
en

de Minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder.

Aan de procedure nemen mede als partij deel:

[bedrijf 1] uit [plaatsnaam 2] ,

(hierna: [eiseres] ),
gemachtigde: mr. M.I. Robichon-Lindenkamp
[bedrijf 2]uit [plaatsnaam 3] ,
[bedrijf 3]uit [plaatsnaam 4] ,
[bedrijf 4]uit [plaatsnaam 5] en
[bedrijf 5]uit [plaatsnaam 5] ,
(hierna gezamenlijk: [naam partij] ),
gemachtigde: mr. J.A. Popma.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 20 juni 2023, kenmerk [kenmerk] (hierna: het bestreden besluit). In dit besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 1 september 2022, waarbij haar verzoek om handhavend op te treden tegen de vermeende verbondenheid tussen [eiseres] en [naam partij] is afgewezen, ongegrond verklaard.
Bij brief van 25 augustus 2023 heeft verweerder de op de procedure betrekking hebbende stukken aan de rechtbank gezonden. Ten aanzien van (gedeelten van) enkele stukken heeft verweerder, op grond van artikel 8:29, eerste lid, van de Awb, de bestuursrechter meegedeeld dat uitsluitend hij daarvan kennis zal mogen nemen. Bij brief van 28 november 2023 heeft verweerder aanvullende stukken aan de rechtbank gezonden met daarbij een aanvullend verzoek om toepassing van artikel 8:29 van de Awb.
[eiseres] en [naam partij] zijn aangemerkt als belanghebbenden bij het bestreden besluit.
Eiseres, [eiseres] en [naam partij] hebben op het verzoek van verweerder van 25 augustus 2023 gereageerd. [naam partij] heeft op het verzoek van verweerder van 28 november 2023 gereageerd.

Beoordeling

1. Artikel 8:29 van de Awb luidt als volgt:
1. Partijen die verplicht zijn inlichtingen te geven dan wel stukken over te leggen, kunnen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het geven van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken weigeren of de bestuursrechter mededelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de inlichtingen onderscheidenlijk de stukken.
2. Gewichtige redenen zijn voor een bestuursorgaan in ieder geval niet aanwezig, voor zover ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur de verplichting zou bestaan een verzoek om informatie, vervat in de over te leggen stukken, in te willigen.
3. De bestuursrechter beslist of de in het eerste lid bedoelde weigering onderscheidenlijk de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
4. Indien de bestuursrechter heeft beslist dat de weigering gerechtvaardigd is, vervalt de verplichting.
5. Indien de bestuursrechter heeft beslist dat de beperking van de kennisneming
gerechtvaardigd is, kan hij slechts met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die inlichtingen onderscheidenlijk die stukken uitspraak doen. Indien de toestemming wordt geweigerd, wordt de zaak verwezen naar een andere kamer.
2. Ter beoordeling ligt voor de vraag of er gewichtige redenen zijn om beperking van de kennisneming gerechtvaardigd te achten voor de stukken waarop de mededeling van verweerder als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb betrekking heeft. De beantwoording van deze vraag vergt een afweging van belangen. Enerzijds zijn daarbij aan de orde het belang dat partijen over en weer gelijkelijk beschikken over de voor de beslechting van het geschil relevante informatie, alsmede het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de hem voorgelegde zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Anderzijds speelt hierbij dat openbaarmaking het belang van een partij of van derden onevenredig kan schaden.
3.1
Verweerder heeft de rechtbank, behalve de openbare stukken (de zogenaamde A-stukken), ook een gesloten envelop gezonden met stukken, waarvoor zij vertrouwelijke behandeling verzoekt (de zogenaamde B-stukken). Verweerder heeft op stuksniveau toegelicht waarom deze stukken bedrijfs- en concurrentiegevoelige informatie bevatten.
Eiseres heeft gesteld dat zij in haar procesvoering wordt beperkt, omdat verweerder de informatie waarop het bestreden besluit is gebaseerd grotendeels als vertrouwelijk heeft aangemerkt. Zij stelt ook dat de enkele verwijzing van verweerder naar een of meer weigeringsgronden in de Wet open overheid (hierna: Woo) onvoldoende motivering is voor het 8:29 verzoek. Eiseres laat het aan de rechtbank over of sprake is van gewichtige redenen en geeft op voorhand toestemming om eenzijdig van de B-stukken kennis te nemen.
[eiseres] en [naam partij] delen het standpunt van verweerder dat uitsluitend de rechtbank kennis dient te nemen van de B-stukken. Deze stukken zijn vertrouwelijk aan verweerder verstrekt en bij uitstek concurrentiegevoelig en daarmee bedrijfsvertrouwelijk, mede gelet op de concurrentie met andere radiozenders, waaronder eiseres. De concurrentiepositie van [eiseres] en [naam partij] kan ernstig worden geschaad als de vertrouwelijke informatie met eiseres wordt gedeeld, omdat zij inzage kan krijgen in hun bedrijfsvoering. [naam partij] en [eiseres] verlenen de rechtbank toestemming om alle vertrouwelijke stukken in haar beoordeling te gebruiken.
3.2
Voorts is geconstateerd dat verweerder, per abuis, de vertrouwelijke versie
van het bestuurlijk rechtsoordeel van het Commissariaat voor de Media van 27 september 2016 (stuk 28) heeft aangemerkt als openbaar processtuk. Verweerder heeft dit erkend en de rechtbank verzocht dit stuk uit het procesdossier te verwijderen en eiseres te verzoeken dit ook te doen. Aanvullend heeft verweerder de nieuwe A- en B-versies van dit stuk ingediend, alsook een aantal stukken in aanvulling op het verweerschrift van 3 november 2023. Verweerder heeft ook voor deze stukken verzocht om toepassing van artikel 8:29 van de Awb.
[eiseres] en [naam partij] hebben voor stuk 28 aanvullende vertrouwelijkheidsclaims bij verweerder ingediend en verweerder tevens verzocht om het verweerschrift van
3 november 2023 in te trekken, omdat daarin ook vertrouwelijke passages zouden staan. Deze claims zijn door verweerder niet meegenomen in het aanvullende geheimhoudings-verzoek omdat volgens verweerder gewichtige redenen daartoe ontbreken.
[naam partij] heeft te kennen gegeven zich ten aanzien van de door verweerder niet als bedrijfsvertrouwelijk aangemerkte passages in stuk 28 aan het oordeel van de rechtbank te refereren.
4.1
De rechter-commissaris heeft kennis genomen van het dossier, de vertrouwelijke versie van de gedingstukken en de daarbij gegeven motiveringen en zal eerst voor de overzichtelijkheid aanduiden voor welke stukken moet worden beoordeeld of sprake is van gewichtige redenen die de beperking van de kennisneming ervan gerechtvaardigd achten. Het betreft
a. a) de B-stukken en de daarbij behorende vertrouwelijke inventarislijst van 25 augustus 2023;
b) de aanvullende B-stukken, de daarbij behorende vertrouwelijke inventarislijst en (de toelichting op) het aanvullende geheimhoudingsverzoek van 28 november 2023; en
c) het bestuurlijk rechtsoordeel van 27 september 2016 (stuk A28).
a.
a) de B-stukken en inventarislijst van 25 augustus 2023
4.2
De rechter-commissaris acht beperkte kennisneming van deze stukken (op de inventarislijst, onder primaire processtukken: 3a t/m 3e, 10 a en b, 16, 17 21, 22, 22a t/m 22c en onder financiële stukken: 23, 25 t/m 33, 36 t/m 39 en 42 t/m 71) gerechtvaardigd, ook voor zover het gaat om de stukken die ouder zijn dan vijf jaar. Het tijdsverloop doet in dit geval niet af aan het bedrijfsvertrouwelijke karakter, omdat een deel van de informatie nog steeds inzage kan geven in bedrijfsprocessen. Voor het overige bevatten de stukken hoofdzakelijk bedrijfs- en fabricagegegevens of anderszins concurrentiegevoelige gegevens van [eiseres] en [naam partij] . Hieruit kunnen bij openbaarmaking wetenswaardigheden worden afgeleid die inzicht kunnen bieden in de marktstrategieën, de inrichting van de organisatie en de bedrijfsprocessen. Deze informatie is vertrouwelijk meegedeeld aan verweerder met het oog op de beoordeling van het handhavingsverzoek van eiseres. Het zou [eiseres] en [naam partij] onevenredig kunnen schaden als die informatie bij eiseres komen te liggen. De vertrouwelijkheid van deze stukken dient daarom te worden geëerbiedigd. Ook zonder inzage in deze vertrouwelijke stukken is eiseres voldoende in staat haar belangen te bepleiten. Verweerder heeft er bovendien belang bij ook in de toekomst de informatie, waaronder concurrentiegevoelige gegevens, aangeleverd te krijgen die hij voor een goede uitoefening van zijn taken nodig heeft. Partijen zijn verplicht om deze gegevens te verstrekken en mogen er op vertrouwen dat uiterst zorgvuldig met de verstrekte informatie om wordt gegaan. Het schenden van toegezegde vertrouwelijkheid in het kader van het verstrekken van die informatie zou aan die bereidheid en het vertrouwen afbreuk kunnen doen. De rechter-commissaris acht het geheimhoudingsverzoek van verweerder in zoverre voldoende gemotiveerd, temeer omdat verweerder op stuksniveau heeft uitgelegd waarom er sprake is van gewichtige redenen in de zin van artikel 8:29 Awb en niet, zoals eiseres stelt, enkel verwijst naar de weigeringsgronden uit de Woo.
b) de aanvullende B- stukken, inventarislijst en (de toelichting op) het geheimhoudings-verzoek van 28 november 2023
4.3.1
De rechter-commissaris acht beperkte kennisneming van de aanvullende B-stukken (op de inventarislijst: 28, 72, 74, 75, 79 t/m 82) ook gerechtvaardigd , nu deze stukken bedrijfsvertrouwelijke gegevens van [eiseres] en [naam partij] , maar ook van andere marktpartijen bevatten. De vertrouwelijkheid van deze stukken dient te worden geëerbiedigd, omdat openbaarmaking ervan tot een onevenredig nadeel voor de verstrekkers van de gegevens zal kunnen leiden. Ook zonder inzage in deze stukken is eiseres voldoende in staat haar belangen te bepleiten.
4.3.2
Hetgeen verweerder ter motivering van zijn geheimhoudingsverzoek betreffende de inventarislijst en de toelichting op dit verzoek heeft aangevoerd, is echter onvoldoende om een beperking van de kennisneming ervan gerechtvaardigd te achten. Deze stukken worden daarom aan verweerder teruggestuurd. Verweerder is verplicht deze stukken in te sturen en dient per ommegaande een nieuwe versie van deze stukken aan de rechtbank en betrokken partijen toe te sturen. Stuurt verweerder een of meer stukken niet in, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekkingen maken die haar geraden voorkomen.
c) het bestuurlijk rechtsoordeel van 27 september 2016
4.4
De rechter-commissaris acht beperkte kennisneming van dit stuk gerechtvaardigd. Het tijdsverloop sinds 2016 doet niet af aan het bedrijfsvertrouwelijke karakter ervan. De door verweerder weggelakte passages (met randnummers 34, 39, 42, 50, 56, 79 en 93) bevatten namelijk nog steeds actuele bedrijfsvertrouwelijke en financiële informatie.
Voor de aanvullende vertrouwelijkheidclaims van [eiseres] en [naam partij] (randnummers 78, 106, 110, 111 en 114) bestaan onvoldoende gewichtige redenen om de beperking van de kennisneming hiervan gerechtvaardigd te achten. Gebleken is namelijk dat een deel van deze informatie al openbaar is en hierin verder geen concrete informatie wordt vrijgegeven over cijfers, percentages of contractuele afspraken. Gelet hierop is er ook geen aanleiding voor verweerder om het verweerschrift van 3 november 2023 in te trekken.
5. Met overeenkomstige toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Awb zal de rechter-commissaris voorts bepalen dat voor partijen geldt dat zij de stukken die zij in deze procedure hebben ontvangen waarin vertrouwelijke informatie voor een deel abusievelijk niet afgeschermd is (geweest), niet mogen delen met anderen of openbaren.

Beslissing

De rechter-commissaris:
  • beslist dat beperking van de kennisneming van de stukken genoemd onder paragraaf 4.3.2 niet gerechtvaardigd is;
  • beslist dat beperking van de kennisneming voor het overige gerechtvaardigd is;
  • bepaalt dat de gedingstukken waarvan is beslist dat beperking van de kennisneming niet gerechtvaardigd is, worden teruggezonden aan verweerder;
  • bepaalt dat verweerder per ommegaande een nieuwe versie van die stukken aan de rechtbank en betrokken partijen toestuurt.
Aldus gegeven op 18 januari 2024 door mr. E.B.J. van Elden, rechter-commissaris, in aanwezigheid van drs. I.L. Cardoso, griffier.
De rechter-commissaris en de griffier zijn verhinderd de beslissing te ondertekenen.
griffier rechter-commissaris
Een afschrift van deze beslissing is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze beslissing kan slechts tegelijkertijd met het eventuele hoger beroep tegen de einduitspraak van de rechtbank hoger beroep worden ingesteld.