ECLI:NL:RBROT:2025:3272

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
C/10/695045 / KG ZA 25-172
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over geldvordering wegens niet-betaalde facturen voor geleverde fruit

In deze zaak, die op 11 maart 2025 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert de rechtspersoon naar vreemd recht FRUITS CMR, S.A., gevestigd te El Prat De Llobregat, Spanje, betaling van een voorschot van € 95.000 van de besloten vennootschap DAVIS EUROPE B.V., gevestigd te Ridderkerk. Eiseres heeft fruit verkocht aan gedaagde, maar gedaagde heeft de facturen niet voldaan, wat wordt toegeschreven aan financiële problemen die zijn ontstaan door de coronacrisis. De mondelinge behandeling vond plaats op 4 maart 2025, waarbij gedaagde in persoon verscheen. Eiseres stelt dat zij het geld dringend nodig heeft voor noodzakelijke betalingen, terwijl gedaagde erkent dat de vordering bestaat, maar zich in een situatie van betalingsonmacht bevindt. De rechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de spoedeisendheid van de vordering en de belangen van beide partijen. Uiteindelijk heeft de rechter geoordeeld dat de vordering van eiseres toewijsbaar is, gezien het erkende bestaan van de vordering en het spoedeisende belang van eiseres. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag en de proceskosten, die zijn begroot op € 4.036,04. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiseres het vonnis kan ten uitvoer leggen, ook als gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/695045 / KG ZA 25-172
Vonnis in kort geding van 11 maart 2025
in de zaak van
de rechtspersoon naar vreemd recht
FRUITS CMR, S.A.,
gevestigd te El Prat De Llobregat, Spanje,
eiseres,
advocaat mr. J.A.A. van de Ven te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DAVIS EUROPE B.V.,
gevestigd te Ridderkerk,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna eiseres en gedaagde genoemd worden.

1.Waar gaat de zaak over?

Eiseres heeft fruit verkocht aan gedaagde en vordert betaling daarvan. Gedaagde heeft financiële problemen.

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
- de dagvaarding, met 5 producties.
De mondelinge behandeling was op 4 maart 2025.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
Eiseres heeft fruit verkocht en geleverd aan gedaagde. Gedaagde heeft, ook na sommatie, de facturen voor het gekochte fruit niet voldaan.
3.2.
Eiseres vordert, deels samengevat, betaling van een voorschot van € 95.000, vermeerderd met proceskosten inclusief nakosten alsmede “
de wettelijke rente (bij handelstransacties)” over deze kosten.
3.3.
Het verweer van gedaagde is: het klopt dat wij fruit gekocht hebben van eiseres en dat wij dat niet betaald hebben. Dat komt niet door betalingsonwil maar door betalingsonmacht. Wij zijn in de financiële problemen geraakt, mede door de coronacrisis. Wij leverden veel fruit aan de horeca en die was dicht tijdens de coronacrisis. Ook is sprake van tegenslag in de persoonlijke sfeer. Ons bedrijf gaat vanwege de financiële problemen binnenkort zijn activiteiten beëindigen. Wij zijn bereid het gesprek aan te gaan met eiseres om te kijken of wij de rekening misschien deels wel kunnen betalen.
3.4.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
3.5.
De vordering zal worden toegewezen. Gedaagde erkent de vordering, dus het bestaan van de vordering is buiten twijfel. Het is ook aannemelijk dat eiseres het geld dringend nodig heeft voor noodzakelijke betalingen die op korte termijn gedaan moeten worden, zoals zij stelt. Gedaagde weerspreekt dat ook niet. Eiseres heeft dus een spoedeisend belang. Nu de vordering is erkend is ook niet aannemelijk dat gedaagde zal proberen om in een bodemprocedure haar geld terug te krijgen en zeker niet dat gedaagde zo’n procedure zou kunnen winnen. Dan maakt niet zoveel meer uit of eiseres het geld dan nog wel zou kunnen terugbetalen.
proceskosten
3.6.
Gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van eiseres worden begroot op:
- dagvaarding € 148,04
- griffierecht € 2.995,00
- salaris advocaat € 715,00 (tarief eenvoudig kort geding)
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 4.036,04
3.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing. Voor zover eiseres met haar vordering bedoelt om (hogere) wettelijke
handelsrentete vorderen over de proceskosten in plaats van de (lagere) ‘gewone’ wettelijke rente, wordt dat afgewezen. Wettelijke handelsrente is verschuldigd bij te late betaling ingeval van een handelsovereenkomst. Een proceskostenveroordeling is geen handelsovereenkomst.
uitvoerbaar bij voorraad
3.8.
Het vonnis zal, zoals gevorderd en niet weersproken, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Dat wil zeggen dat eiseres het vonnis ten uitvoer mag leggen ook als gedaagde daartegen hoger beroep aantekent.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt gedaagde tot betaling van een voorschot ten bedrage van € 95.000 (zegge: vijf en negentig duizend euro),
4.2.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten van € 4.036,04 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als gedaagde niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet gedaagde € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
4.3.
veroordeelt gedaagde in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan
4.4.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.
[2517/106]