ECLI:NL:RBROT:2025:3368

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
11509529 VV EXPL 25-49
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur en ontruiming in kort geding wegens illegale seksinrichting

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 maart 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Woningstichting Samenwerking Vlaardingen (WSV) en Stichting Nieuw Vaarwater, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [persoon A]. WSV heeft de huurovereenkomst met [persoon A] buitengerechtelijk ontbonden, omdat de woning van [persoon A] was gesloten door de burgemeester van Vlaardingen wegens het aantreffen van een illegale seksinrichting. WSV vorderde in kort geding dat de bewindvoerder q.q. de woning binnen drie dagen zou ontruimen.

De bewindvoerder q.q. betwistte de spoedeisendheid van de zaak en stelde dat er geen sprake was van een illegale seksinrichting. De kantonrechter oordeelde echter dat WSV voldoende aannemelijk had gemaakt dat de woning was gebruikt voor illegale prostitutie en dat de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst niet onaanvaardbaar was. De kantonrechter wees de vordering van WSV toe en veroordeelde de bewindvoerder q.q. om de woning te ontruimen binnen drie dagen na betekening van het vonnis. Tevens werden de proceskosten aan de zijde van WSV begroot op € 961,04, te betalen door de bewindvoerder q.q.

De kantonrechter benadrukte dat het belang van WSV bij een snelle ontruiming zwaarder weegt dan het belang van [persoon A] bij het behoud van de woning, gezien de ernst van de illegale activiteiten die in de woning plaatsvonden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11509529 VV EXPL 25-49
datum uitspraak: 5 maart 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Woningstichting Samenwerking Vlaardingen,
vestigingsplaats: Vlaardingen,
eiseres,
gemachtigde: mr. Y.F. Rijswijk,
tegen
Stichting Nieuw Vaarwater, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [persoon A],
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J. Verheij.
Eiseres wordt hierna ‘WSV’ genoemd. Gedaagde wordt hierna ‘de bewindvoerder q.q.’ of ‘ [persoon A] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 31 januari 2025, met bijlagen;
  • de e-mail van de bewindvoerder q.q., met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van de bewindvoerder q.q..
1.2.
Op 24 februari 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was namens WSV aanwezig de heer [persoon B] (medewerker sociaal beheer), bijgestaan door mr. Y.F. Rijswijk. Namens de bewindvoerder q.q. waren mevrouw [persoon C] en mevrouw [persoon D] aanwezig, tezamen met [persoon A] . Zij werden bijgestaan door mr. J. Verheij.

2.De beoordeling

Wat is de kern van de zaak?
2.1.
[persoon A] , die vanaf 17 september 2022 onder bewind staat, huurt sinds 14 februari 2023 van WSV de woning aan de [adres] in Vlaardingen. Op 15 november 2024 hebben toezichthouders van de gemeente Vlaardingen, samen met enkele politieagenten, een controle uitgevoerd in de woning van [persoon A] . Bij besluit van 4 december 2024 heeft de burgemeester van Vlaardingen de woning voor de duur van drie maanden gesloten op basis van artikel 125 van de Gemeentewet in samenhang met artikel 3.9a, aanhef onder a jo. artikel 3.3 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: ‘de APV’), wegens het aantreffen van een illegale seksinrichting in de woning. WSV heeft op 7 januari 2025 de huurovereenkomst met [persoon A] buitengerechtelijk ontbonden. Volgens WSV houdt [persoon A] de woning sindsdien zonder recht of titel, dus onrechtmatig, onder zich. Daarom eist WSV in dit kort geding dat de bewindvoerder q.q. wordt veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen.
2.2.
De bewindvoerder q.q. is het niet eens met de eis van WSV en stelt dat er geen sprake is van een spoedeisend belang bij dit kort geding. Zij voert aan dat [persoon A] de woning niet als seksinrichting heeft gebruikt en dat geen sprake is geweest van verstoring van de openbare orde of negatieve beïnvloeding van de leefbaarheid in de omgeving. Volgens de bewindvoerder q.q. heeft [persoon A] alleen een vriendin willen helpen door haar een slaapplaats in zijn woning aan te bieden en heeft er geen prostitutie plaatsgevonden. Ook stelt de bewindvoerder q.q. dat [persoon A] nooit klachten heeft ontvangen. De bewindvoerder q.q. voert aan dat het gebruik van de bevoegdheid tot buitengerechtelijke ontbinding door WSV naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en dat er geen sprake is van een zodanige tekortkoming, dat deze de ontruiming van de woning rechtvaardigt. Volgens de bewindvoerder q.q. zal het negatieve gevolgen hebben voor het lopende schuldentraject, als [persoon A] nu zijn woning verliest.
2.3.
De kantonrechter wijst de eis van WSV toe. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
Het kort geding
2.4.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat WSV heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor de bewindvoerder q.q. als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
WSV was bevoegd om de huurovereenkomst met [persoon A] buitengerechtelijk te ontbinden
2.5.
De wetgever heeft met artikel 7:231 lid 2 BW beoogd om in gevallen waar de woning op grond van een besluit van de burgemeester is gesloten, de verhuurder de mogelijkheid te bieden zo spoedig mogelijk de huurovereenkomst te beëindigen en een nieuwe huurder te vinden. Vaststaat dat de burgemeester de woning heeft gesloten op grond van de APV van de gemeente Vlaardingen, in het bijzonder artikel 3.3, op basis waarvan het verboden is zonder geldige vergunning een seksbedrijf te exploiteren. De burgemeester heeft zijn besluit er mede op gebaseerd dat door de geconstateerde feiten en omstandigheden de openbare orde ernstig is geschaad. Daarmee is voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het hier een sluiting betreft als bedoeld in artikel 7:231 lid 2 BW, hetgeen in beginsel een grond oplevert om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden.
2.6.
Anders dan de bewindvoerder q.q. kennelijk meent, doet het feit dat er inmiddels een bestuursrechtelijke bezwaarprocedure bij de gemeente Vlaardingen loopt tegen het besluit van de burgemeester - en het sluitingsbesluit van de burgemeester dus nog niet onherroepelijk is - aan het bovenstaande niet af. De feitelijke sluiting van de woning is al voldoende voor het ontstaan van de bevoegdheid om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Zoals hiervoor al is overwogen is met artikel 7:231 lid 2 BW is beoogd de verhuurder de mogelijkheid te geven zo snel mogelijk - en niet pas na het starten van een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst - de huurovereenkomst te beëindigen. Met dat doel strookt niet dat de verhuurder de huurovereenkomst pas buitengerechtelijk zou kunnen ontbinden wanneer het besluit tot sluiting onherroepelijk is geworden. Het ligt dan ook in de lijn der verwachting dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat WSV naar aanleiding van het besluit van de burgemeester heeft mogen overgaan tot de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst.
2.7.
WSV stelt dat [persoon A] vanwege de buitengerechtelijke ontbinding de woning zonder recht of titel, dus onrechtmatig, onder zich houdt. Gelet daarop en op hetgeen hiervoor bij r.o. 2.6 is overwogen is voldoende gebleken dat WSV een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevraagde voorziening, die is gericht op beëindiging van die onrechtmatige situatie.
De buitengerechtelijke ontbinding is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar
2.8.
Door de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden heeft WSV gebruik gemaakt van een bevoegdheid die de wet haar geeft, maar dit betekent niet zonder meer dat de gevorderde ontruiming op deze grond moet worden toegewezen. De kantonrechter moet in dit verband beoordelen of het beroep van WSV op artikel 7:231 lid 2 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid als onaanvaardbaar moet worden aangemerkt. Bij deze toetsing moet de kantonrechter alle relevante omstandigheden in aanmerking nemen en de belangen van partijen afwegen.
2.9.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft WSV door het overleggen van het besluit van de burgemeester en de daaraan ten grondslag liggende bestuurlijke rapportage van de gemeente Vlaardingen van 2 december 2024 voldoende aannemelijk gemaakt dat de woning van [persoon A] is gebruikt als onvergunde seksinrichting. Daaruit kan immers worden afgeleid dat er in de periode vanaf september tot en met 15 november 2024 liefst 15 meldingen zijn ontvangen over de aanwezigheid van een illegale vrouwelijke sekswerker. Uit de rapportage blijkt daarnaast dat gemeentelijke toezichthouders [persoon A] op 15 november 2024 in zijn woning hebben aangetroffen in aanwezigheid van ‘ [schuilnaam sekswerker] ’, die bij de toezichthouders ambtshalve bekend staat als (illegale) sekswerker. Bovendien is in de rapportage opgenomen dat ten tijde van de controle op 15 november 2024 in de directe nabijheid van de woning een man staande is gehouden, die desgevraagd mededeelde een seksafspraak met [schuilnaam sekswerker] te hebben in de woning. Daarbij toonde deze man een advertentie op de website www.kinky.nl, waaruit volgde dat [schuilnaam sekswerker] vanuit de woning van [persoon A] tegen betaling seksuele diensten aanbood.
2.10.
De enkele betwisting door de bewindvoerder q.q. dat [persoon A] zijn woning als illegale seksinrichting heeft gebruikt is in het licht van de met stukken onderbouwde en gemotiveerde stellingen van WSV onvoldoende. Dat [persoon A] slechts een slaapplek aan [schuilnaam sekswerker] zou hebben aangeboden en nooit iets zou hebben gemerkt van illegale prostitutie acht de kantonrechter zeer onaannemelijk, gelet op het feit dat niet betwist is dat [persoon A] samen met [schuilnaam sekswerker] in de woning is aangetroffen op het moment dat zij een klant zou ontvangen voor een seksafspraak. Bovendien is het volstrekt ongeloofwaardig dat, er van uitgaande dat [persoon A] de woning in de periode van september tot en met november 2024 daadwerkelijk zelf bewoonde, de illegale activiteiten volledig zouden hebben plaatsgevonden zonder dat [persoon A] daar enige weet van had. Daarbij is ook in aanmerking genomen dat [persoon A] zelf wisselend heeft verklaard over zijn relatie tot [schuilnaam sekswerker] . Hoewel ter zitting namens [persoon A] aanvankelijk is aangevoerd dat [schuilnaam sekswerker] een ‘goede vriendin’ was, heeft [persoon A] vervolgens verklaard dat hij haar juist helemaal niet kende en dat zij slechts ‘per toeval’ in contact met [persoon A] is gekomen. Nog afgezien daarvan geldt dat, zelfs als [persoon A] niets zou hebben geweten van de illegale prostitutie in zijn woning en [schuilnaam sekswerker] slechts als ‘logee’ in zijn woning zou hebben toegelaten, hij ook dan als huurder verantwoordelijk blijft voor hetgeen zich in zijn woning afspeelt.
2.11.
De bewindvoerder q.q. heeft aangevoerd dat, als [persoon A] daadwerkelijk zijn woning moet verlaten, het risico bestaat dat [persoon A] zijn inkomen verliest en het lopende schuldentraject zal worden beëindigd. Daartegenover staat dat WSV er een zwaarwegend belang bij heeft om op te treden tegen prostitutie vanuit haar woningen. Dit heeft immers in het algemeen een negatief effect op de woonomgeving. Dat geldt in dit geval nog meer omdat uit de bestuurlijke rapportage kan worden afgeleid dat er uit de omgeving meldingen zijn ontvangen, die inhouden dat er veel aanloop van en naar de woning is, waaronder van drugsdealers. In dat verband heeft WSV aangevoerd dat zij een zerotolerancebeleid hanteert ten aanzien van de aanpak van illegale activiteiten in de door haar verhuurde woningen en dat zij op dat gebied, ook aan de buurt, een snel en krachtig signaal wil afgeven. [persoon A] had in de gegeven omstandigheden kunnen en moeten weten dat hij, door dergelijke activiteiten in zijn woning toe te staan, mogelijk zijn woning zou verliezen. Het belang van [persoon A] bij het behoud van de woning weegt niet zo zwaar dat de belangen die WSV vertegenwoordigt daarvoor moeten wijken.
2.12.
Al met al kan op grond van de door de bewindvoerder q.q. aangevoerde omstandigheden naar het oordeel van de kantonrechter niet worden geconcludeerd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat WSV de huurovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden.
De bewindvoerder q.q. moet de woning ontruimen
2.13.
Gelet op het bovenstaande concludeert de kantonrechter dat het aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat WSV op goede gronden de huurovereenkomst heeft ontbonden, zodat het gerechtvaardigd is daarop in dit kort geding vooruit te lopen. Dat betekent dat de eis van WSV wordt toegewezen en de bewindvoerder q.q. wordt veroordeeld de woning te ontruimen. De ontruimingstermijn wordt bepaald op drie dagen na betekening van dit vonnis, zoals ook door WSV is gevorderd.
De bewindvoerder q.q. moet de proceskosten betalen
2.14.
De proceskosten komen voor rekening van de bewindvoerder q.q., omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die de bewindvoerder q.q. aan WSV moet betalen op € 148,04 aan dagvaardingskosten, € 135,- aan griffierecht,
€ 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 961,04. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.15.
WSV heeft belang bij een ontruiming van de woning op korte termijn, welk belang zou kunnen worden geschaad als een hoger beroep (met schorsende werking) van dit vonnis zou worden ingesteld. Het belang van de bewindvoerder q.q. bij eventuele schorsende werking is hiertegenover beperkt, gelet op de situatie dat de huurovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden en [persoon A] geen recht of titel heeft om in de woning te verblijven. Om die reden wordt dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de bewindvoerder q.q. om binnen drie dagen na de datum waarop dit vonnis is betekend de woning aan de [adres] in Vlaardingen te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [persoon A] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van WSV te stellen;
3.2.
veroordeelt de bewindvoerder q.q. in de proceskosten, die aan de kant van WSV worden begroot op € 961,04 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
44487