Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 11 juni 2024, met bijlagen;
- het antwoord, met bijlagen;
- de repliek, met bijlagen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder en verhuurder. De huurder, aangeduid als [gedaagde], huurde sinds 1 november 2020 een woning van de verhuurder, aangeduid als [eiser]. De huurovereenkomst werd door de huurder opgezegd per 1 februari 2024. De verhuurder stelt dat de huurder de woning niet correct heeft opgeleverd, wat heeft geleid tot schade. Daarnaast heeft de huurder een huurachterstand van drie maanden en zijn er onbetaalde servicekosten. De verhuurder vordert een totaalbedrag van € 5.755,06 van de huurder.
De kantonrechter heeft de vordering van de verhuurder toegewezen. De huurder moet de schadevergoeding van € 1.041,81 betalen, omdat de huurder niet heeft betwist dat de woning niet correct is opgeleverd. Ook moet de huurder de huurachterstand van € 3.117,15 betalen, aangezien de huurder de huur over de maanden oktober 2023, december 2023 en januari 2024 niet heeft voldaan. De kantonrechter oordeelt dat de huurder niet achteraf de huurprijs kan wijzigen, ondanks de beweringen over gebreken aan de woning.
Verder moet de huurder de servicekosten van € 1.596,10 betalen, omdat de verhuurder voldoende bewijs heeft geleverd dat de servicekosten hoger zijn dan het maandelijks verschuldigde voorschot. Daarnaast zijn er incassokosten van € 675,19 toegewezen, evenals rente van € 204,27. De proceskosten zijn begroot op € 1.198,39, die ook voor rekening van de huurder komen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de verhuurder het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, zelfs als de huurder in hoger beroep gaat.