ECLI:NL:RBROT:2025:3398

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
11163726 CV EXPL 24-15267
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake huurovereenkomst en schadevergoeding door niet correcte oplevering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder en verhuurder. De huurder, aangeduid als [gedaagde], huurde sinds 1 november 2020 een woning van de verhuurder, aangeduid als [eiser]. De huurovereenkomst werd door de huurder opgezegd per 1 februari 2024. De verhuurder stelt dat de huurder de woning niet correct heeft opgeleverd, wat heeft geleid tot schade. Daarnaast heeft de huurder een huurachterstand van drie maanden en zijn er onbetaalde servicekosten. De verhuurder vordert een totaalbedrag van € 5.755,06 van de huurder.

De kantonrechter heeft de vordering van de verhuurder toegewezen. De huurder moet de schadevergoeding van € 1.041,81 betalen, omdat de huurder niet heeft betwist dat de woning niet correct is opgeleverd. Ook moet de huurder de huurachterstand van € 3.117,15 betalen, aangezien de huurder de huur over de maanden oktober 2023, december 2023 en januari 2024 niet heeft voldaan. De kantonrechter oordeelt dat de huurder niet achteraf de huurprijs kan wijzigen, ondanks de beweringen over gebreken aan de woning.

Verder moet de huurder de servicekosten van € 1.596,10 betalen, omdat de verhuurder voldoende bewijs heeft geleverd dat de servicekosten hoger zijn dan het maandelijks verschuldigde voorschot. Daarnaast zijn er incassokosten van € 675,19 toegewezen, evenals rente van € 204,27. De proceskosten zijn begroot op € 1.198,39, die ook voor rekening van de huurder komen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de verhuurder het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, zelfs als de huurder in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11163726 CV EXPL 24-15267
datum uitspraak: 7 maart 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats 1],
eiser,
gemachtigde: Armaere Incassospecialisten & Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats 2],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 11 juni 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de repliek, met bijlagen.
1.2.
[gedaagde] heeft, hoewel zij daartoe in de gelegenheid is gesteld, niet gereageerd op de repliek en heeft ook niet om verdere aanhouding verzocht.

2.De beoordeling

Wat is er gebeurd?
2.1.
[gedaagde] huurt sinds 1 november 2020 een woning aan [adres] van [eiser]. [gedaagde] heeft de huurovereenkomst per 1 februari 2024 opgezegd. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] de woning niet correct opgeleverd en heeft hij daardoor schade geleden. Ook heeft [gedaagde] een huurachterstand van drie maanden en heeft zij twee afrekeningen servicekosten onbetaald gelaten. [eiser] eist daarom dat [gedaagde] hem een bedrag van € 5.755,06 betaalt. [gedaagde] is het daar niet mee eens en stelt dat er sprake was van een te hoge huurprijs, gebreken aan de woning en dat de servicekosten niet juist zijn onderbouwd.
2.2.
De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] toe. Dit betekent dat [gedaagde] de schadevergoeding, de huurachterstand en de servicekosten moet betalen met bijkomende kosten. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde] moet de schadevergoeding van € 1.041,81 betalen
2.3.
In de tussen partijen gesloten huurovereenkomst staat dat [gedaagde] moet meewerken aan de oplevering en dat de woning in correcte staat moet worden opgeleverd. [eiser] stelt dat [gedaagde] niet bij de oplevering wenste te zijn en de sleutels heeft opgestuurd. [gedaagde] heeft dit niet betwist. Uit de stukken blijkt dat de woning niet overeenkomstig de in de huurovereenkomst is afgesproken wijze is opgeleverd en [gedaagde] heeft niet betwist dat [eiser] € 1.041,81 aan kosten heeft moeten maken, dus dit bedrag zal worden toegewezen.
[gedaagde] moet de huurachterstand van € 3.117,15 betalen
2.4.
Partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] iedere maand bij vooruitbetaling de huursom aan [eiser] moest betalen. Vast staat dat [gedaagde] de huur over de maanden oktober 2023, december 2023 en januari 2024 niet heeft betaald. Zij voert wel aan dat zij teveel huurt betaalde voor de woning en dat de woning gebreken vertoonde. De huur is geëindigd in januari 2024. [gedaagde] kan op deze wijze achteraf de huurprijs niet wijzigen. Zij moet dan ook de € 3.117,15 aan huur betalen.
[gedaagde] moet de servicekosten van € 1.596,10‬ betalen
2.5.
In de huurovereenkomst is opgenomen dat [gedaagde] maandelijks een voorschot van € 100,00 aan kosten nutsvoorzieningen en servicekosten moet betalen. Indien de jaarlijkse eindafrekening hoger uitvalt dan het voorschot moet [gedaagde] bijbetalen. Indien de eindafrekening lager uitvalt krijgt [gedaagde] geld terug. [gedaagde] betwist de hoogte van de servicekosten en voert aan dat de servicekosten niet duidelijk zijn gespecificeerd. [eiser] heeft met het inbrengen van een specificatie van de facturen de servicekosten voldoende onderbouwd dat, en hoeveel, de servicekosten hoger uitvielen dan het maandelijks verschuldigde voorschot. [gedaagde] moet dan ook de facturen servicekosten aan [eiser] betalen.
[gedaagde] moet incassokosten van € 675,19 betalen
2.6.
De incassokosten van € 675,19 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet rente van € 204,27 betalen
2.7.
De rente van € 204,27 wordt toegewezen, omdat [eiser] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eiser] moet betalen op € 137,39 aan dagvaardingskosten, € 248,00 aan griffierecht, € 678‬,00 aan salaris voor de gemachtigde (2punten x € 339,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.198,39. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser] dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 5.209,52‬ met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 4.330,06 vanaf 11 juni 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 1.198,39 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken.
64039