ECLI:NL:RBROT:2025:3404

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
11183046 CV EXPL 24-16647
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over servicekosten en aanwezigheid huismeester in wooncomplex Siloam

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen een verhuurder en een huurder over de servicekosten die de huurder verschuldigd is voor het jaar 2020. De huurder, die een woning huurt in het wooncomplex Siloam, heeft de Huurcommissie verzocht om uitspraak te doen over de afrekening van de servicekosten. De Huurcommissie heeft op 30 april 2024 geoordeeld dat de post 'huismeester' op nihil moet worden gesteld, omdat er geen urenverantwoording en functieomschrijving van de huismeester beschikbaar was. De verhuurder is het niet eens met deze uitspraak en vraagt de kantonrechter om te beoordelen welk bedrag hij in rekening mocht brengen bij de huurder. De verhuurder stelt dat het totaalbedrag aan servicekosten € 1.004,43 bedraagt, met een specifieke post voor de huismeester van € 116,10.

De huurder heeft verweer gevoerd tegen de eis van de verhuurder, waarbij zij stelt dat de huismeester niet aanwezig was zoals afgesproken. De kantonrechter heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om nadere stukken in te dienen, waaronder de agenda van de huismeester voor het jaar 2020. De zaak is verwezen naar een rolzitting op 25 februari 2025, waar de verhuurder de kans krijgt om de gevraagde stukken in te dienen, waarna de huurder daarop kan reageren. De kantonrechter heeft verder iedere beslissing aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is beslist.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11183046 CV EXPL 24-16647
datum uitspraak: 7 februari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres] ,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.M. Goeman,
tegen
[gedaagde] ,
woonplaats: Hoogvliet Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: [persoon A] .
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 25 juni 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen.
1.2.
Op 13 november 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • namens [eiseres] : de heer [persoon B] , teamleider klant, bijgestaan door de gemachtigde;
  • namens [gedaagde] : mevrouw [persoon A] , voormalig bewoonster van het wooncomplex Siloam tevens gemachtigde. Verder waren als toehoorders aanwezig mevrouw [persoon C] , mevrouw [persoon D] , de heer [persoon E] , mevrouw [persoon F] en mevrouw [persoon G] , allen bewoners van het wooncomplex Siloam.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
Het gaat in deze zaak over de servicekosten die [gedaagde] verschuldigd is over het jaar 2020.
2.2.
[gedaagde] huurt de woning aan de [adres] in Hoogvliet Rotterdam van [eiseres] . De woning is gelegen in het complex Siloam, waarvan een deel eigendom is van [eiseres] en een ander deel eigendom is van Lelie Zorggroep ten behoeve van de exploitatie van een verpleeghuis. Ook de zorgpartijen Pameijer en Zorgcocon maken gebruik van het gebouw.
2.2.1.
Tussen de partijen is een geschil ontstaan over de afrekening servicekosten over het jaar 2020. [gedaagde] heeft de Huurcommissie verzocht hierover uitspraak te doen. Bij uitspraak van 30 april 2024 heeft de Huurcommissie de post ‘huismeester’ in 2020 op nihil gesteld vanwege het ontbreken van een urenverantwoording en een functieomschrijving van de huismeester die specifiek ziet op dit complex. [eiseres] is het niet eens met de uitspraak van de Huurcommissie en vraagt nu aan de kantonrechter om te beoordelen welk bedrag [eiseres] in 2020 aan servicekosten bij [gedaagde] in rekening mocht brengen. Volgens [eiseres] gaat het om een bedrag van € 1.004,43 in totaal, waarbij de post ‘huismeester’ vastgesteld moet worden op € 116,10.
2.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis van [eiseres] . Zij heeft in deze procedure diverse punten aan de orde gesteld, ook met betrekking tot de servicekosten over andere jaren, maar alleen ten aanzien van de post ‘huismeester’ over het jaar 2020 heeft zij concreet verweer gevoerd. Zij zegt hierover dat de betreffende dienst niet is geleverd zoals afgesproken. [gedaagde] vindt daarom dat het bedrag dat [eiseres] in rekening brengt, te hoog is.
2.4.
Op de overige stellingen van de partijen wordt hierna, voor zover van belang voor de uitkomst, nader ingegaan.
De uitkomst
2.5.
[eiseres] wordt in de gelegenheid gesteld nadere stukken in te dienen. Hierna wordt toegelicht waarom.
De partijen zijn niet meer gebonden aan de uitspraak van de Huurcommissie
2.6.
[gedaagde] is op tijd (binnen 8 weken na de datum van de uitspraak) opgekomen tegen de uitspraak van de Huurcommissie van 30 april 2024. De partijen zijn daarom niet meer gebonden aan deze uitspraak. Het is nu aan de kantonrechter om in deze procedure te beoordelen welk bedrag [eiseres] in 2020 aan servicekosten bij [gedaagde] in rekening mocht brengen.
Nadere stukken
2.7.
De partijen zijn het erover eens dat [eiseres] aanspraak kan maken op vergoeding van de servicekosten die zien op posten die zijn vermeld op de aan de huurovereenkomst gehechte huurspecificatie, waaronder ook de post ‘huismeester’ waarvoor het voorschot bij aanvang van de huurrelatie (21 februari 2018) € 8,23 per maand bedroeg. De omstandigheid dat de betreffende bijlage alleen is voorzien van een ‘X’ bij paraaf huurder, heeft [gedaagde] geen rechtsgevolgen aan verbonden. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat [eiseres] een deel van de kosten voor de huismeester aan [gedaagde] mag doorbelasten.
2.8.
Het geschil tussen de partijen ziet in feite op de aanwezigheid van de huismeester in het complex. [eiseres] heeft drie dagdelen doorbelast, maar volgens [gedaagde] was de huismeester slechts één dagdeel per week in het complex aanwezig. Ook werd de huismeester tijdens zijn vakanties en ziekteperiodes niet door een andere huismeester vervangen, aldus [gedaagde] . [eiseres] heeft niet weersproken dat de huurders daarover hebben geklaagd.
2.9.
Bij de dagvaarding heeft [eiseres] een uitdraai overgelegd van de agenda van de huismeester, waaruit blijkt dat hij in de periode vanaf 27 januari tot en met 28 februari 2020 ongeveer 3 dagdelen per week aan de [adres] , waar het complex gelegen is, aanwezig was. Op basis van deze stukken, die zien op een beperkte periode van ongeveer één maand, kan de kantonrechter niet vaststellen of de huismeester gemiddeld drie dagdelen per week in het complex aanwezig is geweest.
2.10.
[eiseres] krijgt de mogelijkheid om, zoals tijdens de zitting aangeboden, de agenda van heel 2020 te overleggen. De zaak wordt daartoe verwezen naar de rolzitting van 25 februari 2025. [gedaagde] krijgt daarna de gelegenheid om te reageren op het door [eiseres] ingebrachte stuk.
2.11.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
dinsdag 25 februari 2025 om 11:30 uurom [eiseres] in de gelegenheid te stellen om de in 2.10. genoemde stukken in het geding te brengen, waarna [gedaagde] daarop mag reageren;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
43416