ECLI:NL:RBROT:2025:3464

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
16 maart 2025
Zaaknummer
11158754 CV EXPL 24-15107
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over redelijk voorstel tot renovatie van een huurwoning

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een huurgeschil tussen een verhuurder, [eiser], en een huurder, [gedaagde]. [eiser] is eigenaar van een gebouw in Rotterdam met drie huurwoningen, waarvan [gedaagde] er één huurt. [eiser] heeft een renovatievoorstel gedaan aan [gedaagde], maar deze gaat daar niet mee akkoord. [eiser] vordert in deze procedure een verklaring voor recht dat het renovatievoorstel redelijk is en dat [gedaagde] zijn medewerking moet verlenen aan de uitvoering ervan. De kantonrechter heeft op 7 februari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak.

Tijdens de procedure zijn verschillende processtukken ingediend, waaronder de dagvaarding en het antwoord van [gedaagde]. De zaak is besproken tijdens een zitting op 8 november 2024, waarbij beide partijen aanwezig waren. Na de zitting zijn schikkingsonderhandelingen gevoerd, maar partijen zijn er niet in geslaagd om tot een oplossing te komen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat het renovatievoorstel van [eiser] redelijk is, omdat het gaat om werkzaamheden die in het algemeen leiden tot een toename van het huurgenot. [gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen de renovatie, maar de rechter heeft geoordeeld dat de belangen van [eiser] zwaarder wegen dan die van [gedaagde]. De rechter heeft [gedaagde] veroordeeld om de renovatie te gehengen en te gedogen, en om de woning tijdelijk te ontruimen indien hij geen medewerking verleent. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 733,71. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11158754 CV EXPL 24-15107
datum uitspraak: 7 februari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: Den Haag,
eiser,
gemachtigde: mr. A.G.A. van Rappard,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 10 juni 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, zowel mondeling als schriftelijk;
  • de spreekaantekeningen van [eiser] ;
  • de brief van deze rechtbank van 20 november 2024;
  • de aktes van [gedaagde] en [eiser] .
1.2.
Op 8 november 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig: [eiser] en de heer [persoon A] namens de beheerder, bijgestaan door de gemachtigde mr. A.P.A. van Rappard en kantoorgenoot mr. T.O. Jorissen. Ook waren aanwezig: [gedaagde] , de heer [persoon B] en mevrouw [persoon C] met de heer [persoon D] .
1.3.
Na de zitting is de zaak enige tijd aangehouden voor schikkingsonderhandelingen, maar partijen zijn samen niet tot een oplossing gekomen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiser] is eigenaar van de [adres 1] in Rotterdam, een gebouw uit 1898 waarin drie huurwoningen zijn gelegen. [gedaagde] huurt een van deze woningen ( [adres 2] ). [eiser] heeft een voorstel gedaan aan [gedaagde] om de woning te renoveren, maar [gedaagde] gaat daar niet mee akkoord. [eiser] eist in deze procedure een verklaring voor recht dat sprake is van een redelijk renovatievoorstel en dat [gedaagde] daaraan zijn medewerking moet verlenen.
2.2.
[gedaagde] heeft bezwaar tegen de renovatie en vindt het voorstel van [eiser] niet redelijk. De werkzaamheden zijn volgens [gedaagde] niet nodig en vanwege medische redenen wil hij niet tijdelijk verhuizen.
2.3.
[eiser] wordt in het gelijk gesteld. Hierna wordt toegelicht waarom.
Renovatiewerkzaamheden
2.4.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] zijn medewerking moet verlenen aan de door [eiser] beoogde werkzaamheden aan de woning. In het renovatievoorstel van 6 september 2023 en de aanvulling daarop van 25 januari 2024 heeft [eiser] voorgesteld de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  • het installeren van een (hybride) warmtepomp in combinatie met vloerverwarming, dan wel het plaatsen van een cv-ketel;
  • het plaatsen van nieuwe kozijnen met triple glass;
  • het aanbrengen van ventilatieroosters en valbeveiliging in de kozijnen;
  • het isoleren van vloeren, daken en gevels;
  • het uitbreiden en vervangen van de badkamer en het sanitair;
  • het uitbreiden en vervangen van de keuken;
  • het aanbrengen van geluidsisolatie in de muren, vloeren en plafonds;
  • het vervangen en uitbreiden van de elektrische installaties;
  • het installeren van een mechanisch ventilatiesysteem met warmteterugwinning;
  • het installeren van zonnepanelen.
2.5.
De kantonrechter gaat ervan uit dat sprake is van renovatie zoals bedoeld in artikel 7:220 lid 2 BW, omdat het gaat om werkzaamheden die in het algemeen zullen leiden tot een toename van het huurgenot. [gedaagde] heeft dat niet weersproken. Dat [gedaagde] van mening is dat de veranderingen aan de woning niet noodzakelijk zouden zijn, staat niet aan deze kwalificatie in de weg. Nu alle werkzaamheden kwalificeren als renovatie en niet als dringende werkzaamheden in de zin van artikel 7:220 lid 1 BW, hoeft en zal het deel van de eis dat ziet op het gehengen en gedogen van
dringende werkzaamhedenniet (te) worden toegewezen.
Redelijk voorstel
2.6.
Voor het antwoord op de vraag of een huurder verplicht is een renovatie toe te staan, is van belang of het voorstel van de verhuurder redelijk is. Of dat zo is, hangt af van de belangen van partijen. Bij de afweging van deze belangen spelen alle relevante omstandigheden van het geval een rol, waaronder de aard van de renovatiewerkzaamheden, de noodzaak van medewerking hieraan door de huurder, de financiële consequenties voor de verhuurder wanneer de huurder niet meewerkt, de huurprijsverhoging en het al dan niet door de verhuurder aanbieden van vervangende woonruimte tijdens renovatiewerkzaamheden.
2.7.
[eiser] heeft aangegeven belang te hebben bij de renovatie van de woning, omdat het uitblijven daarvan hem beperkt in zijn exploitatiemogelijkheden, hem belemmert in het streven naar verduurzaming van het gebouw en het niet of vertraagd uitvoeren van de werkzaamheden voor hem tot misgelopen inkomsten kunnen leiden, dan wel hogere financieringslasten. Hij vindt ook dat hij een gerechtvaardigd belang heeft bij de verwezenlijking van zijn doelstelling om zijn eigendommen te verduurzamen. Het belang van [gedaagde] om de renovatie niet door te laten gaan is met name gelegen in zijn persoonlijke voorkeur en omstandigheden.
2.8.
De kantonrechter oordeelt dat de belangen van [eiser] in deze situatie zwaarder wegen dan de belangen van [gedaagde] en er dus sprake is van een redelijk voorstel. De geëiste verklaring voor recht wordt daarom toegewezen op de wijze zoals vermeld in de beslissing van dit vonnis. [eiser] heeft er belang bij om zijn woningen onder meer aan de eisen van de huidige tijd te laten voldoen en te verduurzamen. Dat [gedaagde] de noodzaak daarvan niet ziet en ook de wens uit om bepaalde zaken, zoals de gaskachel, te behouden, weegt niet op tegen dit belang van [eiser] . Bij de belangenafweging speelt ook een rol dat er geruime tijd geen groot onderhoud heeft plaatsgevonden in de woning, wat door [gedaagde] niet is weersproken. Dit onderstreept de noodzaak om bepaalde werkzaamheden op korte termijn te verrichten.
2.9.
De persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] , hoe moeilijk deze ook voor hem zijn, staan ook niet aan het uitvoeren van de werkzaamheden in de weg. [gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd dat een verhuizing vanwege zijn medische situatie niet mogelijk is. Daarnaast weegt mee dat [eiser] voldoende heeft onderbouwd dat [gedaagde] moet meewerken aan de ontruiming en in dit kader een wisselwoning in de buurt en de volledige verhuiskostenvergoeding in het voorstel heeft verwerkt.
2.10.
Uit het voorgaande volgt dat het renovatievoorstel redelijk wordt geacht. [gedaagde] wordt daarom veroordeeld om de renovatie te gehengen en te gedogen. Voor het geval [gedaagde] geen medewerking zou verlenen, heeft [eiser] belang bij zijn eis tot tijdelijke ontruiming van de woning. Ook dit deel van de eis wordt daarom toegewezen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.11.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eiser] moet betalen op € 136,71 aan dagvaardingskosten, € 87,00 aan griffierecht, € 408,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 204,00) en € 102,00 aan nakosten. Dat is in totaal
€ 733,71. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser] dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart voor recht dat het renovatievoorstel d.d. 6 september 2023, aangevuld door de brief d.d. 25 januari 2024, een redelijk renovatievoorstel inhoudt;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] de uitvoering van de voorgestelde renovatiewerkzaamheden te gehengen en te gedogen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om de woning aan de [adres 2] in Rotterdam tijdelijk te ontruimen en te verlaten voor de duur dat en voor zover dit noodzakelijk is om de werkzaamheden te laten uitvoeren, voor het geval niet tijdig en vrijwillig medewerking wordt verleend aan de uitvoering van de voornoemde werkzaamheden;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 733,71;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
43416/64363