ECLI:NL:RBROT:2025:3481

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
71/259121-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opruiing tot een terroristisch misdrijf en verspreiding van opruiende afbeeldingen via Telegram

Op 17 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2005, die werd beschuldigd van opruiing tot een terroristisch misdrijf en het verspreiden van opruiende afbeeldingen via de Telegramgroep '[telegramgroep]'. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachte [medeverdachte 1], berichten en afbeeldingen heeft gedeeld die aanzetten tot geweld tegen niet-witte mensen, met als doel een rassenoorlog te ontketenen. De verdachte werd licht verminderd toerekenbaar geacht, gezien zijn psychische problemen, waaronder een persisterende depressieve stoornis en kenmerken van een autismespectrumstoornis. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 134 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en stelde bijzondere voorwaarden vast, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van opruiing en het verspreiden van opruiende geschriften, en dat de feiten strafbaar waren. De rechtbank verklaarde de in beslag genomen mobiele telefoon verbeurd, aangezien deze was gebruikt bij het plegen van de strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71/259121-24
Datum uitspraak: 17 maart 2025
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
raadsman mr. C.T.W. van Dijk, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. G. Sannes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 159 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd tevens als bijzondere voorwaarden op te leggen de voorwaarden die zijn genoemd onder de nummers 10 en 11 in het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, met dien verstande dat de frequentie van het meewerken aan de controle van zijn gegevensdragers dient te worden beperkt tot maximaal 6 keer per jaar. Tevens heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden verzocht;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis;.
  • verbeurdverklaring van de onder de verdachte inbeslaggenomen telefoon.

4.Bewijs en bewezenverklaring

4.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Voor een bewezenverklaring van opruiing is vereist dat er sprake is van een concrete aanzetting tot het plegen van een strafbaar feit. De uitingen die door de verdachte zijn gedaan zijn verwerpelijk maar vormen geen concrete oproep tot het plegen van een strafbaar feit. De intentie van de verdachte was niet het aanzetten tot haat en geweld, hij wilde mensen helpen. Van medeplegen is ook geen sprake. De verdachte heeft zich laten meeslepen door de medeverdachte [medeverdachte 1] en de meeste berichten zijn geplaatst door [medeverdachte 1] zonder overleg met de verdachte. Dat de verdachte (mede)beheerder was van de [telegramgroep] groep zegt niet dat hij de leider was of degene die de groep aanstuurde.
4.2.
Beoordeling bewijsverweren
Juridisch kader opruiing
In de artikelen 131 en 132 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is opruiing tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag strafbaar gesteld respectievelijk het (kortgezegd) verspreiden van een opruiend geschrift of afbeelding. Het belang van de strafbaarstelling is gelegen in bescherming van de openbare orde. Voor een bewezenverklaring moet, zo volgt uit de bestendige jurisprudentie rondom het strafbare feit opruiing, aan de volgende vereisten worden voldaan.
Door de verdachte moet zijn aangezet tot iets ongeoorloofds, te weten een naar Nederlands recht strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Bij de beoordeling van de vraag of daarvan sprake is komt betekenis toe aan de inhoud en de strekking van de gedane uitlatingen, in hun onderlinge samenhang bezien en de context waarin deze uitlatingen aan het publiek zijn geopenbaard. Om tot een bewezenverklaring van opruiing te komen, is niet vereist dat de opruiing enig gevolg heeft gehad. Ook is niet vereist dat vast komt te staan dat redelijkerwijs waarschijnlijk is te achten dat het strafbare feit waartoe is opgeruid, zal plaatsvinden.
In het delict opruiing ligt het opzet - al dan niet in voorwaardelijke zin - van de opruier op het aanzetten tot strafbare feiten en/of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag besloten. Degene die opruit behoeft niet te weten dat het strafbaar is waartoe hij aanzet.
Vereist is verder dat de uitlating in het openbaar en mondeling, bij geschrift of bij afbeelding is gedaan. Het internet kan worden aangemerkt als een openbare plaats, mits het publiek toegang heeft tot de internetpagina waarop de teksten zijn weergegeven. Bij de beoordeling of opruiing op een online forum in het openbaar is geschied kan bijvoorbeeld acht worden geslagen op de hoeveelheid personen die de uitlatingen ontvangen, hoe wordt bepaald wie tot een online groep wordt toegelaten en of er toetredingsvoorwaarden zijn, of de leden van de online groep elkaar kennen en welke verwachtingen bestaan met betrekking tot de vertrouwelijkheid van uitlatingen op het forum (hof Den Haag 13 november 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:2207).
Openbaarheid
De medeverdachte [medeverdachte 1] is de gebruiker van het account ‘ [account 1] ’. Op 4 januari 2024 heeft ‘ [account 1] ’ de Telegramgroep [telegramgroep] opgericht en sindsdien beheerd. Het Telegram account ‘ [account 2] ’ nam vanaf 5 juni 2024 deel aan de groep. Dit betreft de [verdachte] . Zijn rol in de groep was ‘admin’, (mede)beheerder van de groep. Vanaf 11 juni 2024 nam het account ‘ [account 3] ’ ook deel aan de groep. Dit betreft de verdachte.
Deelnemers aan de groep werden toegevoegd door het verspreiden van uitnodigingslinken in andere Telegram groepen. Iedereen die de link accepteerde werd deelnemer van de groep. De verdachte kende alleen [medeverdachte 1] . De rest van de deelnemers aan de Telegramgroep [telegramgroep] kende hij niet. Er is niet gebleken dat er afspraken waren over de vertrouwelijkheid van de berichten.
Op 7 juni 2024 heeft [medeverdachte 1] een propagandaflyer gedeeld met daarbij vermeld de tekst “This is our new propaganda flyers print it and spread it”. Op de flyer staat vermeld: “ [telegramgroep] propaganda flyer, the [telegramgroep] is an training group for white people we train and prepare for a race war”. Zoals in de bijgaande tekst staat vermeld was het kennelijk de bedoeling dat deze propaganda verder werd verspreid om zo meer mensen voor de groep te werven. Dat blijkt ook uit het feit dat er stickers zijn geplakt van [telegramgroep] in de openbare ruimte door de verdachte en [medeverdachte 1] .
Op 3 juli 2024 waren er 62 deelnemers aan de groep en op 20 augustus 2024 waren er 94 deelnemers.
Gelet op (1) het betrekkelijk grote gemak waarmee iemand tot de Telegramgroep [telegramgroep] kon toetreden, (2) de willekeurige en openbare werving van de leden, (3) het kennelijk ontbreken van afspraken omtrent vertrouwelijkheid van de gedeelde berichten en (4) de omvang van de groep ten tijde van de berichten van de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de Telegramgroep [telegramgroep] openbaar was. Daarmee waren ook de berichten die in de groep zijn gedeeld openbaar. Aan die conclusie doet niet af dat de Telegramgroep [telegramgroep] alleen op 3 juli 2024 op openbaar heeft gestaan en gedurende de rest van de ten laste gelegde periode kennelijk op besloten heeft gestaan.
Opruiend van aard met terroristisch oogmerk?
Zoals uit de hierboven genoemde propagandaflyer blijkt was de Telegramgroep [telegramgroep] een trainingsgroep voor witte mensen die trainen voor en zich voorbereiden op een rassenoorlog tegen alle ‘niet witte’ mensen. De berichten en afbeeldingen die door de verdachten en andere deelnemers in de Telegramgroep [telegramgroep] zijn gedeeld betreffen vele berichten en afbeeldingen van racistische en rechts-extremistische aard met onder meer verheerlijkende verwijzingen naar Nazi-Duitsland, Hitler, hakenkruizen en de term ‘1488’. Het nummer 14 in deze term staat voor de 14 woorden van David Lane ‘
we must secure the existence of our people and a future for white children’en 88 staat voor ‘Heil Hitler’. Door de verdachte is daarnaast onder meer een afbeelding geplaatst van een zwart kind met de tekst “look at this dirty nigger kid” en een afbeelding met de teksten ‘death to antifa’ en ‘save your race’ en twee hakenkruizen.
Hieruit leidt de rechtbank af dat het doel van de Telegramgroep [telegramgroep] was om tot een rassenoorlog te komen en op die wijze ‘het witte ras’ te redden. Daarbij wordt opgeroepen tot geweld tegen ‘niet witte’ mensen. Daarmee wordt opgeroepen tot strafbare feiten als mishandeling en openlijke geweldpleging. Die oproeping heeft ook een terroristisch oogmerk. Immers, aldus wordt een deel van de bevolking, namelijk iedereen met een niet-Europese etnische afkomst, vrees aangejaagd. Dan is er sprake van een terroristisch oogmerk (vergelijk artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht).
De andere in de tenlastelegging genoemde berichten en afbeeldingen die in de Telegramgroep [telegramgroep] zijn geplaatst en die zoals gezegd racistisch en rechts-extremistisch van aard zijn, zijn op zichzelf niet allemaal als opruiend te beschouwen. Maar bezien in onderlinge samenhang kunnen alle uitlatingen en dus ook de uitlatingen onder B worden aangemerkt als opruiend tot het plegen van een terroristisch misdrijf.
Opzet van verdachte
De verdachte heeft verklaard dat het niet zijn bedoeling was om aan te zetten tot een strafbaar feit. De verdachte heeft echter als deelnemer en (mede)beheerder binnen de groep volgens de ideologie van het rechts-extreme accelerationisme gehandeld door samen met anderen berichten en afbeeldingen te verspreiden om aanhangers voor de [telegramgroep] te werven en op te roepen tot geweld tegen ‘niet witte’ mensen. Het opzet tot opruiing en verspreiding ter opruiing (tot een terroristisch misdrijf) is daarmee bewezen.
Medeplegen
Zowel de verdachte als [medeverdachte 1] hebben berichten en afbeeldingen in de Telegramgroep [telegramgroep] geplaatst. De verdachte en [medeverdachte 1] waren bevriend en zij ontmoetten elkaar in de reële werkelijkheid. Zij waren beiden beheerder van de groep. In propaganda materiaal werd vaak naar hierboven genoemde accounts van de verdachte en van [medeverdachte 1] verwezen als de personen waarmee contact kon worden gezocht. Weliswaar is daarmee niet uitgesloten dat [medeverdachte 1] de naam van de verdachte toevoegde zoals de verdachte heeft gezegd, maar de rechtbank acht bewezen dat dit minstens met stilzwijgende toestemming van de verdachte is gebeurd. De verdachte hield immers toezicht in de groep en had de mogelijkheid deelnemers toe te voegen en te verwijderen. Als hij de berichten met zijn naam niet had gewild had hij de mogelijkheid gehad daar iets tegen te doen, al was het maar door [medeverdachte 1] daarop aan te spreken. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er een zodanige nauwe en bewuste samenwerking was tussen [medeverdachte 1] en de verdachte en de andere deelnemers van de groep dat sprake is van medeplegen.
Conclusie
Gelet op vorenstaande gedragingen van de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opruiing (tot een terroristisch misdrijf) en verspreiding van geschriften en afbeeldingen ter opruiing tot een terroristisch misdrijf.
De door de verdediging gevoerde verweren worden verworpen.
4.1.
Bewezenverklaring en bewijsmotivering
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 4 juni 2024
tot en met 20 augustus 2024, te Westerhoven,
tezamen en in vereniging met anderen,
(telkens)
A
in het openbaar, bij geschrift of bij afbeelding, tot een terroristisch misdrijf heeft opgeruid,
door middel van het beheren van de Telegramgroep ‘ [telegramgroep] ’ en
het plaatsen in die groep door verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte 1] van berichten en/of afbeeldingen, te weten:
- een flyer (afbeelding) waarop de rechts-extremistische en/of
accelerationistische term ‘1488’ en ‘ [telegramgroep] ’ staan en ‘ [telegramgroep] ’ wordt aangeduid als
een trainingsgroep voor witte mensen die traint en zich voorbereidt op een
rassenoorlog, waarbij medeverdachte [medeverdachte 1] het bericht plaatst ‘This is our new
propaganda flyers print i
tand spread it’ (p. 2008)
en
- een afbeelding van een persoon die een ‘skull masker’ en een Nazi-Duitsland
armband draagt en verder op die afbeelding het logo van ‘ [telegramgroep] ’, de tekst ‘existence
of our people and a future for white childeren’, de rechtsextremistische,
accelerationistische term ‘1488’, en een link naar het Telegramaccount van hem, de
verdachte, in welke link ‘ [telegramgroep] ’ naar voren komt (p. 2068)
en
- ( andere) afbeeldingen die aansporen tot het deelnemen aan ‘ [telegramgroep] ’ (p. 2007, 2027,
2038, 2039)
en
- een of meer video’s (afbeelding(en)) waarin hij, verdachte, en/of
medeverdachte [medeverdachte 1] een ‘skull masker’ dragen, een Nazi-Duitsland armband
dragen, de Hitlergroet doen, poseren voor de vlag van ‘ [telegramgroep] ’ (p. 2034, 2052)
en
B
een geschrift en/of afbeelding, waarin tot een terroristisch misdrijf wordt
opgeruid heeft verspreid, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wisten dat in de geschrift(en) en/of de afbeelding(en)
zodanige opruiing voorkomt,
door middel van het plaatsen in die groep van afbeeldingen, te weten:
- een afbeelding van een zwart kind met de tekst ‘look at this dirty nigger kid’ (p.
2066)
en
- een afbeelding met (onder meer) de teksten ‘death to antifa’ en ‘save your race’ en
twee hakenkruizen (p. 2067)
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de voor het bewijs redengevende inhoud van wat hiervoor onder 4.2 is opgemerkt en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud van de bewijsmiddelen.
De in de tenlastelegging genoemde pleegplaats (Veldhoven in plaats van Westerhoven) wordt als een kennelijke verschrijving beschouwd, die zich leent voor eenvoudig herstel. De verdediging heeft daarmee ingestemd.

5.Strafbaarheid feit

De bewezen feiten leveren op:
Meerdaadse samenloop van
A:
Medeplegen van in het openbaar, bij geschrift en afbeelding, tot enig strafbaar feit opruien, terwijl het strafbare feit waartoe wordt opgeruid een terroristisch misdrijf inhoudt, meermalen gepleegd;
en
B:
Medeplegen van het verspreiden van een afbeelding waarin tot een terroristisch misdrijf wordt opgeruid, terwijl hij weet dat in de afbeelding zodanige opruiing voorkomt, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemeen
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op Telegram schuldig gemaakt aan opruiing tot een terroristisch misdrijf en het verspreiden van afbeeldingen met een rechtsextremistisch karakter waarin ontegenzeggelijk tot een terroristisch misdrijf wordt opgeruid.
Het accelerationisme is een rechtsextremistische ideologie die via diverse - voornamelijk besloten - sociale mediaplatformen wordt verspreid. De aanhangers verheerlijken en rechtvaardigen terroristisch geweld om versneld een rassenoorlog te ontketenen. Hierdoor willen zij chaos creëren in de samenleving waarin het huidige politieke bestel kan worden vervangen door een witte (nationaalsocialistische) etnostaat.
Terrorisme wordt internationaal gezien als één van de ernstigste misdrijven. Het raakt rechtstreeks de openbare orde en/of de veiligheid en stabiliteit van een samenleving en haar burgers. De Nederlandse samenleving is divers en een ieder die in Nederland woont dient ongeacht zijn of haar culturele achtergrond, ras, geslacht en religie tegen terroristisch geweld te worden beschermd.
De NCTV heeft in eerdere publicaties al stilgestaan bij het gevaar dat online aansporingen kunnen leiden tot offline geweldsdaden. Dat het bij de verdachte bij online uitingen is gebleven doet dan ook niet af aan de ernst van de feiten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 januari 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psycholoog [naam 1] heeft samen met [naam 2] , forensisch milieuonderzoeker, een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 februari 2025. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte lijdt aan een persisterende depressieve stoornis en er is sprake van kenmerken van een autismespectrumstoornis. Tevens was er tussen verdachtes 12e en 18e jaar sprake van middelenmisbruik, vooral van cannabis, maar ook XTC en speed. Dit leidt tot het stellen van een stoornis in gebruik van cannabis en stimulantium, beide momenteel in langdurige remissie. Ten tijde van het ten laste gelegde waren deze stoornissen eveneens aanwezig. De verdachte zat daardoor niet goed in zijn vel en er was sprake van een negatief zelfbeeld. Vanuit zijn autistische kenmerken bleek het gemakkelijker om online aansluiting te vinden bij anderen dan in de buitenwereld. Geadviseerd wordt om verdachte het ten laste gelegde in licht verminderde mate toe te rekenen.
Het risico op recidive voor gewelddadig extremisme is laag tot matig. Geadviseerd wordt om de verdachte ambulante behandeling te bieden, in de eerste plaats gericht op de depressieve stoornis door middel van cognitieve gedragstherapie. Ook wordt geadviseerd om voor het gezin systeemtherapie in te zetten. Ten aanzien van de autistische kenmerken wordt geadviseerd om de verdachte psycho-educatie te geven en praktische handvatten om hiermee om te gaan, voor zover hij deze nog niet heeft. Behandeling zou plaats kunnen vinden binnen een reguliere polikliniek voor specialistische GGZ gezien de complexiteit en crisisgevoeligheid van de problematiek.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 februari 2025. Ook uit het onderzoek van de reclassering wordt duidelijk dat de verdachte het door zijn diagnose lastig vindt om sociale contacten aan te gaan. Hij is door zijn aanhouding uit de online en rechts-extremistische wereld getrokken, waarna hij pas in begon te zien waar hij zich in verloren had. De reclassering ziet een hoge mate van responsiviteit aangaande gedragsverandering bij de verdachte zelf, waardoor het inzetten van interventies ten behoeve van het terugdringen van recidive haalbaar is. De reclassering ziet geen contra-indicaties voor toepassing van het volwassenenstrafrecht. Het risico op recidive van algemene- en geweldsrecidive wordt ingeschat als gemiddeld. Het risico op extremistisch geweld wordt ingeschat als matig.
Bij een veroordeling wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, beschermd wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod met de medeverdachten en meewerken aan middelencontrole. Daarnaast wordt geadviseerd het opleggen van Dadelijke Uitvoerbaarheid (DUT) om het noodzakelijke behandeltraject te kunnen opstarten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psycholoog en de reclassering gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank heeft daarnaast rekening gehouden met het feit dat de verdachte nog jong is en een kwetsbare persoonlijkheid heeft. Het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zal worden beperkt tot de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, wat ook de officier van justitie met zijn strafeis heeft beoogd.
De rest van de gevangenisstraf zal voorwaardelijk worden opgelegd.
Het voorwaardelijk strafdeel dient ertoe om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Tevens wordt het aldus mogelijk om aan de verdachte de bijzondere voorwaarden op te leggen die door de reclassering zijn geadviseerd en ook door de rechtbank noodzakelijk worden geacht. Daarbij neemt de rechtbank ook de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden over die zien op het social media gebruik met dien verstande dat zij de frequentie van de controle van de gegevensdragers zal beperken tot maximaal 3 keer per jaar.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een contactverbod, een meldplicht, ambulante behandelverplichting, opname in een instelling voor beschermd wonen en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
De rechtbank heeft het voorarrest van de verdachte berekend op 44 dagen en komt daarom op een lagere straf uit dan door de officier van justitie geëist.
De rechtbank ziet geen aanleiding om naast de gevangenisstraf ook nog een werkstraf op te leggen zoals door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder te bespreken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de op de als bijlage 2 aangehechte beslaglijst genoemde mobiele telefoon verbeurd te verklaren.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de telefoon aan de verdachte terug te geven.
Beoordeling
De in beslag genomen mobiele telefoon zal worden verbeurd verklaard.
Het voorwerp behoort aan de verdachte toe en het bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57, 131 en 132 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 134 (honderdvierendertig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
90 (negentig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
3 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met medeverdachten [medeverdachte 1] (geboren [geboortedatum 2] 2007) en [medeverdachte 2] (geboren [geboortedatum 3] 1998), zolang als het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt. De veroordeelde zal voor de naleving van het contactverbod verplicht worden mee te werken aan controles van zijn digitale gegevensdragers, als en zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig acht, ook wanneer dit inhoudt dat het digitale onderzoek door een externe deskundige wordt verricht, waarbij het aantal controles wordt gemaximeerd op 3 keer per jaar;
2. de veroordeelde zal zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd melden bij Reclassering Nederland te Eindhoven (contactpersonen: [naam 3] , [telefoonnummer 1] en [naam 4] , [telefoonnummer 2] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken. De meldplicht heeft tot doel de veroordeelde te kunnen begeleiden bij en controleren op de naleving van de opgelegde bijzondere voorwaarden. De reclassering bepaalt welke gespreksonderwerpen van belang zijn om een inschatting te kunnen maken van de recidive- en veiligheidsrisico’s, waarbij de privacy van de veroordeelde zoveel mogelijk gerespecteerd zal worden. De veroordeelde moet op een constructieve wijze meewerken aan deze gesprekken en openheid van zaken geven over de door de reclassering bepaalde gespreksonderwerpen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
3. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van GgzE te Eindhoven of een soortgelijke nader door de reclassering te bepalen ambulante forensische zorgverlener, voor zijn problematiek gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelinstelling nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de behandelinstelling hanteert. Het innemen van medicatie kan onderdeel zijn van de behandeling;
4. indien door de reclassering noodzakelijk bevonden, verblijft de veroordeelde bij GgzE te Eindhoven of een soortgelijke zorgverlener ten behoeve van beschermd wonen, te bepalen door de reclassering en zolang de reclassering noodzakelijk acht. De veroordeelde dient bij aanmelding mee te werken aan de intakeprocedure en de mogelijke plaatsing. De veroordeeld houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem opstelt;
5. de veroordeelde zal meewerken aan steekproefsgewijze urinecontroles om het gebruik van middelen te monitoren, zolang de reclassering nodig acht;
6. de veroordeelde vermijdt dat hij in aanraking komt met extremistisch materiaal en
vermijdt dat er extremistisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. Hij
onthoudt zich van het communiceren met personen of groepen die in verband zijn te
brengen met extremisme.
Hij onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
- het bezoeken van een digitale omgeving waarin materiaal met extremistische
inhoud kan worden verkregen;
- het bezoeken van een digitale omgeving waarin over extremistische ideologie
wordt gecommuniceerd.
Hij bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te
voorkomen;
7. de veroordeelde mag met een mobiele telefoon slechts communiceren door te
bellen of te sms’en, zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde wordt
verboden gebruik te (laten) maken van social media platforms, zolang de
reclassering dit noodzakelijk acht. Hij moet meewerken aan de controle van al zijn
gegevensdragers door of namens de reclassering. Hij verschaft daarbij toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarmee kan worden gecommuniceerd. Hij verstrekt de gebruikersnamen en wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle is slechts gericht op de vraag of de veroordeelde zich houdt aan voorwaarden en daarmee dus gericht op het gebruik van social media of andere platforms waarop met anderen kan worden gecommuniceerd. De controle strekt er niet toe de inhoud van die communicatie in te zien zonder toestemming van de verdachte. De controle vindt maximaal 3 keer per jaar plaats. De reclassering kan zich laten bijstaan door een persoon de deskundig is op digitaal gebied, ook iemand van de politie;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het bewezen verklaarde feit: de mobiele telefoon met voorwerpnummer [proces-verbaalnummer] ;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. M.K. Asscheman-Versluis en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 4 juni 2024
tot en met 20 augustus 2024, te Veldhoven en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer ander(en) en/of alleen,
(telkens)
A
in het openbaar, bij geschrift en/of bij afbeelding, tot een terroristisch misdrijf dan
wel een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch
misdrijf en/of enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar
gezag heeft opgeruid,
door middel van
het beheren van de Telegramgroep ‘ [telegramgroep] ’ en/of
het plaatsen in die groep (door verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte 1] ) van een of
meer bericht(en) en/of afbeelding(en), te weten:
- een flyer (afbeelding) waarop de rechts-extremistische en/of
accelerationistische term ‘1488’ en/of ‘ [telegramgroep] ’ staan en ‘ [telegramgroep] ’ wordt aangeduid als
een trainingsgroep voor witte mensen die traint en zich voorbereidt op een
rassenoorlog, waarbij medeverdachte [medeverdachte 1] het bericht plaatst ‘This is our new
propaganda flyers print i tand spread it’ (p. 2008)
en/of
- een afbeelding van een persoon die een ‘skull masker’ en een Nazi-Duitsland
armband draagt en verder op die afbeelding het logo van ‘ [telegramgroep] ’, de tekst ‘existence
of our people and a future for white childeren’, de rechtsextremistische,
accelerationistische term ‘1488’, en een link naar het Telegramaccount van hem, de
verdachte, in welke link ‘ [telegramgroep] ’ naar voren komt (p. 2068)
en/of
- ( andere) afbeeldingen die aansporen tot het deelnemen aan ‘ [telegramgroep] ’ (p. 2007, 2027,
2038, 2039)
en/of
- een of meer video’s (afbeelding(en)) waarin hij, verdachte, en/of
medeverdachte [medeverdachte 1] een ‘skull masker’ dragen, een Nazi-Duitsland armband
dragen, de Hitlergroet doen, poseren voor de vlag van ‘ [telegramgroep] ’ en/of een in brand
gestoken regenboogvlag (p. 2034, 2052)
en/of
B
een geschrift en/of afbeelding, waarin tot een terroristisch misdrijf en/of een
misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf en/of
tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag wordt
opgeruid heeft verspreid, openlijk tentoongesteld en/of heeft aangeslagen, of om
verspreid, openlijk tentoongesteld en/of aangeslagen te worden, in voorraad heeft
gehad,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden
had(den) om te vermoeden dat in het/de geschrift(en) en/of de afbeelding(en)
zodanige opruiing voorkomt,
door middel van het plaatsen in die groep van een of meer afbeelding(en), te weten:
- een afbeelding van een zwart kind met de tekst ‘look at this dirty nigger kid’ (p.
2066)
en/of
- een afbeelding met (onder meer) de teksten ‘death to antifa’ en ‘save your race’ en
twee hakenkruizen (p. 2067)
(art. 47 jo. 131 jo 132 Wetboek van Strafrecht)
( art 131 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 131 lid 2 Wetboek van Strafrecht, art 132
lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 132 lid 3 Wetboek van Strafrecht )