ECLI:NL:RBROT:2025:3515

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
ROT 25/961 en ROT 25/1413
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en niet-ontvankelijkheid beroep inzake verkeersbesluit tot geslotenverklaring voor vrachtauto's en landbouwverkeer op de Pascalweg

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 maart 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam behandeld. Het college had op 3 januari 2025 besloten tot een geslotenverklaring voor vrachtauto's en landbouwverkeer op de Pascalweg, tussen de kruisingen met de Maeterlinckweg en de Catullusweg. Verzoeker, die aan de Pascalweg woont, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om de uitvoering van het besluit te bespoedigen.

De voorzieningenrechter heeft op 13 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigde van het college aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker geen procesbelang heeft bij het beroep, omdat de handhaafbaarheid van het besluit door de politie gewaarborgd is en verzoeker al in het afgesloten gedeelte van de Pascalweg woont. Hierdoor is er geen rechtens te respecteren procesbelang voor verzoeker om een verdere afsluiting van de Pascalweg te bewerkstelligen.

De voorzieningenrechter verklaart het beroep niet-ontvankelijk en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/961 en ROT 25/1413
uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 maart 2025 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaatsnaam], verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam

(gemachtigde: mr. M.A.C. Kooij).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de beslissing op bezwaar van het college van
3 januari 2025.
1.1.
Met het primaire besluit van 18 juli 2024 heeft het college besloten tot het wijzigen van de geslotenverklaring op vrachtauto’s en het instellen van een geslotenverklaring voor landbouwverkeer in de Pascalweg tussen de kruising met de Catullusweg en de Maeterlinckweg. Ook heeft het college beslist tot het instellen van een verplichte rijrichting voor vrachtauto’s in de Pascalweg ter hoogte van de kruising met de Jacob Vrijstraat.
1.2.
Met het bestreden besluit van 3 januari 2025 op het bezwaar van verzoeker is het college bij dit besluit gebleven. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en de gemachtigde van het college.
1.4.
Omdat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak zal de voorzieningenrechter op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak doen op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat het in deze zaak om?
1. Verzoeker woont aan de [adres], wat tussen de kruising met de Maeterlinckweg en de kruising met de Catullusweg is gelegen. Voor dit gedeelte van de Pascalweg gold voorafgaand aan het bestreden besluit een geslotenverklaring voor vrachtauto’s, met uitzondering van bestemmingsverkeer. Dit betekende dat er nog steeds zwaar vrachtverkeer reed, voor zover het bestemmingsverkeer betrof. De bewoners, van niet onderheide woningen, ondervonden hierdoor trillingsoverlast. Met het bestreden besluit heeft het college, kort gezegd, beslist tot het instellen van een geslotenverklaring voor vrachtauto’s en landbouwvoertuigen voor dit gedeelte van de Pascalweg. Zodra feitelijk uitvoering is gegeven aan het bestreden besluit, is het dus voor zwaar verkeer niet langer toegestaan om de Pascalweg tussen de kruising met de Maeterlinckweg en de kruising met de Catullusweg te gebruiken.
2. Verzoeker is het in zoverre ook eens met het bestreden besluit, en wenst met zijn verzoek om een voorlopige voorziening (ROT 25/1413) te bereiken dat het college zo spoedig mogelijk uitvoering geeft aan het bestreden besluit. Het college heeft aangegeven dat de opdracht tot uitvoering, zijnde het plaatsen van de bebording, inmiddels is verstrekt en dit naar verwachting uiterlijk rond 14 april 2025 zal zijn gerealiseerd.
3. Met zijn beroep (ROT 25/961) wenst verzoeker te bereiken dat de gehele Pascalweg vanaf de kruising met de Bergambachtstraat tot aan de Spinozaweg gesloten wordt verklaard voor vrachtauto’s en landbouwverkeer.
Heeft verzoeker procesbelang?
4. De voorzieningenrechter ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of verzoeker procesbelang heeft bij het beroep. Volgens vaste rechtspraak is er sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat verzoeker met het indienen van beroep nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor verzoeker feitelijke betekenis kan hebben.
5. Daarvan is in dit geval naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. Verzoeker heeft in dat kader ter zitting uitsluitend aangegeven dat zijn belang bij een geslotenverklaring voor een groter gedeelte van de Pascalweg voor zwaar verkeer is gelegen in de handhaafbaarheid van het bestreden besluit door de politie. Dit is geen rechtens te respecteren procesbelang van verzoeker. De politie heeft bovendien in zijn advies van 17 juli 2024 gezegd dat van politiezijde toezicht kan worden gehouden op de naleving van de maatregel. De voorzieningenrechter ziet daarbij ook niet in waarom het bestreden besluit niet handhaafbaar zou zijn. Als – middels bebording - duidelijk is dat zwaar verkeer op dit gedeelte van de Pascalweg is verboden, kan de politie bij het constateren van een overtreding eenvoudig optreden. Dat een verdere afsluiting van de Pascalweg voor zwaar verkeer feitelijke betekenis voor verzoeker kan hebben is verder niet gebleken, nu verzoeker woonachtig is in het al door het bestreden besluit afgesloten gedeelte van de Pascalweg.
6. Gelet op voorgaande zal de voorzieningenrechter het beroep niet-ontvankelijk verklaren en het verzoek om voorlopige voorziening afwijzen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep met zaaknummer ROT 25/961 niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening met zaaknummer ROT 25/1413 af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.