ECLI:NL:RBROT:2025:3661

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
10/048664-24 en 10/224314-24 (gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met de dood en tanken zonder te betalen door verdachte met psychische stoornis

Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met de dood van zijn ex-partner en haar zus, en aan tanken zonder te betalen. De verdachte toonde een vleeshamer aan de slachtoffers en bedreigde hen met de woorden 'Ik maak je af'. Na zijn aanhouding vernielde hij een cel op het politiebureau. De rechtbank oordeelde dat de feiten in verminderde mate aan de verdachte konden worden toegerekend vanwege zijn psychische stoornissen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden en terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een hoog recidiverisico vertoonde en dat een tbs-maatregel noodzakelijk was voor zijn behandeling. De benadeelde partij, een tankstation, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering wegens gebrek aan bevoegdheid. De rechtbank legde ook de verbeurdverklaring van de vleeshamer op.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/048664-24 en 10/224314-24 (gevoegd)
Datum uitspraak: 6 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1991,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
[naam PI] ,
raadsman mr. B.M.C.F. de Groen, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. X. van Balen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 10/224314-24 onder 2 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/048664-24 onder 1, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 10/224314-24 onder 1 primair en onder 2 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 362 dagen met aftrek van voorarrest,
  • alsmede primair oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met bevel tot dwangverpleging (ongemaximeerd), subsidiair oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van vijf jaren, met daarin een contactverbod ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een locatieverbod ten aanzien van [straatnaam 1] te Hellevoetsluis;
  • oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (parketnummer 10/048664-24 feit 2)
Het in de zaak met parketnummer 10/048664-24 onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering (parketnummer 10/048664-24 feit 1 en feit 3)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken. Volgens [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) zou de verdachte de in de tenlastelegging opgenomen bewoordingen hebben gebruikt toen hij beneden stond bij de deur van de achtertuin. [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) verklaart daarentegen dat zij de bewoordingen heeft gehoord toen zij en haar zus [slachtoffer 2] op zolder waren. Indien de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 2] volgt, is de bedreiging enkel gericht jegens haar en niet jegens haar zus [slachtoffer 1] . Volgt de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 1] , dan kan dit enkel het moment impliceren dat de verdachte de bewoordingen in het luchtledige heeft geroepen als emotionele ontlading. Bij het uitspreken van deze bewoordingen verliet hij de tuin en richtte hij zich tot niemand. Evenmin kan worden bewezen dat het voorwerp dat de verdachte in zijn handen zou hebben gehad, de in zijn auto aangetroffen vleeshamer betreft. Als hij al een vleeshamer in zijn handen zou hebben gehad, kan niet worden vastgesteld dat hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hiermee heeft bedreigd. Hij heeft niet doelbewust het voorwerp aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] getoond. Zij zijn hiervan pas op de hoogte geraakt toen zij hem bekeken vanuit het zolderraam.
4.2.2.
Beoordeling
De door de verdediging gevoerde verweren worden door de bewijsmiddelen weerlegd.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 1 en onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.
Bewijswaardering (parketnummer 10/224314-24 feiten 1 en 2)
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De onder 1 primair ten laste gelegde diefstal en de onder 2 subsidiair ten laste gelegde verduistering kunnen wettig en overtuigend worden bewezen. Op 29 december 2023 liep de verdachte het tankstation binnen, begon hij meteen te schelden en heeft hij op het formulier waarmee hij uitstel van betaling kon krijgen een onjuist telefoonnummer ingevuld. Hieruit volgt dat hij niet de intentie had om te betalen. Dit is anders geweest op 14 januari 2024, omdat de verdachte toen een aantal pogingen heeft gedaan om te pinnen en hij – toen dit niet lukte – het formulier voor uitstel van betaling heeft ingevuld. Hieruit kan worden opgemaakt dat hij toen mogelijk nog wel de intentie had om te betalen.
4.3.2.
Standpunt verdediging
De verdachte moet van zowel het onder 1 primair als het onder 2 primair ten laste gelegde worden vrijgesproken. Hij was voornemens om te betalen en dat blijkt uit het feit dat hij beide keren het formulier voor uitstel van betaling heeft ingevuld. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat hij een oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening had. Referte ten aanzien van het onder 1 subsidiair en het onder 2 subsidiair ten laste gelegde.
4.3.3.
Beoordeling
De rechtbank moet beoordelen of het wederrechtelijk toe-eigenen van benzine, zoals onder 1 en onder 2 ten laste is gelegd, het strafbare feit diefstal of verduistering oplevert.
Van diefstal is sprake als de verdachte de brandstof met het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening wegneemt; dat oogmerk dient hij (reeds) ten tijde van het tanken te hebben. Van verduistering is sprake als de verdachte de brandstof anders dan door misdrijf onder zich heeft en hij zich deze alsnog wederrechtelijk toe-eigent. Van belang hierbij is met name de intentie waarmee de verdachte heeft getankt, alsmede of het tanken als wegnemen of slechts als - anders dan door misdrijf - onder zich krijgen wordt aangemerkt. Of de gedraging diefstal of verduistering oplevert, zal afhankelijk zijn van de feiten en omstandigheden van het geval (vgl. HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:367).
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting neemt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking. De verdachte is zowel op 29 december 2023 als op 14 januari 2024 na het tanken naar de kassa gegaan en hij heeft daar een formulier ingevuld waarin hij heeft toegezegd om binnen 48 uur alsnog aan zijn betalingsverplichting te voldoen. In beide gevallen heeft de verdachte, op zijn telefoonnummer na, de juiste gegevens ingevuld waardoor de verdachte zou kunnen worden getraceerd. Er is dus grond voor twijfel of de verdachte op het moment van het tanken al het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening heeft gehad. Die twijfel wordt in het geval van het incident op 14 januari 2024 versterkt door het feit dat de verdachte met meerdere pinpassen heeft gepoogd de benzine te betalen en zich gelegitimeerd heeft met zijn identiteitsbewijs.
Omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte op het moment dat hij tankte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van de brandstof had, wordt hij in beide gevallen vrijgesproken van de diefstal. Er is wel voldoende bewijs dat hij de brandstof die hij anders dan door misdrijf onder zich had gekregen ook niet achteraf heeft betaald en zich deze dus alsnog wederrechtelijk, want zonder de overeengekomen betaling, heeft toegeëigend.
4.3.4.
Conclusie
Het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/048664-24 onder 1 en onder 3 en het in de zaak met parketnummer 10/224314-24 onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/048664-24 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
In de zaak met parketnummer 10/048664-24
1.
hij op 8 februari 2024 te Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee,
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door
- aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te
voegen: "Ik maak je af" en/of "Ik maak jullie allemaal af", en
- een vleeshamer, te tonen aan die [slachtoffer 1]
en [slachtoffer 2] ;
2.
hij op 9 februari 2024 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
opzettelijk en wederrechtelijk een cel, die aan een ander
toebehoorde heeft onbruikbaar gemaakt ;
3.
hij op 8 februari 2024 te Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee,
op de openbare weg, namelijk [straatnaam 1] , een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 7º van de Wet wapens en munitie, te weten een vleeshamer, heeft gedragen.
In de zaak met parketnummer 10/224314-24
1.
hij op 29 december 2023 te Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee,
opzettelijk
een hoeveelheid benzine, toebehorende aan [naam tankstation] ,
en welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte
benzinepompinstallatie, gelegen aan [straatnaam 2] , had getankt, onder gehoudenheid
die benzine te betalen
en welke benzine verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder
zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op 14 januari 2024 te Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee,
opzettelijk
een hoeveelheid benzine,
toebehorende aan [naam tankstation] ,
en welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte
benzinepompinstallatie, gelegen aan [straatnaam 2] , had getankt, onder gehoudenheid
die benzine te betalen
en welke benzine verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder
zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
In de zaak met parketnummer 10/048664-24
Feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
Feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, onbruikbaar maken;
Feit 3: handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
In de zaak met parketnummer 10/224314-24
Feit 1: verduistering;
Feit 2: verduistering.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straffen en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met de dood van zijn ex-partner en haar zus. Hij heeft gezegd dat hij hen af zou maken en daarbij een vleeshamer aan hen getoond. De bedreigingen hebben plaatsgevonden in de achtertuin van de woning waarin de zussen met hun ouders en kinderen verblijven. Dit is een plek waar de zussen zich bij uitstek veilig moeten kunnen voelen. In 2021 werd aan de verdachte een locatieverbod opgelegd, maar dat heeft hem er niet van weerhouden toch naar de woning van zijn ex-partner te gaan. Met zijn handelen heeft de verdachte de hele familie vrees aangejaagd. Uit de slachtofferverklaringen die de zussen ter zitting hebben voorgelezen volgt dat zij al jaren in angst voor de verdachte leven en dat hun leven door hem wordt bepaald. De ex-partner van de verdachte is tot op de dag van vandaag doodsbang dat hij hun dochter iets zal aandoen. Zij benadrukt dat de verdachte de juiste hulp moet krijgen, zodat nog erger hopelijk kan worden voorkomen.
Na de bedreiging is de verdachte aangehouden en heeft hij de cel op het politiebureau onbruikbaar gemaakt door deze te bevuilen. Verder heeft hij zich twee keer schuldig gemaakt aan tanken zonder te betalen. Dit gedrag is hinderlijk en zorgt voor ongemak. Door het plegen van deze feiten heeft de verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen en heeft hij anderen onnodig op kosten gejaagd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 oktober 2024 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 16 december 2021 is de verdachte reeds veroordeeld voor bedreiging en belaging van zijn ex-partner [slachtoffer 1] . Aan hem is toen onder meer een contact- en locatieverbod voor de duur van vijf jaren opgelegd. In 2018 is de verdachte veroordeeld voor het belagen van een andere ex-partner.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Psychiatrisch en psychologisch onderzoek
Over de verdachte is een Pro Justitia-rapportage opgemaakt door [naam psycholoog] (GZ-psycholoog) en door [naam psychiater] (psychiater). De deskundigen hebben respectievelijk op 14 en 18 oktober 2024 een rapport uitgebracht. Deze rapporten houden – kort en zakelijk weergegeven – het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een (vooralsnog) ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en een lichte ernstige stoornis in het gebruik van cannabis die inmiddels in detentie in gedwongen remissie is gegaan. Onderliggend aan de psychotische stoornis is sprake van een ernstige psychiatrische stoornis zoals schizofrenie, een bipolaire stoornis of een schizoaffectieve stoornis, maar dit kan door de beperkingen van het onderzoek niet nader worden ingevuld. Volgens de psycholoog is tevens sprake van een gokstoornis (in langdurige remissie).
Ten tijde van de ten laste gelegde feiten waren de genoemde stoornissen ook aanwezig. Tevens was toen sprake van een psychotisch toestandsbeeld bij de verdachte. Als gevolg van de psychose zal het denken en handelen van de verdachte beperkt zijn geweest. De psychose zal het gedrag van de verdachte in grote mate hebben beïnvloed, maar het is door de ontkenning van de tenlastegelegde bedreigingen niet duidelijk geworden of de verdachte ook nog wilsvrijheid had om anders te beslissen dan hij in het geval van een bewezenverklaring heeft gedaan. Indien psychotische belevingen over [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de politie op de voorgrond stonden en de motivatie vormden voor het gedrag, zal er weinig tot geen wilsvrijheid zijn geweest. Indien er vooral boosheid op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] was over het niet kunnen zien van zijn dochter of op de politie over feit dat hij werd aangehouden, zal er nog wel enige wilsvrijheid zijn geweest.
De deskundigen adviseren om het ten laste gelegde bij een bewezenverklaring in ieder geval in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Volgens hen kan echter niet worden uitgesloten dat hij volledig ontoerekeningsvatbaar was.
Gelet op het beloop van de psychotische stoornis in de afgelopen jaren, zijn (zeer) beperkte ziektebesef en -inzicht, zijn cannabisgebruik en de relationele problemen die telkens terugkerend zijn, wordt het recidiverisico op de langere termijn als hoog beschouwd. Om het recidiverisico te verlagen is het in eerste instantie vooral noodzakelijk dat de psychose van de verdachte in remissie blijft. Hiervoor is medicamenteuze behandeling nodig. De behandeling dient in eerste instantie enige tijd klinisch te gebeuren om er zeker van te zijn dat de psychose zo volledig mogelijk in remissie is gegaan. Aansluitend aan de klinische behandeling dient een ambulante behandeling te volgen. Het advies is om de medicatie in depotvorm te geven zodat het tijdens de latere ambulante behandeling direct duidelijk is of de medicatie door de verdachte wordt gestaakt. Het is van belang dat de verdachte intensief wordt gevolgd en begeleid. Indien de verdachte cannabis blijft gebruiken zal het moeilijk blijven om het recidiverisico te verlagen. Dit moet daarom tevens aandacht krijgen in de behandeling.
Bij de verdachte staat het psychiatrische toestandsbeeld op de voorgrond en dit is de belangrijkste factor in het delictgedrag. De verwachting is dat sprake is van chronische problematiek. Een eerdere behandeling met een zorgmachtiging naar aanleiding van belaging van hetzelfde slachtoffer kon het huidige ten laste gelegde bij een bewezenverklaring niet voorkomen. Bij het wegvallen van het kader van de zorgmachtiging verdween de verdachte uit beeld en stopte hij zijn behandeling bij het FACT-team. De verwachting is dat een zorgmachtiging nu niet afdoende zal zijn om recidive te voorkomen. Het opleggen van behandeling in het kader van een voorwaardelijk strafdeel is naar verwachting ook niet afdoende, omdat er dan een grote kans is dat de verdachte onbehandeld zal terugkeren in de maatschappij als hij de behandeling staakt of het toezicht afloopt. Een langer kader is noodzakelijk om het hoge recidiverisico op de lange termijn te verminderen, aldus de psycholoog. De deskundigen adviseren een tbs maatregel aan de verdachte op te leggen, zodat het zeker is dat de verdachte de nodige behandeling krijgt. Aangezien de verdachte ook zelf aangeeft mee te willen werken aan behandeling, de psychose grotendeels in remissie is gegaan, waardoor geen lange klinische behandeling of een verhoogd beveiligingsniveau nodig is, en hij zijn medicatie momenteel vrijwillig inneemt zou een tbs maatregel met voorwaarden mogelijk moeten kunnen zijn.
Ter terechtzitting heeft de deskundige [naam psychiater] toegelicht dat hij het minder waarschijnlijk acht dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Dit heeft te maken met het feit dat er motieven meespelen die losstaan van de psychose, zoals boosheid op de politie en het willen zien van zijn dochtertje. Bij psychotische verschijnselen is er enerzijds de psychose en anderzijds het oninvoelbaar effect van emotionele verschijnselen. Het oninvoelbaar effect is minder met medicatie te beïnvloeden, daarmee moet iemand leren omgaan.
Rapportage reclassering
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
20 december 2024. Dit rapport houdt – kort en zakelijk weergegeven – het volgende in.
De reclassering adviseert voorzichtig positief ten aanzien van de haal- en uitvoerbaarheid van een tbs maatregel met voorwaarden. De reclasseringswerker [naam reclasseringswerker] heeft ter zitting herhaald dat de reclassering zich aansluit bij het advies van de NIFP rapporteurs. Zij heeft nader toegelicht dat de reclassering voorzichtig positief heeft geadviseerd omdat de verdachte te kennen heeft gegeven in de toekomst cannabis te willen blijven gebruiken, ondanks dat dit een psychose kan triggeren. Het risico is groot, omdat de verdachte zichzelf in de kern niet ziek vindt en hij het eerder opgelegde contact- en locatieverbod heeft overtreden. Desondanks heeft de verdachte zich bereid verklaard tot medewerking aan de voorwaarden en is de reclassering in staat om hierop toezicht uit te oefenen. De reclassering adviseert oplegging van de volgende voorwaarden: geen strafbaar feit plegen, meewerken aan reclasseringstoezicht, niet naar het buitenland, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan time-out, drugsverbod, contact- en locatieverbod. Omdat de kans groot is dat de verdachte een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen – of gevaar veroorzaakt voor – de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, adviseert de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden. Daarnaast adviseert de reclassering een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, aan de verdachte op te leggen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekenbaarheid
Aangezien de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee de feiten slechts in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend.
Gevangenisstraf
Gezien de ernst van de bewezen verklaarde misdrijven kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank heeft in strafverzwarende zin rekening gehouden met het feit dat de verdachte ten aanzien van de bedreiging en de vernieling gerecidiveerd is en de 38v-maatregel die ter bescherming van het slachtoffer is opgelegd, heeft overtreden.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat de misdrijven slechts in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend.
De rechtbank zal een kortere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van de bewezen verklaarde feiten en rekening houdend met de hiervoor genoemde factoren, voldoende tot uitdrukking brengt.
Tbs maatregel
De rechtbank acht, met de officier van justitie en anders dan de deskundigen hebben geadviseerd en de raadsman van de verdachte heeft bepleit, behandeling in het kader van een tbs maatregel met voorwaarden niet afdoende om het recidiverisico af te wenden.
De verdachte is meermalen veroordeeld voor geweldsdelicten, ook binnen de relationele sfeer. Bij de verdachte is sprake van een chronisch psychotische stoornis, waardoor hij volgens de deskundigen gebaat is bij een langdurig en stringent kader. In het verleden zijn er verschillende kaders ingezet en is gebleken dat de verdachte bij afwezigheid van een dwangkader onvoldoende gemotiveerd was om de behandeling voort te zetten. Om het huidige slachtoffer te beschermen is in 2021 aan de verdachte een zorgmachtiging opgelegd. De zorgmachtiging is beëindigd, omdat de verdachte meewerkte en medicatietrouw was. Toen dit kader wegviel, stopte de verdachte zijn ambulante behandeling en bleek dat hij niet intrinsiek gemotiveerd was voor behandeling. De verdachte laat momenteel binnen het gestructureerde kader in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum progressie zien en is gebaat bij de structuur en stabiliteit die daar wordt geboden. Volgens de deskundigen staat de verdachte open voor behandeling en zal hij zich opnieuw aan voorwaarden – in het kader van een tbs maatregel – kunnen conformeren. De rechtbank heeft hier gelet op – het beperkte ziektebesef en -inzicht en zijn cannabisgebruik – echter geen vertrouwen in. Een tbs maatregel met voorwaarden is immers sterk gericht op resocialisatie en gaat uit van vrijwillige behandeling. Ook vraagt dit langdurige toewijding en inzet van de verdachte. Een voorwaardelijk kader acht de rechtbank daarom niet haalbaar. Uit het voorgaande blijkt dat de verdachte gebaat is bij een dwingend en stevig kader waarbinnen hem intensieve en langdurige behandeling kan worden geboden en aandacht wordt besteed aan zijn persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek en het recidiverisico dat daaruit voortkomt.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege worden opgelegd.
De rechtbank overweegt dat aan de voorwaarden voor het opleggen van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is voldaan. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen de terbeschikkingstelling van de verdachte met verpleging van overheidswege. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van het bewezen verklaarde feit en het gevaar voor herhaling, zoals geschetst in de hiervoor besproken rapportages. Bij de verdachte bestonden tijdens het begaan van het bewezen feit meerdere psychische stoornissen. Het bewezen verklaarde feit (bedreiging) betreft een misdrijf als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht.
Ongemaximeerde TBS
Vastgesteld wordt dat het strafbare feit ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van de bewezen verklaarde bedreigingen redengevend. De verdachte heeft een van de huidige slachtoffers al eerder bedreigd en gestalkt en in dat kader is onder meer een contact- en locatieverbod aan hem opgelegd. Dat heeft hem er echter niet van weerhouden zich in de tuin van haar woning te bevinden en haar te bedreigen. De verdachte is gefrustreerd dat hij zijn dochter niet mag zien. Volgens de onderzoekers levert dit een hoog risico op recidive op. De verdachte heeft met een vleeshamer in de achtertuin van de woning van de slachtoffers gestaan. Er bestond daadwerkelijk het gevaar dat hij de bedreiging tot uiting zou brengen.
De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank ziet geen aanleiding om de door de officier van justitie geëiste vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht en de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.
Voor de bewezenverklaarde overtreding, het dragen van een vleeshamer, zal worden volstaan met verbeurdverklaring van die hamer.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen vleeshamer verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft over deze vordering geen standpunt naar voren gebracht.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen vleeshamer zal worden verbeurd verklaard. Deze behoorde toe aan de verdachte. Het feit dat in de zaak met parketnummer 10/048664-24 onder 1 bewezen is verklaard, is met betrekking tot dit voorwerp begaan.

9.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam tankstation] ter zake van de in de zaak met parketnummer 10/224314-24 onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 148,27 aan materiële schade en een vergoeding van € 150,- aan proceskosten.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De gevorderde materiële schade moet integraal worden toegewezen, omdat deze genoegzaam is onderbouwd en een rechtstreeks gevolg is van de strafbare feiten. Het gevorderde bedrag aan proceskosten moet worden afgewezen omdat dit bedrag niet is onderbouwd.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdachte is bereid om het gevorderde bedrag te betalen.
9.3.
Beoordeling
Bij de vordering is niet een machtiging en een uittreksel van de Kamer van Koophandel gevoegd, waardoor niet is gebleken dat degene die de vordering heeft ingediend, daartoe bevoegd was. De rechtbank zal niet de mogelijkheid bieden tot herstel van dit gebrek, omdat aanhouding van de zaak voor dat doel een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 37a, 37b, 57, 62, 285, 321 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/048664-24 onder 1, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 10/224314-24 onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
ter zake van feiten 1 en 2 parketnummer 10/048664-24 en ter zake van feiten 1 en 2 parketnummer 10/224314-24:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
ter zake van feit 3 parketnummer 10/048664-24:
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het in de zaak met parketnummer 10/048664-24 onder 3 bewezen verklaarde feit: vleeshamer (omschrijving: [code] );
ter zake van de vordering van de benadeelde partij:
verklaart de benadeelde partij [naam tankstation] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Tuinenburg, voorzitter,
en mrs. A.J.P. van Essen en H.E. Thijssen - de Haze, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Beenakker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
In de zaak met parketnummer 10/048664-24
1.
hij op of omstreeks 8 februari 2024 te Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door
- aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te
voegen: "Ik maak je af" en/of "Ik maak jullie allemaal af", althans woorden van
gelijkende dreigende aard of strekking en/of
- een vleeshamer, althans een soortgelijk voorwerp, te tonen aan die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] ;
2.
hij op of omstreeks 9 februari 2024 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
opzettelijk en wederrechtelijk een cel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan Politiebureau (gelegen aan de Schoutstraat), in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt;
3
hij op of omstreeks 8 februari 2024 te Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee,
op de openbare weg, namelijk [straatnaam 1] ,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 7º van de Wet wapens en
munitie,
te weten een vleeshamer,
heeft gedragen.
In de zaak met parketnummer 10/224314-24
1.
hij op of omstreeks 29 december 2023 te Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee,
een hoeveelheid benzine, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [naam tankstation]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 december 2023 te Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee,
opzettelijk
een hoeveelheid benzine, in elk geval een hoeveelheid brandstof,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam tankstation] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte
en welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte
benzinepompinstallatie, gelegen aan [straatnaam 2] , had getankt, onder gehoudenheid
die benzine te betalen
en welke benzine verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder
zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op of omstreeks 14 januari 2024 te Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee,
een hoeveelheid benzine, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [naam tankstation]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 januari 2024 te Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee,
opzettelijk
een hoeveelheid benzine, in elk geval een hoeveelheid brandstof,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam tankstation] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte
en welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte
benzinepompinstallatie, gelegen aan [straatnaam 2] , had getankt, onder gehoudenheid
die benzine te betalen
en welke benzine verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder
zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.