ECLI:NL:RBROT:2025:3725

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
10/226456-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht: Overval op tankstation met nepvuurwapen door minderjarige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 maart 2025 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een 17-jarige verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een overval op een tankstation. De verdachte heeft op 7 september 2023 in Dordrecht, met een nepvuurwapen, de servicemedewerker van het tankstation bedreigd en gedwongen tot de afgifte van 440 euro. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en heeft dit zonder nadere motivering bewezen verklaard. De officier van justitie heeft een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden geëist, met een proeftijd van een jaar, en een taakstraf van 80 uren. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft geen strafblad en heeft spijt betuigd van zijn handelen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een vermindering van de op te leggen straf. Uiteindelijk is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden en een taakstraf van 80 uren passend zijn, met als algemene voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De rechtbank heeft de verdachte ook vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10/226456-23
Datum uitspraak: 18 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2006,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [plaats] ,
raadsvrouw mr. A. Heida, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 4 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M.L. Goudzwaard, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van een jaar en met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west (hierna: jeugdreclassering) en zal meewerken aan hulpverlening als de jeugdreclassering dit nodig vindt;
  • met opdracht aan de jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden; en
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 7 september 2023 te Dordrecht
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld
[slachtoffer]
heeft gedwongen tot de afgifte van 440,00 euro, die geheel aan [tankstation] toebehoorde, door
- met een afgedekt gezicht (d.m.v. een bivakmuts en scooterhelm) het [tankstation]
te betreden en- (daarbij)(vervolgens), een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
aan die [slachtoffer] te tonen en- (daarbij)(vervolgens) die [slachtoffer] (dreigend) de woorden toe te voegen: “afgeven, nu”
en “stop het in de tas”.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
afpersing
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De rechtbank heeft gelet op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op zeventienjarige leeftijd een tankstation overvallen omdat hij snel geld wilde verdienen. Daarbij heeft de verdachte de aldaar werkzame servicemedewerker gedreigd met een nepvuurwapen, gelijkend op een echt vuurwapen. De servicemedewerker heeft hierop de inhoud van de kassa aan de verdachte afgegeven. De situatie die de verdachte heeft gecreëerd moet heel beangstigend zijn geweest voor de servicemedewerker. Slachtoffers van overvallen kunnen nog lange tijd last hebben van de psychische gevolgen daarvan. De verdachte heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin en totaal geen rekening gehouden met de gevolgen voor de servicemedewerker. Daarnaast heeft de verdachte hiermee laten zien dat hij geen respect heeft voor de eigendommen van een ander. Dat neemt de rechtbank de verdachte kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 februari 2025. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 november 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Het dynamisch risicoprofiel is heel laag. Wel vindt de Raad het zorgelijk dat de verdachte uit het niets zo’n zwaar strafbaar feit heeft gepleegd en vervolgens over de aanleiding daartoe geen volledige openheid van zaken heeft gegeven. De overval kan een schreeuw om hulp geweest zijn omdat de verdachte in de thuissituatie veel meegemaakt lijkt te hebben. Gelet op het voorgaande adviseert de Raad aan de verdachte een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte onder begeleiding van de jeugdreclassering zal meewerken aan een uitgebreide delictanalyse en zal meewerken aan hulpverlening als de jeugdreclassering dat nodig vindt.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west(hierna: de jeugdreclassering) heeft ook een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 januari 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is een vriendelijke beleefde jongen die zich aan de schorsingsvoorwaarden houdt en de aanwijzingen van de jeugdreclassering opvolgt. De verdachte heeft ervoor gekozen om, na het behalen van zijn vmbo-diploma, niet te gaan studeren maar in plaats daarvan te werken. Hij heeft namelijk de droom om zijn webshop verder uit te bouwen, waarvoor hij geld nodig heeft. Inmiddels heeft hij een aantal baantjes van korte duur gehad. Het is van belang dat de verdachte een vaste baan voor een langere duur behoudt om aan zijn webshop te blijven werken. De verdachte woont inmiddels bij zijn moeder en heeft geen contact met zijn vader.
Verder is het delict met de verdachte in het bijzijn van zijn broer en zijn moeder besproken. Het is onduidelijk gebleven wat de verdachte tot het bewezenverklaarde feit heeft gebracht.
[jeugdreclasseerder] , als jeugdreclasseerder verbonden aan JB west, heeft in aanvulling op bovengenoemd rapport van de jeugdreclassering ter zitting verklaard dat verdere begeleiding van jeugdreclassering nodig is om tot een delictanalyse te komen en de verdachte te helpen bij het behouden van een baan.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) schrijven namelijk voor een winkeloverval vier maanden jeugddetentie voor, waarbij bedreiging met een vuurwapen een strafverzwarende omstandigheid is. De rechtbank ziet echter onder meer in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om daarvan af zien. Hoewel ook ter zitting niet duidelijk is geworden wat concreet de verdachte heeft bewogen om een gewapende winkeloverval te plegen, zijn er nagenoeg geen zorgen meer over de persoonlijke ontwikkeling van de verdachte. Hij heeft geen strafblad en heeft geen omgang met antisociale jongeren. Thuis gaat het goed. De verdachte heeft inmiddels een baan en vindt het fijn om bij zijn moeder te wonen. Omdat de verdachte ervoor heeft gekozen om geen contact meer met zijn vader te hebben, lijkt de (problematische) situatie met zijn vader geen weerslag meer op hem te hebben. Daarnaast heeft de verdachte spijt van zijn handelen. Dit heeft de verdachte ter zitting meerdere keren verklaard.
Verder houdt de rechtbank in deze zaak rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. Bij de berechting van een jeugdstrafzaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden na aanvang van de redelijke termijn. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in deze zaak op 7 september 2023 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn dus aangevangen.
Tussen deze datum en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim 18 maanden, zodat de redelijke termijn met ruim twee maanden is overschreden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door de op te leggen straf te verminderen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee maanden en een taakstraf van na te noemen duur passend, conform de strafeis van de officier van justitie. Het voorwaardelijke strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Gezien de omstandigheid dat het bewezen verklaarde feit lang geleden heeft plaatsgevonden en de verdachte sindsdien niet meer in aanraking is gekomen met politie en justitie, zal de rechtbank de proeftijd vaststellen op 1 jaar. Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, acht de rechtbank de verdere begeleiding van de verdachte door jeugdreclassering gedurende de proeftijd niet nodig. De noodzaak daartoe is, mede gelet op de leeftijd van de verdachte en de door de jeugdreclassering beoogde invulling van de begeleiding, onvoldoende gebleken.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van twee maanden;
bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op een jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
(tachtig) 80 uren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
(achtenzeventig) 78 urente verrichten werkstraf resteren;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 39 dagen;
bepaalt dat de vervangende jeugddetentie ten uitvoer kan worden gelegd als vervangende hechtenis, indien de veroordeelde bij aanvang van de eventuele tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing van 8 september 2023 geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. van der Laan-Kuijt, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. Ü. Gümüş en C.C. Peterse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 maart 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 7 september 2023 te Dordrecht
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] en/of [tankstation]
heeft gedwongen tot de afgifte van 440,00 euro, althans een geldbedrag,
in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [tankstation] en/of een derde toebehoorde(n), door
- met een afgedekt gelaat/gezicht (d.m.v. een bivakmuts en/of scooterhelm) het [tankstation]
te betreden en/of
- ( daarbij)(vervolgens) een vuurwapen , althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
aan die [slachtoffer] te tonen en/of voor te houden en/of
- ( daarbij)(vervolgens) die [slachtoffer] (dreigend) de woorden toe te voegen: “afgeven, nu”
en/of “stop het in de tas”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking.