ECLI:NL:RBROT:2025:3741

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
11278242 CV EXPL 24-21101
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling eigen bijdrage Wet langdurige zorg door het CAK

In deze zaak vordert het CAK, een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan, betaling van een eigen bijdrage van € 157,50 van gedaagde voor de hulp die hij heeft ontvangen op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz). De vordering is gebaseerd op een beschikking van 28 februari 2019, waarin de eigen bijdrage is vastgesteld op € 17,50 per 4 weken. Gedaagde heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze beschikking of de daaropvolgende facturen, waardoor deze formele rechtskracht hebben gekregen. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij zijn zorgovereenkomst per 1 januari 2019 heeft opgezegd, maar het CAK heeft deze opzegging nooit ontvangen. De kantonrechter oordeelt dat de beschikkingen formele rechtskracht hebben en dat gedaagde de eigen bijdrage verschuldigd is. Daarnaast worden incassokosten van € 48,40 toegewezen en moet gedaagde de proceskosten van € 367,39 betalen. De partijen hebben een betalingsregeling afgesproken, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11278242 CV EXPL 24-21101
datum uitspraak: 21 februari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
het publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan met eigen rechtspersoonlijkheid CAK,
vestigingsplaats: ‘s Gravenhage,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘het CAK’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 18 juli 2024, met bijlagen;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord, met bijlagen;
  • de brief van 10 december 2024 van het CAK, met bijlagen;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 20 december 2024.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
Deze zaak gaat over de vraag of [gedaagde] aan het CAK een bedrag van € 157,50 moet betalen.
2.2.
Het CAK stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] een eigen bijdrage van in totaal
€ 157,50 (9 maanden x 17,50 per maand) is verschuldigd over het jaar 2019 voor de hulp of ondersteuning die hij heeft ontvangen op basis van de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz), meer specifiek een persoonsgebonden budget (hierna: pgb). In de aan [gedaagde] verzonden beschikking van 28 februari 2019 heeft het CAK de eigen bijdrage over het jaar 2019 vastgesteld op € 17,50 per 4 weken. Tegen deze beschikking heeft [gedaagde] geen bezwaar gemaakt. Tegen de vervolgens aan [gedaagde] verzonden facturen heeft [gedaagde] ook geen bezwaar gemaakt en hij heeft ze ook niet betaald. Het CAK eist daarom in deze procedure dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot het betalen van de nog openstaande facturen. Omdat [gedaagde] verschillende keren is herinnerd en aangemaand ten aanzien van deze betalingsachterstand, vordert het CAK ook incassokosten.
2.3.
[gedaagde] betwist de vordering en voert aan dat hij het contract met zijn zorgverlener per 1 januari 2019 heeft opgezegd. Volgens [gedaagde] had hij vanaf dat moment geen pgb meer en was hij dus ook geen eigen bijdrage meer verschuldigd.
Formele rechtskracht
2.4.
Omdat niet in geschil is dat de beschikking van 28 februari 2019 door [gedaagde] is ontvangen en hij hiertegen geen bezwaar heeft gemaakt en ook niet tegen de daaropvolgende negen facturen (die ingevolge de Algemene wet bestuursrecht ook betalingsbeschikkingen zijn) hebben al deze beschikkingen formele rechtskracht gekregen. Dat betekent dat de kantonrechter ervan uit kan en moet gaan dat het besluit (in die beschikkingen) op een goede manier tot stand is gekomen en inhoudelijk juist is. [1] In geval van bijzondere omstandigheden kan een uitzondering worden gemaakt op de leer van de formele rechtskracht. De kantonrechter ziet daarvoor in dit geval geen aanleiding nu bijzondere omstandigheden niet gesteld en ook niet gebleken zijn. Het CAK heeft dus terecht de eigen bijdrage over 2019 in rekening gebracht bij [gedaagde]. [gedaagde] wordt daarom veroordeeld om alsnog het openstaande bedrag, ter hoogte van € 157,50, aan het CAK te betalen.
Opzegging zorgovereenkomst
2.5.
[gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat hij de overeenkomst, op basis waarvan hij een eigen bijdrage verschuldigd zou zijn, heeft opgezegd per 1 januari 2019. Daartoe heeft hij het opzegformulier en een e-mail waarin dit bevestigd wordt, in het geding gebracht. Het CAK stelt dat zij deze opzegging nooit heeft ontvangen van de gemeente. Ondanks dat de hiervoor bedoelde beschikkingen inmiddels formele rechtskracht hebben gekregen, is het CAK bereid geweest om [gedaagde] de mogelijkheid te geven contact op te nemen met de gemeente om een bewijsstuk aan te leveren waaruit blijkt dat hij geen eigen bijdrage verschuldigd is over het jaar 2019. Als [gedaagde] dat zou leveren was het CAK bereid geweest af te zien van de hoofdsom. [gedaagde] heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Tijdens de zitting is afgesproken [gedaagde] nog eenmaal de kans te geven om via de gemeente het gevraagde bewijsstuk te leveren. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. Het CAK heeft om die reden geen afstand gedaan van haar eis.
[gedaagde] moet incassokosten van € 48,40 betalen
2.6.
De incassokosten van € 48,40 worden toegewezen, omdat het CAK voldoende heeft gesteld dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en [gedaagde] dit niet heeft betwist. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van het CAK aangegeven af te zien van de in de dagvaarding gevorderde wettelijke rente.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.7.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan het CAK moet betalen op € 137,39 aan dagvaardingskosten, € 130,- aan griffierecht, € 80,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 40,-) en € 20,- aan nakosten. Dat is in totaal € 367,39. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
De partijen hebben een betalingsregeling afgesproken
2.8.
De partijen hebben (voor het geval de eis van het CAK zou worden toegewezen) tijdens de zitting een betalingsregeling afgesproken. Deze wordt opgenomen in de beslissing.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat het CAK dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan het CAK te betalen € 205,90;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van het CAK worden begroot op € 367,39;
3.3.
bepaalt dat de hiervoor genoemde bedragen niet kan opeisen zolang [gedaagde] elke maand voor de eerste dag van de maand € 25,- aflost;
3.4.
wijst al het andere af;
en, als [gedaagde] een maandelijkse termijn niet of te laat betaalt:
3.5.
bepaalt dat [gedaagde] het bedrag dat op dat moment open staat direct in één keer aan het CAK moet betalen. Over dit bedrag moet dan ook direct wettelijke rente betaald worden;
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
64362

Voetnoten

1.Hoge Raad 16 mei 1986, ECLI:NL:HR:1986:AC9347, 3.3.2