In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde die zelf procedeert. De eiser, Zilveren Kruis, vorderde betaling van een openstaand bedrag van € 607,70 dat voortkwam uit een betalingsachterstand in de zorgverzekeringsovereenkomst. De gedaagde erkende de betalingsachterstand, maar stelde dat hij niet op de hoogte was van deze achterstand omdat hij langdurige zorg ontvangt en zijn post niet heeft ontvangen. Zilveren Kruis had meerdere herinneringen en aanmaningen gestuurd, maar de gedaagde betwistte de ontvangst van deze berichten. De kantonrechter oordeelde dat Zilveren Kruis niet voldoende had aangetoond dat de gedaagde de veertiendagenbrief had ontvangen, waardoor de gedaagde niet aansprakelijk werd gesteld voor de buitengerechtelijke incassokosten. De rechter kende wel de rente toe, omdat deze niet was betwist. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 514,95 aan Zilveren Kruis, rekening houdend met een eerdere betaling van € 100,- door de gedaagde. Tevens werd de gedaagde in de proceskosten veroordeeld, die op € 472,38 werden begroot. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Zilveren Kruis het bedrag direct kan opeisen, tenzij de gedaagde zijn maandelijkse betalingsverplichtingen nakomt.