ECLI:NL:RBROT:2025:3742

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
11420693 CV EXPL 24-29601
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwiste betalingsachterstand in zorgverzekeringsovereenkomst met betalingsregeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde die zelf procedeert. De eiser, Zilveren Kruis, vorderde betaling van een openstaand bedrag van € 607,70 dat voortkwam uit een betalingsachterstand in de zorgverzekeringsovereenkomst. De gedaagde erkende de betalingsachterstand, maar stelde dat hij niet op de hoogte was van deze achterstand omdat hij langdurige zorg ontvangt en zijn post niet heeft ontvangen. Zilveren Kruis had meerdere herinneringen en aanmaningen gestuurd, maar de gedaagde betwistte de ontvangst van deze berichten. De kantonrechter oordeelde dat Zilveren Kruis niet voldoende had aangetoond dat de gedaagde de veertiendagenbrief had ontvangen, waardoor de gedaagde niet aansprakelijk werd gesteld voor de buitengerechtelijke incassokosten. De rechter kende wel de rente toe, omdat deze niet was betwist. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 514,95 aan Zilveren Kruis, rekening houdend met een eerdere betaling van € 100,- door de gedaagde. Tevens werd de gedaagde in de proceskosten veroordeeld, die op € 472,38 werden begroot. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Zilveren Kruis het bedrag direct kan opeisen, tenzij de gedaagde zijn maandelijkse betalingsverplichtingen nakomt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11420693 CV EXPL 24-29601
datum uitspraak: 21 februari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.,
vestigingsplaats: Utrecht,
eiseres,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Zilveren Kruis’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 29 oktober 2024, met bijlagen;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord, met bijlage;
  • de repliek, met bijlagen;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge dupliek.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
Tussen Zilveren Kruis als zorgverzekeraar en [gedaagde] als verzekeringnemer is een zorgverzekeringsovereenkomst tot stand gekomen. Deze overeenkomst heeft betrekking op zowel de verplichte verzekering als een aanvullende verzekering.
2.2.
Volgens Zilveren Kruis heeft [gedaagde] een betalingsachterstand laten ontstaan ten aanzien van deze zorgverzekeringsovereenkomst. De betalingsachterstand bestaat uit € 607,70 aan onbetaald gelaten facturen over de periode maart 2024 tot en met oktober 2024. Zilveren Kruis eist daarom in deze procedure dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot het betalen van het openstaande bedrag. Zilveren Kruis heeft [gedaagde] meerdere keren moeten herinneren en aanmanen als gevolg van deze betalingsachterstand. Zilveren Kruis vordert daarom ook rente en incassokosten. [gedaagde] heeft na het uitbrengen van de dagvaarding € 100,- aan Zilveren Kruis betaald. Zilveren Kruis brengt dit bedrag in mindering op de vordering.
2.3.
[gedaagde] heeft in zijn antwoord het bestaan van de betalingsachterstand van Zilveren Kruis erkend. [gedaagde] geeft aan dat hij langdurige zorg ontvangt van Stichting Voja en dat hij een WLZ indicatie heeft. Stichting Voja zegt al 6 jaar de post en administratie te doen voor [gedaagde] en geeft aan dat de e-mails, Sms-berichten en de post van Zilveren Kruis allemaal niet zijn ontvangen door [gedaagde]. [gedaagde] stelt dan ook dat hij niet op de hoogte was van de betalingsachterstand. Verder is [gedaagde] het oneens met alle extra kosten die nu worden gemaakt in verband met deze procedure. Hij en Zilveren Kruis zouden een betalingsregeling getroffen hebben op 5 november 2024. Hij begrijpt dan ook niet waarom deze procedure is doorgezet.
[gedaagde] is de hoofdsom aan Zilveren Kruis verschuldigd
2.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] aanvankelijk een bedrag van € 607,70 onbetaald heeft gelaten. Dit bedrag is [gedaagde] in beginsel nog aan Zilveren Kruis verschuldigd.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.5.
Zilveren Kruis stelt zich op het standpunt dat naar [gedaagde] op 17 juli 2024 een veertiendagenbrief is gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. [gedaagde] heeft in zowel zijn antwoord als zijn dupliek aangegeven dat hij geen enkele post, e-mails of Sms-berichten heeft ontvangen van Zilveren Kruis. De kantonrechter begrijpt hieruit dat [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat hij ook de veertiendagenbrief niet heeft ontvangen.
2.6.
Een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring moet die persoon hebben bereikt om werking te hebben (artikel 3:37 lid 3 BW). Gelet op de betwisting door [gedaagde] van de ontvangst van de aanmaning had het op de weg van Zilveren Kruis gelegen verder te onderbouwen dat die aanmaning door [gedaagde] is ontvangen. Zilveren Kruis voert daartoe aan dat [gedaagde] zelf zijn adresgegevens heeft verstrekt bij het aangaan van de zorgverzekeringsovereenkomst. Ook worden de adresgegevens door Zilveren Kruis zo nodig geactualiseerd aan de hand van de Basisregistratie Personen (BRP). [gedaagde] heeft zelf ook geen adreswijziging doorgegeven. De kans dat de veertiendagenbrief naar een verkeerd adres is gestuurd, is volgens Zilveren Kruis erg klein. Verder geeft Zilveren Kruis aan dat zij de aanmaningen van 15 augustus, 21 augustus en 24 augustus niet alleen per post en per e-mail hebben gestuurd, maar ook als sms-berichten. Tot slot voert Zilveren Kruis aan dat alle post is verstuurd via PostNL, een betrouwbare organisatie, waardoor het onwaarschijnlijk is dat geen enkele brief van Zilveren Kruis hem heeft bereikt.
2.7.
Ten aanzien van het bovenstaande overweegt de kantonrechter het volgende. [gedaagde] betwist niet dat Zilveren Kruis de veertiendagenbrief naar het juiste adres heeft gestuurd. [gedaagde] betwist enkel dat hij de veertiendagenbrief heeft ontvangen. Uit de nadere onderbouwing van Zilveren Kruis blijkt volgens de kantonrechter niet dat [gedaagde] de veertiendagenbrief heeft ontvangen. Zilveren Kruis stelt dat zij ook aanmaningen per mail hebben gestuurd. Deze mails zien echter niet op de veertiendagenbrief van 17 juli 2024, waarin de buitengerechtelijke kosten worden aangezegd. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [gedaagde] de buitengerechtelijke kosten niet verschuldigd is.
[gedaagde] is rente verschuldigd geworden
2.8.
De rente wordt toegewezen, omdat Zilveren Kruis genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. De rente bedraagt tot en met 29 oktober 2024 € 7,25, zoals onbetwist is gesteld door Zilveren Kruis.
[gedaagde] moet uiteindelijk een bedrag van € 514,95 betalen aan Zilveren Kruis
2.9.
Zilveren Kruis heeft erkend dat [gedaagde] op 21 november 2024 een bedrag van € 100,- heeft betaald. Dit bedrag moet op grond van artikel 6:44 lid 1 BW in de eerste plaats worden afgetrokken van de kosten, vervolgens van de verschenen rente en ten slotte van de hoofdsom en de lopende rente. Hieronder zal worden uitgerekend hoeveel [gedaagde] aan Zilveren Kruis verschuldigd is, rekening houdend met zijn betaling van 21 november 2024.
2.10.
De verschenen rente, ter hoogte van € 7,25, is betaald van de € 100,- die [gedaagde] na de dagvaarding heeft betaald. Het resterende bedrag van € 92,25 zal in mindering worden gebracht op de hoofdsom van € 607,70, waardoor een bedrag van € 514,95 resteert. [gedaagde] wordt veroordeeld dit bedrag aan Zilveren Kruis te betalen.
De partijen hebben een betalingsregeling afgesproken
2.11.
Uit het mondelinge antwoord van [gedaagde] en de repliek van Zilveren Kruis blijkt dat partijen op 5 november 2025 een betalingsregeling hebben gesloten. Deze wordt opgenomen in de beslissing.
(on)nodigheid van de procedure
2.12.
[gedaagde] heeft gesteld dat het voeren van de onderhavige procedure niet nodig was, nu er een betalingsregeling van € 100,- in de maand is getroffen. Hij is het daarom niet eens met alle extra kosten die nu worden gemaakt in het kader van deze procedure. Zilveren Kruis heeft daarop gereageerd door te stellen dat de betalingsregeling van € 100,- per maand op 5 november 2024 tot stand is gekomen. Daartoe heeft zowel [gedaagde] als Zilveren Kruis een schriftelijke bevestiging in het geding gebracht. De betalingsregeling is dus ná het betekenen van de dagvaarding tot stand gekomen. De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in zijn stelling dat de procedure om die reden onnodig is doorgezet. Zilveren Kruis heeft in de dagvaarding immers duidelijk uiteengezet dat de volledige vordering voor de eerste zittingsdatum voldaan diende te worden, bij gebreke waarvan de procedure zal worden doorgezet. Bovendien is in de schriftelijke bevestiging van de betalingsregeling van 5 november 2024 medegedeeld dat de rechtszaak doorgaat.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.13.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Zilveren Kruis moet betalen op € 137,38 aan dagvaardingskosten, € 130,- aan griffierecht, € 164,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 82,-) en € 41,- aan nakosten. Dat is in totaal € 472,38. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.14.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Zilveren Kruis dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Zilveren Kruis te betalen € 514,95;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Zilveren Kruis worden begroot op € 472,38;
3.3.
bepaalt dat Zilveren Kruis de hiervoor genoemde bedragen niet kan opeisen zolang [gedaagde] elke maand voor de eerste dag van de maand € 100,- aflost;
3.4.
wijst al het andere af.
en, als [gedaagde] een maandelijkse termijn niet of te laat betaalt:
3.5.
bepaalt dat [gedaagde] het bedrag dat op dat moment open staat direct in één keer aan Zilveren Kruis moet betalen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf dat moment tot de dag dat volledig is betaald;
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
64362