ECLI:NL:RBROT:2025:3754

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
C/10/693847 / JE RK 25-238
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de gezinsproblematiek

Op 11 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, aangeduid als [voornaam minderjarige]. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, die zich zorgen maakte over de opvoedsituatie van de minderjarige. De ouders van [voornaam minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag en de minderjarige woont bij zijn moeder. De Raad verzocht om ondertoezichtstelling voor de duur van negen maanden, omdat de minderjarige zou opgroeien in een onveilige opvoedomgeving, gekenmerkt door verslavingsproblematiek van de vader en psychische problemen van de moeder.

Tijdens de zitting op 11 maart 2025, waar de ouders en hun advocaten aanwezig waren, werd het verzoek door de Raad toegelicht. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders inmiddels gescheiden zijn en belangrijke stappen hebben gezet in hun eigen problematiek. De moeder heeft een urgentieverklaring voor een woning en de vader is gemotiveerd om zijn verslavingsproblematiek aan te pakken. De kinderrechter concludeert dat de ouders voldoende zorg accepteren om de ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige] weg te nemen. De kinderrechter heeft daarom het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen, met de overweging dat de ouders in staat zijn om met de noodzakelijke hulpverlening de bedreigde ontwikkeling van de minderjarige af te wenden.

De beslissing is openbaar uitgesproken door kinderrechter drs. H. Biemond en is op schrift gesteld op 25 maart 2025. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/693847 / JE RK 25-238
Datum uitspraak: 11 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verzoek tot ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd in Rotterdam,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A. Harent, kantoorhoudende in Dordrecht,
[naam vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. C.W.F. Jansen, kantoorhoudende in Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd in Rotterdam,
hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Op 6 februari 2025 heeft de rechtbank een verzoekschrift (met bijlagen) van de Raad ontvangen. De kinderrechter neemt deze stukken mee in de beoordeling.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder en haar advocaat;
  • de vader en zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, te weten [persoon A] .
1.3.
Er is namens de GI niemand verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de GI wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] woont bij zijn moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen van de GI voor de duur van negen maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De Raad acht een ondertoezichtstelling nodig omdat [voornaam minderjarige] is opgegroeid in een onveilige opvoedomgeving, waar hij te maken heeft gekregen met vaders verslavingsproblematiek, moeders psychische problemen, ernstige incidenten, onderlinge conflicten en spanningen. [voornaam minderjarige] toont zorgwekkende signalen, zoals angst, schrikachtigheid en vermoeidheid.
3.2.
De Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
[voornaam minderjarige] is in een onveilige opvoedomgeving opgegroeid. IVH Zorg & Veiligheid Gemeente Barendrecht (IVH) is bij het gezin betrokken. De moeder heeft aangegeven dat [voornaam minderjarige] de laatste tijd boos en dwars gedrag kan laten zien en dat hij met spullen kan gooien. [voornaam minderjarige] stelt ook vragen over zijn vader. De moeder vraagt om hulp en ondersteuning voor het gedrag van [voornaam minderjarige] . De hulp vanuit IVH is echter onvoldoende. Individuele hulp en opvoedondersteuning is nodig. [voornaam minderjarige] heeft traumatherapie en behandeling vanwege onveilige hechting nodig. Hij is daarvoor aangemeld. Er is echter sprake van een wachtlijst. De ouders zijn intensief aan de slag gegaan met hun eigen problematiek. De vader is kort geleden behandeld voor zijn alcoholverslaving, maar deze behandeling is voortijdig afgebroken. De ouders zijn inmiddels gescheiden en de gezamenlijke woning is verkocht en overgedragen.
Een ondertoezichtstelling kan helpend zijn om de behandelingen van de vader en [voornaam minderjarige] te waarborgen en om het ouderschapsplan te monitoren.

4.De standpunten van de ouders

4.1.
Namens de moeder is door haar advocaat ter zitting aangevoerd dat niet wordt voldaan aan de criteria van een ondertoezichtstelling. Ter onderbouwing hiervan is het volgende aangevoerd. In het rapport van de Raad zijn allereerst onjuistheden vermeld. De ouders hebben geen financiële problemen, omdat de gezamenlijke woning inmiddels is verkocht. De moeder heeft een urgentieverklaring en is intensief op zoek naar een woning voor zichzelf. Zij verblijft momenteel met [voornaam minderjarige] bij de grootvader moederszijde. De ouders hebben met hun advocaten een ouderschapsplan opgesteld. Er is hulpverlening vanuit het wijkteam ingezet. De ouders werken mee aan de hulpverlening. De vader is bezig met hulpverlening voor zijn verslavingsproblematiek. De ouders regelen onderling de contactmomenten met [voornaam minderjarige] . Voor [voornaam minderjarige] wordt een indicatie voor hulpverlening afgegeven. De hulpverlening die nodig is, kan in het vrijwillig kader worden voortgezet. De moeder vreest dat de hulpverlening vanuit het wijkteam zal stagneren indien een ondertoezichtstelling wordt verleend. Daar komt bij dat er een tekort aan jeugdbeschermers is waardoor veel zaken, waarbij een ondertoezichtstelling is verleend, in een monitoringsteam van de GI op een wachtlijst terecht komen. Een ondertoezichtstelling is dan ook contraproductief.
4.2.
De advocaat van de vader heeft ter zitting naar voren gebracht dat de vader zich niet verzet tegen een ondertoezichtstelling nu hulp nodig is om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen, maar dat er al hulpverlening is ingezet en dat het van belang is dat dit wordt gecontinueerd. Indien de ingezette hulpverlening in het kader van een ondertoezichtstelling niet kan worden voortgezet, moet het verzoek van de Raad worden afgewezen of de behandeling van het verzoek worden aangehouden.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter kan een minderjarige onder toezicht stellen van de GI als de minderjarige zodanig opgroeit dat hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en de zorg die, in verband met het wegnemen van de bedreiging, noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders, door de ouders niet of onvoldoende wordt geaccepteerd (artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek).
5.2.
Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is de kinderrechter van oordeel dat aan dit vereiste niet is voldaan. Gebleken is dat de door de Raad geuite zorgen over de opvoedsituatie van de 7-jarige [voornaam minderjarige] in de afgelopen periode zijn afgenomen. Daarmee is de ontwikkelingsbedreiging nog niet weggenomen, maar gebleken is dat de ouders de zorg die noodzakelijk is om die ontwikkelingsbedreiging weg te nemen, voldoende accepteren. De ouders zijn gedurende het raadsonderzoek gescheiden en hebben, in het belang van [voornaam minderjarige] , belangrijke positieve stappen gezet. Zo hebben zij een ouderschapsplan en afspraken over de omgang met [voornaam minderjarige] gemaakt. De uitvoering hiervan heeft tot op heden niet tot problemen geleid. De onderlinge communicatie tussen de ouders is verbeterd. De afgelopen maanden hebben er ook geen incidenten tussen de ouders meer plaatsgevonden. Uit het raadsonderzoek is gebleken dat de moeder inzicht heeft in de behoeften van [voornaam minderjarige] en op een constructieve wijze met de vader samenwerkt. De (tijdelijke) woonsituatie van de moeder en [voornaam minderjarige] bij de grootvader moederszijde biedt [voornaam minderjarige] veiligheid en voorspelbaarheid. De moeder heeft een urgentieverklaring voor een zelfstandige woning geregeld. Voor haar somberheid en depressieve klachten wordt de moeder behandeld bij Antes. Daarnaast ontvangt zij ambulante thuisbegeleiding van Vivenz. De vader is gemotiveerd voor een klinische behandeling van zijn verslavingsproblematiek en zoekt actief naar mogelijkheden voor een vervolgbehandeling en aansluitend verblijf in een safehouse. [voornaam minderjarige] heeft op school wekelijks gesprekken met de intern begeleider en is aangemeld voor behandeling van mogelijke hechtingsproblematiek. Beide ouders staan hier achter.
5.3.
Gelet op al het vorenstaande is de kinderrechter van oordeel dat de ouders in staat zijn om met de noodzakelijk geachte hulpverlening, in het vrijwillig kader, met IVH Zorg & Veiligheid van de gemeente Barendrecht op de achtergrond, de bedreigde ontwikkeling van [voornaam minderjarige] af te wenden. De kinderrechter vertrouwt erop dat de ouders de ingezette positieve lijn voortzetten en, in het belang van [voornaam minderjarige] , met de hulpverlening blijven samenwerken. Het verzoek tot ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] wordt daarom afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025 door
mr. drs. H. Biemond, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 25 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.