ECLI:NL:RBROT:2025:3757

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
C/10/693760 / JE RK 25-231
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

Op 11 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2017. De zaak betreft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, die het verzoek heeft ingediend om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van een jaar. De moeder van de minderjarige, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft verzet aangetekend tegen dit verzoek. Tijdens de mondelinge behandeling, die plaatsvond met gesloten deuren, werd de moeder vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. R. Tetteroo, en was er ook een vertegenwoordiger van de GI aanwezig. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de schoolgang, ontwikkeling en gezondheid van de minderjarige, die te maken hebben met ongeoorloofd verzuim en forse overgewicht. Ondanks de betrokkenheid van een diëtiste en opvoedondersteuning, zijn de zorgen niet afgenomen. De kinderrechter oordeelt dat de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling nog steeds zijn vervuld en dat de moeder onvoldoende probleembesef heeft. Daarom is besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 15 maart 2026, met de beslissing dat deze uitvoerbaar is bij voorraad. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 25 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/693760 / JE RK 25-231
Datum uitspraak: 11 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd in Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. R. Tetteroo, kantoorhoudende in Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Op 5 februari 2025 heeft de rechtbank het verzoekschrift van de GI (met bijlagen) van 8 januari 2025 ontvangen. Op 11 maart 2025 heeft de rechtbank een e-mailbericht van de GI ontvangen. De kinderrechter neemt deze stukken mee in de beoordeling.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder door middel van een telefonische verbinding (vanwege haar verblijf op Curaçao) en haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten [persoon A] .
1.3.
Bijzondere toegang is verleend aan een collega van de rechtbank.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
Op 15 maart 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 15 maart 2024 tot 15 maart 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
Er zijn zorgen over de schoolgang, ontwikkeling en gezondheid van [voornaam minderjarige] .
Volgens school is sprake van een patroon, waarbij [voornaam minderjarige] te laat komt op school. Ook is hij vaak ongeoorloofd afwezig en wordt hij vaak ziek gemeld. Daardoor mist [voornaam minderjarige] veel informatie op school en heeft hij een achterstand in zijn ontwikkeling. De moeder heeft een uitnodiging voor een gesprek met leerplicht ontvangen.
De zorgen over de gezondheid van [voornaam minderjarige] zijn gelegen in zijn forse overgewicht. Hij heeft een Body Mass Index (BMI) van 33. Volgens de diëtiste is [voornaam minderjarige] de afgelopen periode 12 kilo in gewicht aangekomen en weegt hij momenteel 65 kilo. De diëtiste heeft aangegeven dat een dagstructuur ontbreekt, dat aan [voornaam minderjarige] ongezonde en onjuiste voeding wordt aangeboden, dat hij voeding voor een volwassen man krijgt en dat er niet altijd voor hem wordt gekookt. Volgens school krijgt [voornaam minderjarige] te veel eten mee naar school.
Het wijkteam is betrokken geweest en heeft aangegeven dat gewerkt moet worden aan het bieden van structuur. In november 2024 is ASVZ gestart met opvoedondersteuning. Het is de vraag of dat voldoende is om de situatie te verbeteren.

4.Het standpunt van de moeder

4.1.
Namens de moeder heeft haar advocaat ter zitting verzocht het verzoek van de GI af te wijzen. Ter onderbouwing hiervan is het volgende aangevoerd. Er is onvoldoende grond voor een ondertoezichtstelling. Aan het criterium dat de zorg, die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is, niet of onvoldoende door de moeder wordt geaccepteerd, is niet voldaan. De moeder werkt mee aan hulpverlening. Zij is altijd met [voornaam minderjarige] naar het consultatiebureau gegaan, gaat met hem naar de diëtiste en wil de adviezen van de diëtiste opvolgen. Er is daardoor geen wettelijke basis voor een ondertoezichtstelling. Voor wat betreft de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] geldt dat het primair de taak van de school is om de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] te verbeteren en extra educatie te bieden. Een ondertoezichtstelling zal de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] niet veranderen en ook niet ervoor zorgen dat [voornaam minderjarige] op tijd op school komt. Niet is gebleken welke hulpverlening kan worden ingezet om de schoolgang van [voornaam minderjarige] te verbeteren. Het is dan ook de vraag wat de meerwaarde van een ondertoezichtstelling is, wat ASVZ verder nog gaat doen en wat de rol van de diëtiste is.
4.2.
In aanvulling op het betoog van haar advocaat heeft de moeder ter zitting te kennen gegeven geen hulp nodig te hebben. Ook wil zij geen opvoedondersteuning thuis ontvangen, omdat zij van maandag tot en met vrijdag moet werken en [voornaam minderjarige] bovendien overdag op school zit. Het lukt niet altijd om [voornaam minderjarige] op tijd op school te laten zijn, doordat [voornaam minderjarige] met de tram naar school moet worden gebracht en er geen rechtstreekse verbinding is. Door vertragingen in het openbaar vervoer komt [voornaam minderjarige] dan soms te laat op school. Hij is dan echter wel op school. Het is niet gelukt om vervoer via Trevvel te regelen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds wordt voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de 7-jarige [voornaam minderjarige] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De zorgen over het forse overgewicht van [voornaam minderjarige] zijn in de afgelopen periode niet afgenomen, ondanks de betrokkenheid van een diëtiste. De adviezen van de diëtiste over het soort en de hoeveelheid voeding lijken niet te worden opgevolgd door de moeder. Daardoor is het gewicht van [voornaam minderjarige] niet afgenomen, maar zelfs toegenomen. Ook de zorgen over de schoolgang van [voornaam minderjarige] en de daarmee samenhangende achterstand in zijn ontwikkeling zijn niet afgenomen. Uit het door de GI overgelegde verzuimoverzicht blijkt dat er in de periode van september 2024 tot en met 7 februari 2025 veelvuldig sprake was van ongeoorloofd verzuim, ziekmeldingen en te laat komen. Ook in de periode daarna is sprake van verzuim, nu is gebleken dat de moeder momenteel, buiten de schoolvakantie om, met [voornaam minderjarige] op Curaçao verblijft.
5.3.
De moeder lijkt onvoldoende probleembesef te hebben, heeft haar eigen visie op de zorgen rond [voornaam minderjarige] en legt de oorzaak daarvan buiten zichzelf. Voor het voortzetten van hulpverlening in het vrijwillig kader is het dan ook nog te vroeg. Er is meer tijd nodig om duidelijk te krijgen of sprake is van het bestendig meewerken aan en accepteren van hulpverlening en adviezen. Nu de moeder nog niet in staat wordt geacht om de bedreigde ontwikkeling van [voornaam minderjarige] zelfstandig af te wenden, blijft ook de komende periode hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk. In de komende periode zal de ingezette hulp van ASVZ en de diëtiste moeten worden gemonitord en zal zo nodig aanvullende of andere hulp moeten worden ingezet om de hierboven beschreven zorgen te doen afnemen.
5.4.
De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van een jaar. [1]
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 15 maart 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025 door
mr. drs. H. Biemond, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 25 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.