ECLI:NL:RBROT:2025:3769

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
ROT 24/7792
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet na civiele veroordeling

Op 7 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers, [naam eiser] en [naam eiseres], een beroep hebben ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw). De aanvraag was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, met een besluit van 30 november 2023, en het bezwaar hiertegen werd bij besluit van 30 juli 2024 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld, waarbij eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde, mr. M. el Idrissi, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. S. Ercan en mr. W. Breure.

Eisers hebben bijzondere bijstand aangevraagd om de proceskosten te dekken die zij moesten betalen aan de woningbouwvereniging, na een verloren civiele procedure. De rechtbank oordeelde dat de proceskosten een schuld vormen aan de woningbouwvereniging en dat op basis van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder g, van de Pw geen bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor een schuld, ongeacht de oorzaak. De rechtbank concludeerde dat er geen dringende redenen waren om af te wijken van deze regel, zoals beschreven in artikel 49 van de Pw. De eisers hadden geen recht op bijzondere bijstand, omdat hun situatie niet voldeed aan de criteria voor dringende redenen die in de wet zijn vastgelegd.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eisers geen vergoeding voor hun griffierecht of proceskosten ontvangen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. M.G.L. de Vette, in aanwezigheid van griffier mr. M. Lammerse. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7792

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

[naam eiser] (eiser) en [naam eiseres] (eiseres), Rotterdam, eisers,

gemachtigde: mr. M. el Idrissi,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder,
gemachtigde: mr. S. Ercan.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 30 november 2023 afgewezen. Met het besluit van 30 juli 2024 op het bezwaar van eisers is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven (het bestreden besluit).
1.2.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 januari 2025 op zitting behandeld. Hier hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder is de gemachtigde verschenen, vergezeld van mr. W. Breure.
1.4.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eisers wonen in een woning van een woningbouwvereniging die voor eiseres om medische redenen niet geschikt is. Zij hebben om die reden een urgentieverklaring verkregen, waarmee zij hebben gereageerd op een woning. De woningbouwvereniging heeft echter geweigerd eisers deze woning toe te wijzen, omdat eisers volgens de woningbouwvereniging onvoldoende inkomen hebben om de huur van deze woning te kunnen voldoen. Eisers hebben deze weigering bij de civiele rechter aangevochten, maar hebben deze zaak verloren. De civiele rechter heeft hen in de proceskosten van de woningbouwvereniging veroordeeld (€ 529,-). Eisers hebben voor het betalen hiervan bijzondere bijstand aangevraagd, die verweerder hen heeft geweigerd.
2.1.
Niet in geschil is dat de proceskosten die eisers aan de woningbouwvereniging moeten voldoen, een schuld is aan de woningbouwvereniging. In artikel 13, eerste lid, aanhef en onder g, van de Pw is dwingend bepaald dat voor een schuld geen bijzondere bijstand wordt verstrekt, ongeacht wat de oorzaak van die schuld is geweest. Alleen in het in artikel 49 van de Pw omschreven geval is afwijking van deze regel mogelijk.
2.2.
Uit artikel 49 van de Pw volgt dat alleen bijzondere bijstand voor een schuld wordt verstrekt als er dringende redenen zijn om die schuld op te lossen en dit niet door middel van een kredietregeling kan. Het gaat dus om een schuld die een bedreiging vormt voor een essentiële voorziening in het bestaan, zoals een dreigende uithuiszetting of een dreigende afsluiting van gas, water en licht, en alleen door middel van verlening van bijstand voor die schuld kan worden voorkomen. Dit is vaste rechtspraak. Van zo’n schuld is hier geen sprake. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om artikel 49 van de Pw, zoals eisers willen, uit te breiden naar andere dringende situaties, zoals eisers hebben bepleit. Dat eisers dringend een andere woning nodig hebben en zich daarom genoodzaakt zagen te trachten de toewijzing van deze woning af te dwingen via een procedure bij de civiele rechter, ziet op het ontstaan van de schuld, die binnen het kader van artikel 49 van de Pw niet relevant is.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet vergoed en krijgen ook geen vergoeding voor hun proceskosten.
3.1.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 januari 2025 door mr. M.G.L. de Vette, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Lammerse, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.