ECLI:NL:RBROT:2025:3769
Rechtbank Rotterdam
- Proces-verbaal
- M.G.L. de Vette
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet na civiele veroordeling
Op 7 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers, [naam eiser] en [naam eiseres], een beroep hebben ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw). De aanvraag was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, met een besluit van 30 november 2023, en het bezwaar hiertegen werd bij besluit van 30 juli 2024 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld, waarbij eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde, mr. M. el Idrissi, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. S. Ercan en mr. W. Breure.
Eisers hebben bijzondere bijstand aangevraagd om de proceskosten te dekken die zij moesten betalen aan de woningbouwvereniging, na een verloren civiele procedure. De rechtbank oordeelde dat de proceskosten een schuld vormen aan de woningbouwvereniging en dat op basis van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder g, van de Pw geen bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor een schuld, ongeacht de oorzaak. De rechtbank concludeerde dat er geen dringende redenen waren om af te wijken van deze regel, zoals beschreven in artikel 49 van de Pw. De eisers hadden geen recht op bijzondere bijstand, omdat hun situatie niet voldeed aan de criteria voor dringende redenen die in de wet zijn vastgelegd.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eisers geen vergoeding voor hun griffierecht of proceskosten ontvangen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. M.G.L. de Vette, in aanwezigheid van griffier mr. M. Lammerse. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.