ECLI:NL:RBROT:2025:3778

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
10/730411-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag na schietincident in drukke eetgelegenheid te Rotterdam

Op 23 september 2014 vond in een drukke eetgelegenheid aan de Mathenesserweg in Rotterdam een schietincident plaats waarbij de verdachte, [verdachte], negen kogels afvuurde op het slachtoffer, een 29-jarige man, die ter plekke overleed. De verdachte werd beschuldigd van moord, maar de rechtbank oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat hij met voorbedachte rade handelde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van moord, maar veroordeelde hem voor doodslag tot een gevangenisstraf van 12 jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte met zijn handelen een ernstig gebrek aan respect voor menselijk leven toonde en dat de veiligheid van omstanders in gevaar was gebracht. De rechtbank hield rekening met de psychologische impact van het incident op de nabestaanden en de samenleving. De verdachte had kort na het schietincident naar Turkije gevlucht, waardoor er weinig inzicht was in zijn achtergrond en motieven. De rechtbank legde een gevangenisstraf op die lager was dan de door de officier van justitie geëiste 22 jaar, omdat de voorbedachte rade niet bewezen was. De rechtbank kende ook schadevergoeding toe aan de nabestaanden voor de geestelijke schade die zij hadden geleden door het verlies van hun dierbare.

Uitspraak

RechtbankR
OTTERDAM
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummer: 10/730411-14
Datum uitspraak: 26 maart 2025
Datum zittingen: 11 en 13 maart 2025
Tegenspraak

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1981, niet ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland.
Raadsman van de verdachte: N.C.J. Meijering
Officieren van justitie: J. Boender en M. van den Berg (hierna: de officier van justitie)

Tenlastelegging

De verdachte wordt door de officier van justitie beschuldigd van de moord of de doodslag op [slachtoffer] . De volledige tenlastelegging houdt in dat de verdachte:
op of omstreeks 23 september 2014 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, met een vuurwapen één of meer kogels afgevuurd op, althans in de richting van (het lichaam van) die [slachtoffer] , ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

Bewijs

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de tenlastegelegde moord bewezen kan worden.
Bewezenverklaring
Bewezenverklaard wordt dat de verdachte:
op 23 september 2014 te Rotterdam, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk met een vuurwapen kogels afgevuurd op die [slachtoffer] , ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring is gebaseerd op de hieronder opgenomen inhoud van de bewijsmiddelen en de onderstaande aanvullende bewijsmotivering.
Bewijsmiddelen [1]
a.
Proces-verbaal van politie, verklaring [getuige 1] [2]
Op 23 september 2014 liepen [verdachte] en ik op de Mathenesserweg in Rotterdam en [verdachte] riep dat wij bij [naam horecagelegenheid] een broodje konden gaan eten. [voornaam verdachte] en ik zijn verder gelopen naar de [naam horecagelegenheid] .
Proces-verbaal van de Turkse rechter, verklaring [verdachte] [3]
Ik ken [getuige 1] en [slachtoffer] . Tijdens het voorval op 23 september 2014 in het restaurant [naam horecagelegenheid] te Rotterdam was ik ter plaatse.
Proces-verbaal van politie, verklaring [getuige 2] [4]
Op 23 september 2014 was ik aan het werk bij [naam horecagelegenheid] in Rotterdam. Er kwam een Turkse man de zaak binnen via de voordeur. Toen de man naar binnen kwam, zag ik dat hij zijn linker arm gebogen hield voor zijn mond en neus. Ook zag ik dat de man in zijn rechterhand een mat zwartkleurig vuurwapen had. Toen de man begon te schieten vanaf de deur zat het slachtoffer aan tafel. Ik denk dat er zo’n 7 keer gelijk achter elkaar is geschoten. Ik heb maar één dader gezien. Het was een Turkse man van 170-180 cm met een beetje mollig postuur, kort zwart stekelig haar, opvallend wijd openstaande ogen en een licht getinte huidskleur. De man was gekleed in een zwarte jas.
Proces-verbaal van politie, verklaring [getuige 2] en bevindingen van de politie [5]
Op de door u getoonde foto zie ik de man die hier heeft geschoten. Ik herken de man aan zijn haar en ogen. Het is gewoon dezelfde man. Ik heb hem hier een paar keer eerder gezien. Zo’n twee a drie weken ervoor. De getoonde foto is: [verdachte] .
Proces-verbaal van politie, verklaring [getuige 3] [6]
Op 23 september 2014 om 17:50 uur reed ik op de Mathenesserweg en hoorde enkele knallen. Toen ik bij het restaurant was aangekomen zag ik een man naar buiten stappen en gaan rennen in de richting van de Willem Beukelszstraat. Hij ging rennen en pakte iets uit zijn zak, een witte zakdoek of servet ofzo, en hield dat voor zijn mond. Hij rende de Willem Beukelszstraat in. De man van ongeveer 1,80 meter had zeer donker haar van enkele centimeters lang, een normaal tot stevig postuur, getinte huidskleur. Hij droeg een zwarte broek spijkerbroek model en een zwart leren jas zonder kraag tot aan zijn middel.
Proces-verbaal van politie, onderzoek politie [7]
Ik deed onderzoek naar een telefonische melding op 23 september 2014 om 17:56:23. De melding had de volgende inhoud. Ik heb een verdachte gezien van de schietpartij op de Mathenesserweg. Ik hoorde knallen. Dat is zojuist gebeurd, 5 minuten geleden. Ik heb een man zien weglopen vanaf Mathenesserweg en die is de Willem Beukelszstraat ingerend en is die straat helemaal uitgerend. Daarna is hij linksaf gegaan de Mathenesserdijk op. De man heeft zijn jas weggegooid in de afvalcontainer op de hoek. Hij draagt een zwart shirt met korte mouwen en een zwarte broek. Het is een beetje een stevige vent, rond de een meter vijfenzeventig, beetje getinte huid.
Proces-verbaal van politie, onderzoek politie [8]
Op het trottoir van de Mathenesserdijk ter hoogte van de kruising met de Willem Beukelszstraat te Rotterdam zijn drie afvalcontainers geplaatst. In de meest westelijk geplaatste container trof ik een zwarte jas aan van het merk Gucci ( [SIN-nummer] ).
Deskundigenverslag [9]
Op stubs waarmee delen van de mouwen van de jas ( [SIN-nummer] ) zijn bemonsterd, zijn met de elektronenmicroscoop deeltjes met verschillende elementsamenstellingen aangetroffen.
Rechtermanchet 62 A
Rechtermouw 61 A
Linkermanchet 59 A
Linkermouw 65 A
247A
Op stubs waarmee delen van de mouwen van deze jas zijn bemonsterd, zijn 247 categorie A deeltjes aangetroffen. Dit zijn deeltjes met een elementsamenstelling die karakteristiek is voor schotrestdeeltjes. Deeltjes uit deze categorie zijn vrij zeldzaam in de natuur. Met het aantreffen van categorie A deeltjes wordt een vrijwel zekere relatie aangetoond met een schietproces.
i.
Deskundigenverslag [10]
In deze zaak is een DNA-verwantschapsonderzoek uitgevoerd. Het prominente deel van het celmateriaal in de bemonstering [SIN-nummer] van de binnenzijde van de kraag van een jas kan afkomstig zijn van een volle broer van [persoon A] (geboren op [geboortedatum 2] 1986) en [persoon B] (geboren op [geboortedatum 3] 1975).
Proces-verbaal van politie, onderzoek politie [11]
[verdachte] heeft nog twee oudere broers, [persoon B] en [persoon C] . [voornaam verdachte] heeft nog één jongere broer, [persoon A] .
Proces-verbaal van politie, onderzoek politie [12]
Op 23 september 2014 te 17:55.38 / 17:55.43 uur loopt een man over het trottoir aan de Noordzijde van de Mathenesserdijk ter hoogte van de Dirk Danestraat. Deze man is komende vanuit de richting van de Willem Beukelszstraat. De man gaat op de Mathenesserdijk ter hoogte van het zebrapad rechtsaf het trappetje af gaande in de richting van de wijk Spangen. Het signalement van deze man is als volgt: licht getinte man, leeftijd 20-35 jaar, lengte 175 tot 185 cm, zwart haar, kort gedekt model. De man gaat gekleed in een zwart T-shirt met korte mouwen, zwartgrijs kleurige broek en donkere schoenen met lichte zolen. De man draagt in zijn linker hand een lichtkleurig voorwerp.
Eigen waarneming rechtbank op de zitting van 11 maart 2025
Op de beelden van Google Maps van de route van de [adres 1] via de Willem Beukelszstraat naar de [adres 2] neemt de rechtbank het volgende waar:
[adres 1] is het adres van eetgelegenheid [naam horecagelegenheid] . [adres 3] is het laatste huis aan het einde van de Willem Beukelszstraat waar de containers zijn geplaatst. [adres 2] is de locatie van de beelden waar de verdachte gezien zou zijn in een zwart T-shirt met korte mouwen. De route van de [adres 1] via de Willem Beukelszstraat naar de [adres 2] is zes minuten lopen.
Op het beeld van Google Maps van de Mathenesserdijk neemt de rechtbank het volgende waar:
Dit is de locatie waar de achterkant van de man met het zwarte T-shirt met korte mouwen te zien is op de beelden van Opsporing Verzocht. Te zien is het trappetje waar de verdachte naar beneden gaat. Aan de overkant van de straat is [adres 2] .
Op de beelden van Opsporing Verzocht neemt de rechtbank het volgende waar:
We zien de achterkant van een man met een zwart T-shirt. We zien de man rechtsaf gaan. Dit is de locatie die via Google Maps is aangewezen.
Proces-verbaal van politie, onderzoek politie [13]
In verband met het onderzoek van het TGO Mathenesser werd in het televisieprogramma Opsporing Verzocht op 18 november 2014 tussen 20.34 uur en 21.19 uur nogmaals aandacht besteed aan het schietincident bij [naam horecagelegenheid] op de [adres 1] te Rotterdam. In de uitzending werden beelden getoond van Cameratoezicht van de Mathenesserdijk, waarop de vermoedelijke schutter is te zien.
Tapgesprek [nummer 1] [14]
Datum: 18-11-2014 20:52:29
[naam 1] : Heb je gezien wie aan het lopen was?
Moeder: Ik heb het gezien.
[naam 1] : Die daar loopt, van achteren, die daar loopt.
Moeder: Die met het zwart toch?
[naam 1] : Ja! ‘Die van ons’! Hou je mond! Niets laten merken!
Moeder: Wat?
[naam 1] : Die is die van ons!
Moeder: Is goed.
[naam 1] : Goed? De opname is van achteren genomen.
Moeder: Ja. Ja. Hou op.
[naam 1] : Kijk maar! Kijk maar! Wij zijn ook aan het kijken.
Moeder: Wij zijn aan het kijken.
Tapgesprek [nummer 2] [15]
Datum: 18-11-2014 21:21:42
[naam 2] : Aan die postuur van achter.... kan ik dus overduidelijk zeggen dat hij het is.
[naam 3] : Ja dus iemand die hem....
[naam 2] : Dat is .... hij is echt... overduidelijk is dat [voornaam verdachte] . Dat kan ik ja dat is sowieso te zien.
Mijn vader heeft er ook naar gekeken. Mijn vader zei ook: ‘van achteren lijkt hij absoluut op [voornaam verdachte] ’.
Proces verbaal van politie, onderzoek politie [16]
Op 23 september 2014, omstreeks 17:50 uur, vond in restaurant [naam horecagelegenheid] , gevestigd aan de [adres 1] te Rotterdam, een schietincident plaats. Hierbij werd door een persoon meerdere projectielen afgevuurd op een persoon die ter plaatse overleed. Ik heb het stoffelijk overschot op dinsdag 23 september 2014 te 23:55 uur in beslag genomen. Aan de hand van een politiefoto werd het stoffelijk overschot herkend als [slachtoffer] en de dactyloscopische sporen werden vergeleken met het dactyloscopisch signalement van [slachtoffer] , zoals bekend in het bedrijfsprocessensysteem van de politie. Op 24 september 2014 is het stoffelijk overschot overgebracht naar het sectielokaal alwaar op 25 september 2014 door de patholoog-anatoom [persoon D] sectie is verricht.
Deskundigenverslag [17]
Er waren bij sectie aan het lichaam tekenen van doorgemaakt mechanisch perforerend geweld (sub A4a-r) passend bij 9 doorschoten, waarbij 6 doorschoten door de romp, 1 doorschot door de hals/het hoofd en 2 doorschoten door de rechteronderarm. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de 2 doorschoten aan de rechteronderarm eventueel gecombineerd kunnen worden met de overige doorschoten. De letsels waren, gezien de begeleidende bloeduitstortingen, alle bij leven ontstaan.
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer] wordt het intreden van de dood verklaard door fors bloedverlies en functiestoornissen van de longen en de hersenen, veroorzaakt door inwerking van meervoudig uitwendig mechanisch perforerend geweld (schieten).
Aanvullende bewijsmotivering en bespreking van de bewijsverweren
a.
Bewijsconstructie
De verdachte loopt op 23 september 2014 iets voor 17:50 uur samen met de medeverdachte in de richting van de eetgelegenheid [naam horecagelegenheid] in Rotterdam. Bij binnenkomst schiet de verdachte met een vuurwapen meerdere kogels af op [slachtoffer] die aan de verwondingen daarvan overlijdt. Tijdens het schieten verbergt de verdachte zijn gezicht met zijn arm/hand. Als hij naar buiten stapt, rent hij in de richting van de Willem Beukelszstraat en bedekt hij nog steeds zijn gezicht. Hij rent deze straat uit, trekt zijn jas met schotresten op de manchetten en mouwen uit en gooit deze in een vuilcontainer. In zijn enkele zwarte T-shirt loopt hij verder de Mathenesserdijk op.
Bewijsverweren
De hierboven beschreven bewijsconstructie wordt door de verdediging betwist. De verdachte is tijdens het schietincident wel in [naam horecagelegenheid] geweest, maar niet hij, maar de medeverdachte heeft de schoten gelost. De verdachte heeft slechts tijdens het schieten het wapen van de medeverdachte afgepakt en dit uiteindelijk weggegooid. Eén en ander blijkt volgens de verdediging zowel uit de bekennende verklaring(en) van de medeverdachte als uit de verklaring(en) van de verdachte. De getuigenverklaringen op en om de plaats delict zijn niet voldoende betrouwbaar om de verklaringen van de medeverdachte en de verdachte te weerleggen, maar ondersteunen juist het door hen geschetste scenario met de medeverdachte als de schutter. De getuigenverklaringen kunnen in ieder geval vanwege uitvoerig uiteengezette discrepanties en onduidelijkheden niet dienen tot het bewijs van de verdachte als de schutter. De schotresten die zijn aangetroffen op de jas die de verdachte droeg en door hem is weggegooid in de vuilcontainer zijn te verklaren door het afpakken van het wapen.
Betrouwbaarheid en redengevendheid van de diverse bewijsmiddelen
In de twee voor het bewijs gebruikte verklaringen van de getuigen - één binnen [naam horecagelegenheid] en één buiten - wordt gesproken over een man die betrokken is bij het schietincident die zijn gezicht afdekte, een stevig postuur had en een zwarte jas droeg. De getuige binnen wijst deze man aan als de schutter. De getuige buiten heeft het schieten niet waargenomen, maar heeft het in zijn verklaring over dezelfde man gelet op de drie door beide getuigen genoemde specifieke kenmerken.
De getuige binnen heeft op basis van een aan hem getoonde foto de verdachte herkend als de schutter. Ook de getuige buiten heeft het, zonder het zelf te weten, over de verdachte. De man die hij beschrijft, volgt een route in de richting van de Willem Beukelszstraat. Dat dit de verdachte is, volgt uit het aantreffen van zijn jas in de vuilcontainer aan het einde van de Willem Beukelszstraat en uit de herkenning door familieleden bij het zien van beelden uitgezonden door Opsporing Verzocht als hij kort daarna wegloopt op de Mathenesserdijk in enkel zijn zwarte T-shirt. Bovendien is in het scenario dat aan het verweer ten grondslag ligt niet weersproken dat de over de Willem Beukelszstraat en Mathenesserdijk weglopende persoon de verdachte is.
De twee verklaringen die allebei kort na het schietincident zijn afgelegd, ondersteunen elkaar over en weer inhoudelijk. Zij zijn afgelegd door objectieve getuigen die hebben kunnen waarnemen waarover zij verklaren. Onafhankelijk van elkaar wijzen de verklaringen - de één direct en de ander indirect - in de richting van de verdachte als de schutter. Op deze manier ondersteunen de verklaringen elkaar over en weer ook in hun betrouwbaarheid.
Daar blijft het niet bij. Op de door de verdachte weggegooide jas worden schotresten aangetroffen op de manchetten en de mouwen waarbij 247 (62+61+59+65) deeltjes worden aangetroffen die specifiek zijn voor een schietproces. Deze bevinding past naadloos in de bewijsconstructie met de verdachte als de schutter van een groot aantal projectielen. Ook deze bevinding ondersteunt de betrouwbaarheid van de genoemde getuigenverklaringen.
Anders dan de verdediging heeft bepleit, kunnen de verklaringen en de herkenning daarom voor het bewijs worden gebruikt.
Onaannemelijkheid van het scenario van de medeverdachte als schutter
Het scenario dat de medeverdachte de schutter is en dat de verdachte de medeverdachte tijdens het schieten bij de handen greep, vervolgens het wapen van hem afpakte en schotresten op zijn jas kreeg, is daarnaast niet aannemelijk geworden. De aannemelijkheid wordt in de eerste plaats geraakt door de in de bewijsconstructie uiteengezette gang van zaken. De schutter is óf de verdachte óf de medeverdachte. Verder is in dat verband een punt dat de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte die ten grondslag liggen aan dit scenario pas maanden respectievelijk jaren later worden afgelegd. De medeverdachte heeft pas ruim een half jaar na het schietincident verklaard bij zijn terugkeer in Nederland na eerder te zijn gevlucht naar Turkije. De verdachte heeft zijn verklaring pas afgelegd vele jaren na het schietincident ten overstaan van de Turkse autoriteiten.
Ook inhoudelijk is er af te dingen op de aannemelijkheid van het door de verdediging geschetste scenario. De verklaring over het afpakken van het wapen door de verdachte wordt door geen van de aanwezigen in [naam horecagelegenheid] waargenomen. Sterker nog, vrijwel niemand spreekt over meerdere personen in [naam horecagelegenheid] die betrokken zouden zijn bij het schietincident. Ook is heel treffend dat de medeverdachte evenmin heeft verklaard over dit afpakken van het wapen door de verdachte. Beide vaststellingen zijn opmerkelijk, omdat het afpakken van het wapen door de verdachte volgens zijn verklaring zou hebben plaatsgevonden tijdens het schieten door de medeverdachte. Een niet te missen gebeurtenis voor zowel de vele omstanders als voor de medeverdachte.
Conclusies
De bewijsverweren worden verworpen. Het alternatieve scenario is niet aannemelijk geworden en raakt de bewijsconstructie dus niet.
Vrijspraak voorbedachte raad
Anders dan de officier van justitie naar voren heeft gebracht en kort heeft onderbouwd kan niet worden vastgesteld dat de verdachte met voorbedachte rade heeft gehandeld. De uiterlijke verschijningsvorm van het schieten wijst op het eerste gezicht weliswaar wel in de richting van een vooropgezet doel om naar [naam horecagelegenheid] toe te gaan om daar op het slachtoffer te gaan schieten. Dat doel blijkt echter niet uit andere (harde) bewijsmiddelen. De door de officier van justitie genoemde mogelijk bestaande onenigheid over geld of drugs, die in het dossier niet echt uit de verf komt, kan namelijk zowel wijzen in de richting van een doel, maar kan ook de basis vormen voor een niet vooropgezette actie. In het dossier kunnen verder geen feiten en omstandigheden worden geduid die een daadwerkelijk voornemen onderbouwen. Al met al een zeer magere basis voor voorbedachte rade die op zichzelf al te wankel is voor de vaststelling daarvan. Tegen die achtergrond kan verder niet onbenoemd blijven dat het op deze manier uitvoeren van een besluit tot het doodschieten van het slachtoffer zeer opmerkelijk zou zijn. Wanneer bij de verdachte sprake was van het voornemen om het slachtoffer te doden, ligt het niet voor de hand om dat besluit uit te voeren in een zeer drukke eetgelegenheid waar hij vaker kwam, vrijwel in het volle zicht en waar hij te voet aankwam en weer vertrok. Ook zijn niet georganiseerde vlucht, via België naar Turkije zoals deze in het dossier is beschreven past daarin niet.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de (impliciet) primair ten laste gelegde moord.

Verboden gedraging en de strafbaarheid

Kwalificatie
Het bewezen feit levert het volgende strafbare feit op:
Doodslag
Strafbaarheid van het feit en de verdachte
Het feit en de verdachte zijn strafbaar.

Straf

Eis officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor moord wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 jaar.
Oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Een 29-jarige man is door de verdachte aan het begin van de avond doodgeschoten in een drukke eetgelegenheid op de Mathenesserweg in Rotterdam-West. De verdachte heeft negen kogels op het slachtoffer afgevuurd. Het slachtoffer probeerde zich in doodsangst met een krantenrekje te verweren, maar heeft desondanks geen enkele kans gehad om aan de aanval te ontsnappen. Hij werd in zijn lichaam, hoofd en hals geraakt en is ter plekke overleden.
Met zijn handelen heeft de verdachte voor lief genomen dat de vele rond etenstijd aanwezige restaurantbezoekers, waaronder kinderen, in de relatief kleine ruimte van de eetgelegenheid in levensgevaar zijn geweest. Dat het bij één slachtoffer is gebleven, is bijna een wonder te noemen. De bezoekers zijn bovendien allemaal getuige geweest van een kil en zeer gewelddadig dodelijk schietincident. Het gedrag van de verdachte getuigt van een volstrekt gebrek aan respect voor menselijk leven en de veiligheid van anderen.
Nabestaanden
Op de zitting heeft de zus van het slachtoffer een verklaring voorgelezen en is namens de ouders een verklaring voorgelezen waarin zij geëmotioneerd uitdrukking hebben gegeven aan hun verdriet, onbegrip over de gebeurtenis en het leed dat hen is toegebracht. Het slachtoffer is zijn leven kwijt, hetgeen in figuurlijke zin deels ook lijkt te gelden voor zijn ouders en zus. Zij hadden het slachtoffer lief en het leed is groot en onherstelbaar. Zij moeten niet alleen de dood van een dierbare verwerken, maar ook de wijze waarop dit heeft plaatsgevonden aanvaarden.
Samenleving
Ook omstanders en buurtbewoners hebben het schietincident gezien of verleenden eerste hulp. Veel omwonenden hebben de schoten gehoord en zagen hoe de schutter zijn doelwit uitschakelde en in kritieke toestand achterliet. De psychologische gevolgen van getuigen van een dergelijke gewelddadige daad zijn niet te onderschatten. In de buurt, de wijk en in de stad werd er die dag over de schokkende gebeurtenissen gesproken en zelfs ruim tien jaar na het incident is de zaak nog in de (lokale) media. Het schietincident heeft ook bredere maatschappelijke consequenties. Dit soort heftige gebeurtenissen wakkeren het gevoel van onveiligheid in de samenleving aan. Dat algemene onveiligheidsgevoel is ongrijpbaar en hardnekkig en maakt samenleven vaak lastiger dan nodig.
Persoonlijke omstandigheden
Doordat de verdachte kort na het schietincident is gevlucht naar Turkije, is er vrijwel geen inzicht in de achtergronden van de verdachte en de redenen van zijn daad.
Overwegingen en afwegingen
Gelet op de feiten en omstandigheden die hiervoor zijn geschetst, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dat zal niet de straf van 22 jaar zijn die de officier van justitie heeft geëist, omdat de rechtbank vrijspreekt van de voorbedachte rade en dus niet veroordeeld voor de moord. In de wet staat dat de rechtbank voor doodslag een minder hoge straf kan opleggen dan voor moord.
Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, waarbij doorgaans bij doodslag een gevangenisstraf wordt opgelegd tussen de tien en de veertien jaar. Daarbij moet worden bedacht dat de vergelijking met recente zaken niet helemaal zuiver is. Op 1 juli 2023 is namelijk het wettelijk strafmaximum voor doodslag verhoogd van 15 jaar naar 25 jaar. In deze zaak geldt op grond van de datum van het gepleegde feit het oude stafmaximum van 15 jaar.
Voor dit buitengewoon ernstige feit zou de rechtbank die maximale straf van 15 jaar eigenlijk willen opleggen als de passende straf. Een dergelijk langdurige gevangenisstraf zou op zijn plaats met het oog op de strafdoelen van vergelding - leedtoevoeging - en generale preventie - het schrikeffect van de straf op anderen - en bovendien om recht te doen aan het leed en onrecht dat het slachtoffer en de nabestaanden is aangedaan. Alleen door het opleggen van zo’n langdurige gevangenisstraf kan de veiligheid en het vertrouwen van de burger in de rechtsstaat gewaarborgd blijven.
Toch zijn er twee punten die in deze zaak ook nog van invloed zijn op de hoogte van de gevangenisstraf.
Samenloop en tijdsverloop
Door de verdediging is aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met de veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar voor medeplichtigheid aan moord in Turkije, waar hij op dit moment voor gedetineerd zit. [18] De verdediging heeft in dit verband gewezen op artikel 63 Sr. Dit artikel verplicht de strafrechter om in geval van - kort gezegd - samenloop van feiten maximaal een derde boven het hoogste strafmaximum van die feiten te straffen, ook als over die feiten niet in één vonnis een beslissing wordt genomen. In dit geval zou de maximumstraf voor het feit in Turkije en het feit dat hier aan de orde is samen 20 jaar zijn geweest, aldus de verdediging.
De rechtbank is op grond van vaste jurisprudentie van mening dat een buitenlandse rechterlijke beslissing waarbij aan de verdachte straf is opgelegd, niet een veroordeling oplevert als bedoeld in artikel 63 Sr. De samenloop regeling zoals door de verdediging aangehaald is daarom (formeel) niet van toepassing. Dit betekent niet dat de rechtbank niet op een andere manier rekening kan houden met de eerdere Turkse veroordeling, omdat altijd een straf moet worden opgelegd die gelet op alle omstandigheden van het geval, passend en geboden is. De rechtbank heeft met het oog daarop - zij het in beperkte mate - rekening gehouden met de Turkse veroordeling van de verdachte. Tenslotte is ook het tijdsverloop in de zaak een factor waar rekening mee wordt gehouden bij het bepalen van de uiteindelijk hoogte van de gevangenisstraf. Dit tijdsverloop van meer dan tien jaar is namelijk niet volledig op de verdachte af te wentelen.
Conclusie
Rekening houdend met alle feiten en omstandigheden wordt voor het bewezenverklaarde feit aan de verdachte een gevangenisstraf opgelegd van 12 jaar.
Gevangenneming
De rechtbank zal op vordering van de officier van justitie bij afzonderlijke beslissing de gevangenneming van de verdachte bevelen.
Wettelijke voorschriften
De oplegging van de straf is gebaseerd op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.

Vorderingen van de benadeelde partijen

Als benadeelde partijen hebben zich gevoegd [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partijen vorderen ieder een bedrag van € 30.000,- aan immateriële schade (schokschade), te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Daarnaast heeft zich als benadeelde partij gevoegd [benadeelde 4] ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 8.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vorderingen van alle benadeelde partijen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdediging heeft verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren nu de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.
Beoordeling
Vorderingen [benadeelde 1] en [benadeelde 3]
De benadeelde partijen hebben in het voegingsformulier en de bijlagen daarbij de vordering tot vergoeding van schokschade onderbouwd. Ook is de vordering ter terechtzitting nader toegelicht.
De benadeelden zijn geconfronteerd met het lichaam van hun overleden zoon en broer. Het nieuws in de media en het letsel dat zij bij hun zoon en broer hebben gezien, maken dat de benadeelden een beeld hebben van de wijze waarop hun zoon en broer is vermoord. De benadeelden hebben met medische stukken onderbouwd dat sprake is van geestelijk letsel in de vorm van een depressieve stoornis bij benadeelde [benadeelde 1] en PTSS met depressieve klachten bij benadeelde [benadeelde 3] , waarvoor zij beiden langere tijd zijn behandeld. De hoogte van de vergoeding voor schokschade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 20.000,-. Voor het overige worden de vorderingen afgewezen.
Vordering [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft de vordering niet onderbouwd met stukken waaruit kan worden opgemaakt dat sprake is van geestelijk letsel. Nadere bewijslevering van dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde is daarom niet-ontvankelijk in de vordering en kan deze slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering [benadeelde 4]
De benadeelde partij vordert een vergoeding ter zake van immateriële schade. De vordering zal niet-ontvankelijk worden verklaard, nu geen sprake is van rechtstreekse schade. De onrechtmatige daad was niet tegen de benadeelde gericht.
Conclusies
De verdachte moet de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 3] een vergoeding betalen van € 20.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2014. Daarnaast wordt de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr opgelegd.
De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 3] hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden op dit moment begroot op nihil.
De benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 4] worden in de vorderingen niet-ontvankelijk verklaard. Nu de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen deze benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

Beslissingen in het kort

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het (impliciet) primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het (impliciet) subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaar;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 20.000,- (zegge: twintigduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst de vordering van [benadeelde 1] voor het overige af;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde 1] te betalen
€ 20.000,-(hoofdsom,
zegge: twintigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 september 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 20.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
135 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde 3] , te betalen een bedrag van
€ 20.000,- (zegge: twintigduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst de vordering van [benadeelde 3] voor het overige af;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde 3] te betalen
€ 20.000,-(hoofdsom,
zegge: twintigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 september 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 20.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
135 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vorderingen; de vorderingen kunnen slechts worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 4] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
beveelt de gevangenneming van de verdachte, welk bevel afzonderlijk zal worden opgemaakt.

Samenstelling rechtbank en ondertekening

Dit vonnis is gewezen door:
J.H. Janssen, voorzitter, R.H. Kroon en S. Zuidwijk, rechters, in tegenwoordigheid van S.T.C.J.M. de Jongh, griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 26 maart 2025.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vindplaatsen van de bewijsmiddelen zijn genoemd in de bijbehorende voetnoot. Wanneer deze bewijsmiddelen afkomstig zijn uit het zaaksdossier TGO Mathenesser is in de voetnoten alleen het paginanummer in dat dossier worden genoemd.
2.Pag. 2085 e.v.
3.Bijlage bij de brief van het Parket van de Hoofdofficier van Justitie te Edirne van 29 september 2023 14838002-302.01.01-4-2-HOL-367-2014-E.40544/133072.
4.Pag. 58 e.v.
5.Pag. 1177 e.v.
6.Pag. 157 e.v.
7.Pag. 15 e.v.
8.Pag. 19 e.v.
9.Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, pagina 232 e.v. van het forensisch dossier.
10.Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, pagina 324 e.v. van het forensisch dossier.
11.Pag. 61 e.v. van het persoonsdossier verdachte [verdachte] .
12.Pag. 871 e.v.
13.Pag. 2212 e.v.
14.Pag. 2463 e.v.
15.Pag. 2464 e.v.
16.Pag. 412 e.v.
17.Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, pagina 297 e.v. van het forensisch dossier.
18.Rechtbank Istanbul, uitspraak in hoger beroep, zaaknummer 2022/1479.