Uitspraak
OTTERDAM
Rechtbank Rotterdam
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is de verdachte, geboren in 1994, beschuldigd van moord of doodslag op een persoon genaamd [slachtoffer]. De tenlastelegging houdt in dat de verdachte op of omstreeks 23 september 2014 in Rotterdam, samen met anderen of alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een vuurwapen heeft gebruikt om [slachtoffer] van het leven te beroven. De zitting vond plaats op 11 en 13 maart 2025, waarbij de officieren van justitie J. Boender en M. van den Berg de vordering tot vrijspraak hebben ingediend. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. Hierdoor is de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. Tevens zijn de benadeelde partijen, bestaande uit [benadeelde 1], [benadeelde 2], [benadeelde 3] en [benadeelde 4], niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte is vrijgesproken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter J.H. Janssen, en is openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.