Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[persoon B] ,
[persoon C],
1.De procedure
- de dagvaarding van 3 september 2024;
- het antwoord in conventie, met een eis in reconventie (een tegeneis);
- het antwoord in reconventie;
- in totaal 12 bijlagen van [persoon A] ;
- in totaal 26 bijlagen van [gedaagden] .
2.Het geschil
niet vrij van recht en kosten, af te geven negen maanden na mijn overlijden danwel eerder indien de overdracht van de woning aan de [adres] te Rotterdam heeft plaatsgevonden aan mevrouw [persoon A] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] negentienhonderdvijfenzestig, een bedrag in geld dat gelijk is aan vijfentwintig
procent (25%)van het hierna te omschrijven saldo van mijn nalatenschap, hierna ook te noemen: “het saldo”.
3.De beoordeling
mijnnalatenschap. Dat [persoon D] eerder zou overlijden is op 14 juni 2023 door erflater niet voorzien en was ook niet te voorzien begrijpt de rechtbank. Omdat erflater niet kan beschikken over iets dat niet van hem is, namelijk: [persoon D] deels van de huwelijksgoederengemeenschap, kan door erflater niet anders bedoeld zijn dan: 25% van wat bij mijn dood, die naar ik nu, op 14 juni 2023, aanneem eerder komt dan de dood van [persoon D] , van mij is.