ECLI:NL:RBROT:2025:3874

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
C/10/692508 / KG ZA 25-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop en ontruiming van woning na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee ex-echtgenoten, waarbij de eiser verzocht om medewerking van de gedaagde aan de verkoop van hun gezamenlijke woning. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Verschoor, vorderde dat de gedaagde binnen 24 uur na betekening van het vonnis haar medewerking zou verlenen aan alle handelingen die de makelaar noodzakelijk achtte voor het verkooptraject, waaronder het nemen van foto's en het faciliteren van bezichtigingen. De gedaagde, die in persoon verscheen, had eerder geweigerd om mee te werken aan de verkoop, ondanks een eerdere uitspraak van de rechtbank en een arrest van het gerechtshof dat haar daartoe verplichtte.

De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet voldeed aan haar verplichtingen uit eerdere vonnissen en dat er een spoedeisend belang was voor de eiser, die aangaf dat zijn financiële situatie verslechterde door het uitblijven van de verkoop. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van de eiser toe, met uitzondering van de machtiging om de ontruiming met behulp van de sterke arm uit te voeren, omdat de deurwaarder deze bevoegdheid al had. De gedaagde werd veroordeeld tot het betalen van een dwangsom voor iedere keer dat zij niet aan de veroordelingen voldeed, tot een maximum van € 10.000,-. Tevens werd bepaald dat de gedaagde de woning uiterlijk twee weken voor de notariële levering aan de kopers moest verlaten. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/692508 / KG ZA 25-23
Vonnis in kort geding van 25 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende op een geheim adres,
eiser,
advocaat mr. M. Verschoor te Rozenburg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 24 januari 2025, met producties 1 tot en met 6;
  • het proces-verbaal van de zitting van 25 februari 2025;
  • diverse stukken van [gedaagde] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 11 maart 2025 plaatsgevonden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 29 april 2019 is de echtscheiding tussen hen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 28 november 2019 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 30 augustus 2023 heeft de rechtbank partijen gelast de woning, gelegen aan de [adres] in ( [postcode] ) [woonplaats] (hierna: ‘de woning’) te verkopen. Daarbij is (voor zover nu van belang) het volgende bepaald:
“5.2 veroordeelt [gedaagde] mee te werken aan de verkoop en levering van de woning en meer in het bijzonder tot:
  • het binnen twee weken na betekening van dit vonnis ondertekenen van de opdracht tot verkoop van de woning door een door [eiser] aan te wijzen makelaar;
  • het meewerken aan de voor verkoop en levering benodigde (rechts)handelingen, op aanwijzing van de te benoemen makelaar en/of de bij de verkoop betrokken notaris, steeds binnen de termijn die de makelaar en/of notaris daartoe bepaalt,
5.3
veroordeelt [gedaagde] mee te werken aan de taxatie van de woning door een door [eiser] aan
te wijzen NVM makelaar,
5.4
bepaalt dat dit vonnis, zo nodig, in de plaats treedt van alle rechtshandelingen die [gedaagde] moet verrichten om tot taxatie van de woning en verkoop en levering van de woning aan een derde te komen, waaronder in ieder geval moet worden begrepen het verstrekken van een opdracht tot taxatie van de woning, het verstrekken van een opdracht aan een verkoopmakelaar, het ondertekenen van de verkoopovereenkomst en het verlenen van medewerking aan notariële levering van de woning aan een derde,
5.5
bepaalt dat partijen uit de verkoopopbrengst van de woning de hypotheekschuld dienen af te lossen en de kosten van de makelaar en taxateur en eventuele andere verkoopkosten moeten betalen. Het daarna resterende bedrag komt aan partijen ieder bij helfte toe,(..)”
2.3.
[gedaagde] heeft hoger beroep ingesteld tegen de wijze van verdeling van de woning in het vonnis. Het gerechtshof Den Haag heeft [gedaagde] bij arrest van 26 november 2024 niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen de gelaste wijze van verdeling, zoals omschreven in 5.1 tot en met 5.4 van het vonnis en heeft het in 5.5. bepaalde bekrachtigd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – na vermindering van eis ter zitting – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. [gedaagde] te veroordelen binnen 24 uur na betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan alle handelingen die de makelaar noodzakelijk acht teneinde het verkooptraject te kunnen aanvangen en in het bijzonder aan het nemen van foto's, het faciliteren en toestaan van bezichtigingen, en aan de uitvoering van de aanwijzingen van de makelaar, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere keer dat [gedaagde] in gebreke blijft, tot aan het maximum van € 100.000,-;
[eiser] te machtigen om de woning te ontruimen, wanneer [gedaagde] weigerachtig is de woning tijdig leeg op te leveren en [eiser] te machtigen de in de woning aan [gedaagde] toebehorende achtergebleven zaken te doen opslaan, waarbij de kosten van de ontruiming en de opslag voor rekening van [gedaagde] komen;
[gedaagde] te veroordelen tot het verlaten van de woning, althans te bepalen dat [gedaagde] twee maanden voor de uiteindelijke oplevering, levering en overdracht van de woning aan de koper, de woning moet hebben verlaten;
[eiser] te machtigen het onder b) en c) gevorderde ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van de politie en justitie;
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] stelt dat zijn financiële situatie verslechtert. Hoewel hij (financieel) alleen zorgt voor de minderjarige zoon van partijen, ontvangt hij geen toeslagen meer van de Belastingdienst en moet hij eerder verkregen toeslagen zelfs terugbetalen. Dit komt doordat de woning nog steeds niet is verkocht en de Belastingdienst de woning is gaan zien als vermogen. Met deze stelling is voldaan aan het voor deze procedure vereiste spoedeisend belang. [gedaagde] heeft het spoedeisend belang ook niet betwist.
4.2.
[eiser] stelt dat [gedaagde] , ondanks het vonnis van de rechtbank en het arrest van het gerechtshof, niet meewerkt aan de verkoop van de woning. Vanwege die weigerachtige houding van [gedaagde] is de makelaar handelingsverlegen en is het noodzakelijk dat [gedaagde] op straffe van een dwangsom moet meewerken aan het maken van foto’s en het houden van bezichtigingen. [eiser] vreest voorts dat, ook als [gedaagde] aanvankelijk wel meewerkt, zij de woning voorafgaand aan de notariële levering aan de kopers niet zal verlaten. [gedaagde] stelt dat de woning is gefinancierd met geld dat zij heeft verkregen na de verkoop van haar woning in Israël. [gedaagde] heeft een gering inkomen en kan geen ander huis vinden. Ze wil en gaat niet meewerken aan de verkoop van de woning en zal de woning niet verlaten.
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De omstandigheden waar [gedaagde] zich op beroept, zijn al onderdeel van het debat geweest in de bodemprocedures bij de rechtbank en het gerechtshof. Het gerechtshof heeft recent, in november 2024, nog geoordeeld dat de woning moet worden verkocht en dat [gedaagde] daaraan haar medewerking moet verlenen. [eiser] heeft onbetwist gesteld dat de makelaar vanwege de houding van [gedaagde] de woning niet in de verkoop kan zetten. Dit betekent dat de vordering onder a) toewijsbaar is. [gedaagde] wordt veroordeeld om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan alle handelingen die de makelaar noodzakelijk acht voor het verkooptraject. Zij moet ook meewerken aan het nemen van foto’s en bezichtigingen faciliteren en toestaan.
4.4.
De gevorderde dwangsom wordt beperkt. [gedaagde] heeft ter zitting meerdere keren aangegeven dat zij niet zal meewerken aan het te koop zetten van de woning door de makelaar. [gedaagde] heeft daarnaast ter zitting aangegeven een gering inkomen te hebben, omdat zij arbeidsongeschikt is. Gelet hierop moet worden betwijfeld of een dwangsom wel (voldoende) de functie van prikkel tot nakoming gaat vervullen. Dat neemt niet weg dat, omdat het afdwingen in rechte nog niet eerder is gevorderd en toegewezen, daarin aanleiding wordt gevonden om een beperkte en gemaximeerde dwangsom toe te wijzen.
4.5.
[eiser] vordert een machtiging tot ontruiming en [gedaagde] te veroordelen de woning twee maanden voor de levering aan de kopers, te hebben verlaten. Na vragen van de voorzieningenrechter ter zitting is gebleken dat de vorderingen b) en c) zien op dezelfde situatie, namelijk dat [gedaagde] voordat de woning wordt geleverd aan de kopers, die woning met al haar spullen moet hebben verlaten en ontruimd. Hiervoor is al aan de orde gekomen dat [eiser] vreest dat [gedaagde] de woning voorafgaand aan de levering niet zal verlaten, wat partijen dan schadeplichtig maakt jegens de kopers. [gedaagde] heeft de vorderingen kennelijk ook zo begrepen dat zij de woning moet verlaten en ontruimen, omdat zij meerdere keren heeft aangegeven dat zij de woning niet gaat verlaten, omdat zij geen ander huis kan vinden. Op grond daarvan is er een reële kans dat [gedaagde] de woning niet (tijdig) verlaat. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen daarom in die zin toe dat [gedaagde] de woning voordat deze wordt geleverd aan de kopers, moet hebben verlaten en ontruimd. Een termijn van twee weken voor de leveringsdatum acht de voorzieningenrechter een redelijke termijn. Niet gesteld of gebleken is dat en waarom die termijn langer moet zijn. Als [gedaagde] goederen in de woning heeft achtergelaten, mag [eiser] deze goederen voor [gedaagde] opslaan.
4.6.
Vordering d), de machtiging om de ontruiming met behulp van de sterke arm en op kosten van [gedaagde] te doen uitvoeren, wordt afgewezen. De deurwaarder kan op grond van de wet zonder die machtiging met dit vonnis de ontruiming van de woning bewerkstelligen, en eventueel de sterke arm inschakelen, als [gedaagde] niet vrijwillig of op tijd tot ontruiming overgaat. Uit de wet volgt dat [gedaagde] in dat geval opdraait voor de kosten van de gedwongen ontruiming. Er bestaat daarom geen aanleiding om voor die kosten een machtiging uit te spreken, nog afgezien van het feit dat op dit moment niet duidelijk is of er een gedwongen ontruiming gaat plaatsvinden en, als dat zo is, wat die dan precies kost. Dit geldt ook voor de kosten voor het opslaan van de goederen voor [gedaagde] . Het is niet zeker dat deze kosten gemaakt gaan worden en als dat het geval is, is op dit moment niet duidelijk hoeveel ze bedragen.
4.7.
Omdat partijen ex-echtgenoten zijn, worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis:
  • haar medewerking te verlenen aan alle handelingen die de makelaar noodzakelijk acht om het verkooptraject op te starten;
  • haar medewerking te verlenen aan het nemen van foto's;
  • het faciliteren en toestaan van bezichtigingen en (meewerken) aan de uitvoering van de aanwijzingen van de makelaar,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 100,- voor iedere keer dat zij niet aan een van de in 5.1 uitgesproken veroordelingen voldoet, tot een maximum van € 10.000,- is bereikt,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om de woning, gelegen aan de [adres] in ( [postcode] ) [woonplaats] , uiterlijk twee weken voordat de woning notarieel wordt geleverd aan de kopers, met alle zich daarin van haar bevindende en/of zaken te verlaten en te ontruimen, met machtiging van [eiser] om de in de woning aan [gedaagde] toebehorende achtergebleven goederen te doen opslaan,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2025.3608/2009