In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 januari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonstad Rotterdam en de krakers van een woning aan de [adres] in Rotterdam. Woonstad, de eigenaar van de woning, vorderde ontruiming van de woning, die sinds 20 december 2022 leegstond en in oktober 2024 door de krakers in gebruik was genomen. Woonstad had de krakers op 10 december 2024 een brief gestuurd waarin zij hen verzocht de woning voor 13 december 2024 te verlaten, maar de krakers hebben hieraan geen gehoor gegeven.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de krakers zonder recht of titel in de woning verblijven, wat in strijd is met het eigendomsrecht van Woonstad. De rechter oordeelde dat Woonstad een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, aangezien zij de woning op korte termijn aan een leegstandbeheerder, Ad Hoc, wil ter beschikking stellen voor tijdelijke verhuur. De voorzieningenrechter weegt het belang van Woonstad bij ontruiming zwaarder dan het belang van de krakers om in de woning te blijven. De vordering van Woonstad werd toegewezen, en de krakers kregen een termijn van vijf weken om de woning te ontruimen.
De rechter heeft ook geoordeeld dat de vordering tegen de niet-verschenen gedaagden kan worden toegewezen, omdat de procedure tegen hen niet onrechtmatig of ongegrond is. De krakers werden in het ongelijk gesteld en moesten de proceskosten van Woonstad betalen, die op € 1.725,47 zijn begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.