ECLI:NL:RBROT:2025:3965

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
C/10/695675 / JE RK 25-475
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 20 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, hierna te noemen de GI, verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen te verlengen voor de duur van een jaar. De ouders van de minderjarigen, de moeder en de vader, zijn betrokken bij de procedure. De moeder heeft aangegeven het verzoek van de GI te steunen, maar heeft ook zorgen geuit over de situatie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarigen nog steeds bedreigd wordt en dat hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk blijft. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 16 november 2025, maar de duur van de ondertoezichtstelling is beperkt tot zes maanden, met een pro forma aanhouding van het resterende deel van het verzoek tot 1 oktober 2025. De GI moet uiterlijk op die datum een rapportage over de stand van zaken indienen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/695675 / JE RK 25-475
Datum uitspraak: 20 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,
gevestigd te Dordrecht,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2017 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2017 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 7 maart 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • de vader
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten [persoon A] .

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 26 april 2024 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 16 mei 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] laten nog zorgelijk gedrag zien. Rond juni 2025 zal traumabehandeling voor hen bij Yulius starten. Ter overbrugging blijft Family Supporters (FS) betrokken. Het contact tussen de ouders verloopt in een golfbeweging, waarbij het contact tussen hen bepaalde periodes positief verloopt. Binnen het traject Ouderschap en scheiding van Enver wordt de komende periode met de ouders gewerkt aan de communicatie en besluitvorming tussen de ouders. Daarin kan de GI nog betrokken blijven en dit traject monitoren. De ouders zetten zich oprecht in voor de hulpverlening en doen hun best. Mede daardoor is er meer rust om de communicatie te verbeteren. Daarom staat de GI ervoor open om de duur van de ondertoezichtstelling te beperken tot zes maanden en het resterende deel van het verzoek aan te houden. Ook is het mogelijk dat de GI de ondertoezichtstelling eerder beëindigt.

4.De standpunten

4.1.
De moeder heeft ter zitting verklaard dat zij het op zich eens is met het verzoek van de GI, maar dat zij ook moeite heeft met het verzoek van de GI. Ter onderbouwing hiervan heeft de moeder het volgende verklaard. Door de wachtlijsten bij de hulpverlenende instanties hebben de ouders geprobeerd de situatie zelf te verbeteren. Het contact tussen de ouders is verbeterd en er zijn afspraken gemaakt. Op woensdag en om het weekend gaan [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] naar de vader. Daardoor is er rust en structuur. Met [voornaam minderjarige 2] gaat het wat beter dan met [voornaam minderjarige 1] , maar het gaat wel goed met hen.
4.2.
De vader heeft zich ter zitting niet verzet tegen het verzoek en heeft dat wat de moeder ter zitting heeft verklaard, ondersteund.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd. De ouders hebben een turbulente relatie gehad. Er is tussen hen regelmatig sprake geweest van huiselijk geweld, waarvan de kinderen getuige zijn geweest. In de afgelopen periode hebben de ouders zich ingezet om hun relatie in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verbeteren. Het contact tussen de ouders is verbeterd, maar verloopt in bepaalde periodes ook nog wisselend. Hiervan hebben [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] last. De komende periode zullen de ouders bij Enver hun communicatie verder leren verbeteren en leren om in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] gezamenlijk besluiten te nemen. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zullen bij Yulius een behandeling volgen. Het is nog onduidelijk wat de impact van deze trajecten op [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en de ouders zal zijn. Nu de ouders nog niet in staat zijn de bedreigde ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zelfstandig af te wenden, blijft ook de komende periode hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk.
5.3.
Daarom verlengt de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . [1]
Wel ziet de kinderrechter aanleiding om de duur van de ondertoezichtstelling te beperken tot zes maanden en het resterende deel van het verzoek pro forma aan te houden tot 1 oktober 2025 om een vinger aan de pols te houden over het verloop van de hiervoor genoemde trajecten van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] en de ouders.
5.4.
De GI wordt verzocht om uiterlijk op 1 oktober 2025 een briefrapportage (met afschrift aan de belanghebbende) te overleggen over de huidige stand van zaken en gemotiveerd aan te geven of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] tot 16 november 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt het resterende deel van het verzoek aan.
6.4.
En alvorens verder te beslissen:
6.5.
bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 oktober 2025 pro forma;
6.6.
bepaalt dat de GI en de belanghebbende op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.7.
verzoekt de GI uiterlijk op 1 oktober 2025 de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen, met afschrift aan de belanghebbende.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2025 door
mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 1 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.