ECLI:NL:RBROT:2025:3968

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
11242615 CV EXPL 24-19030
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens drugsgebruik en overlast

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. Woonstad heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning geëist, omdat de huurder zich niet als een goed huurder heeft gedragen. Dit zou blijken uit het veroorzaken van (geluids)overlast en het gebruik van de woning voor de handel in en het gebruik van verdovende middelen. De huurder heeft de beschuldigingen betwist, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de tekortkomingen ernstig genoeg zijn om de huurovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een handelshoeveelheid drugs in de woning is aangetroffen en dat er herhaaldelijk overlast is veroorzaakt, ondanks eerdere afspraken met de huurder. De kantonrechter heeft de vorderingen van Woonstad toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en de huurder veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is de huurder veroordeeld tot betaling van incassokosten en proceskosten aan Woonstad. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11242615 CV EXPL 24-19030
datum uitspraak: 7 maart 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonstad Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. R. van der Hoeff,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A. Rhijnsburger.
De partijen worden hierna ‘Woonstad’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 22 juli 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de akte van Woonstad, met bijlagen;
  • de akte van [gedaagde] , met bijlage.
1.2.
Op 27 januari 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was namens Woonstad mevr. [persoon A] aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde van Woonstad. Ook was [gedaagde] aanwezig met zijn gemachtigde en twee toehoorders.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] huurt de woning aan de [adres] in Rotterdam van Woonstad. Woonstad stelt dat [gedaagde] zich niet als een goed huurder heeft gedragen, omdat hij in de periode van 2020 tot en met 2024 (geluids)overlast heeft veroorzaakt en de woning is gebruikt voor de handel in en het gebruik van verdovende middelen. Woonstad eist ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning. Daarnaast eist Woonstad dat [gedaagde] de buitengerechtelijke kosten moet betalen en dat hij wordt veroordeeld in de proceskosten.
2.2.
[gedaagde] stelt dat de tekortkomingen inmiddels niet meer ernstig genoeg zijn om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Hij licht toe dat hij de ernst van de situatie inziet en hier ook hulp voor krijgt.
2.3.
De kantonrechter wijst de vorderingen van Woonstad toe. Hieronder zal worden uitgelegd waarom.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.4.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat [gedaagde] zich niet als goed huurder heeft gedragen (artikel 7:213 BW). Dat levert een tekortkoming op die ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te ontbinden.
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat het bezitten van een handelshoeveelheid drugs een tekortkoming is die de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. In dit kader heeft Woonstad aangevoerd dat er een handelshoeveelheid drugs in de woning is gevonden, te weten 178,2 gram hasj, 3,1 gram cocaïne en 1.792,8 gram hennep. [gedaagde] heeft hierover verklaard dat de drugs van hem zijn.
2.6.
Daarnaast heeft [gedaagde] zich niet als een goed huurder gedragen door overlast te veroorzaken. Ter onderbouwing van die stelling legt Woonstad meerdere verklaringen van buren over, de uitkomsten van een buurtonderzoek en de bevestiging dat er sprake is van een overlastgevend pand in het politierapport. De buren ervaren zowel geluidsoverlast als overlast van bezoekers van [gedaagde] . Woonstad heeft hierover meerdere keren met [gedaagde] afspraken gemaakt. Na een huisbezoek bleek dan dat [gedaagde] zich niet heeft gehouden aan deze afspraken. [gedaagde] betwist deze incidenten niet.
2.7.
[gedaagde] wijst er weliswaar op dat de overlastproblematiek de laatste tijd is verminderd en dus de ontbinding niet meer kan rechtvaardigen en dat hij juist een prettige relatie heeft met zijn buren, maar vast staat dat de overlastproblematiek, ondanks de hulp van familieleden, blijft aanhouden. In januari 2025 is er immers weer overlast veroorzaakt. De politie heeft toen in de woning een persoon aangehouden, terwijl [gedaagde] lag te slapen en de voordeur open was.
2.8.
De kantonrechter is van oordeel dat de tekortkomingen, zeker samen genomen, ernstig genoeg zijn om de ontbinding te rechtvaardigen. [gedaagde] wijst erop dat hij belang heeft bij het behoud van de woning om ervoor te zorgen dat hij hulp kan blijven ontvangen van zijn familie en de gemeente. Tijdens de zitting heeft [gedaagde] echter verklaard dat hij de aangeboden hulp heeft geweigerd en er momenteel geen zicht is op professionele hulp. Tegenover het belang van [gedaagde] staat het belang van Woonstad bij het handhaven van het zerotolerancebeleid dat zij voert tegen drugs(handel) en het beëindigen van de jarenlange overlastproblematiek rondom de woning. Het belang van [gedaagde] om zijn woning te behouden, weegt in dit geval niet op tegen het belang van Woonstad.
[gedaagde] moet de woning ontruimen
2.9.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moet [gedaagde] de woning met al zijn spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen nadat dit vonnis is betekend.
[gedaagde] moet incassokosten betalen
2.10.
De incassokosten van € 462,50 worden toegewezen, omdat Woonstad voldoende heeft gesteld dat er werkzaamheden zijn verricht die niet enkel zien op het voorbereiden van een procedure, zoals het buurtonderzoek, de bezoeken aan de woning en de poging om buitengerechtelijk tot een oplossing te komen (artikel 6:96 lid 2 BW).
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.11.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Woonstad moet betalen op € 136,72 aan dagvaardingskosten, € 130,00 aan griffierecht, € 408,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 204,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 809,72. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Woonstad dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de datum waarop dit vonnis is betekend de woning aan de [adres] in Rotterdam te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Woonstad te stellen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonstad te betalen € 462,50 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Woonstad worden begroot op € 809,72;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
64363