ECLI:NL:RBROT:2025:3974

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
C/10/668742 / FA RK 23-828
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgemeenschap en schadevergoeding wegens misgelopen kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 februari 2025 een beschikking gegeven over de verdeling van de huwelijksgemeenschap tussen een vrouw en een man, die in algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd. De vrouw verzocht de rechtbank om de wijze van verdeling van de gemeenschap vast te stellen, terwijl de man gemotiveerd verweer voerde en een eigen voorstel deed. De rechtbank oordeelde dat partijen onvoldoende overeenstemming hadden bereikt over de verdeling en gelastte daarom de wijze van verdeling, rekening houdend met de belangen van beide partijen en het algemeen belang. De wettelijke peildatum voor de omvang van de huwelijksgemeenschap werd vastgesteld op de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding, 25 augustus 2023.

De rechtbank behandelde verschillende aspecten van de verdeling, waaronder de toedeling van de echtelijke woning, de inboedel, bankrekeningen, en een eenmanszaak. De rechtbank oordeelde dat de man de woning aan de vrouw moest toedelen, mits hij in staat was de hypothecaire lening te financieren. Daarnaast werd een vordering van de vrouw op de man ter hoogte van € 1.086,24 in het kader van regres toegewezen, evenals een schadevergoeding van € 4.727,50 wegens misgelopen kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelde dat de man onrechtmatig had gehandeld door geen medewerking te verlenen aan de inschrijving van de kinderen op het adres van de vrouw, wat leidde tot het mislopen van de toeslag. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
zaaknummer/rekestnummer: C/10/668742 / FA RK 23-828
Beschikking van 7 februari 2025 over de verdeling van de huwelijksgemeenschap
in de zaak van:
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. S.C. Braun te Den Haag,
t e g e n
[naam man], hierna: de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. J.L. Küppers-van Duivenbooden te Breda.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de deelbeschikking van deze rechtbank van 24 januari 2025 in deze zaak met de daarin genoemde stukken.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Verdeling
2.1.1.
Partijen zijn in algehele gemeenschap van goederen gehuwd.
2.1.2.
De vrouw verzoekt de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap van goederen vast te stellen op de door haar voorgestelde wijze zoals geformuleerd in haar petitum onder XIII tot en met XXIII.
2.1.3.
De man voert gemotiveerd verweer en verzoekt zelfstandig de wijze van verdeling van de gemeenschap van goederen vast te stellen op de door hem voorgestelde wijze in randnummer 24 van zijn verweerschrift d.d. 13 november 2023, met uitzondering van het gestelde ten aanzien van het appartement aan de [adres 1] te Rotterdam, de peildatum voor wat betreft de saldi van de bankrekeningen en de verdeling van de inboedel.
2.1.4.
Partijen hebben geen overeenstemming over de verdeling van de huwelijksgemeenschap. Partijen stellen over en weer onvoldoende om de verdeling van de huwelijksgemeenschap vast te stellen. De rechtbank zal daarom de wijze van verdeling gelasten, rekening houdende naar billijkheid zowel met de belangen van partijen als met het algemeen belang op grond van artikel 3:185 BW.
2.1.5.
Voor zover de gelaste wijze van verdeling inhoudt dat het betreffende goed aan de andere partij wordt toegedeeld, moet voor de overgang van dat goed nog een leveringshandeling door partijen worden verricht op dezelfde manier als voor overdracht is voorgeschreven (artikel 3:186 lid 1 BW). Bij een onroerende zaak vindt levering plaats door een daartoe bestemde notariële akte, gevolgd door de inschrijving daarvan in de daartoe bestemde openbare registers (artikel 3:89 BW).
Wettelijke peildata en omvang huwelijksgemeenschap
2.1.6.
Tussen partijen staat vast dat de wettelijke peildatum voor de omvang van de huwelijksgemeenschap de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding is, te weten 25 augustus 2023.
2.1.7.
Voor de waardering van de bestanddelen van de huwelijksgemeenschap gaat de rechtbank in beginsel uit van de datum van de feitelijke verdeling van het betreffende bestanddeel, tenzij partijen een andere datum zijn overeengekomen of op grond van de redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden aanvaard.
2.1.8.
Voor de volgende bestanddelen vindt geen waardering plaats:
  • een saldo van een bankrekening: uitgegaan wordt van de hoogte van het saldo op de datum dat de huwelijksgemeenschap is ontbonden. De vordering op de bank (creditsaldo) of de schuld aan de bank (debetsaldo) per die datum valt in de huwelijksgemeenschap. Af- en bijschrijvingen die zien op de periode hierna maken geen onderdeel uit van de ontbonden huwelijksgemeenschap;
  • een schuld: uitgegaan wordt van de hoogte van de schuld op de datum dat de huwelijksgemeenschap is ontbonden. Wijzigingen in de hoogte van de schuld na deze datum maken geen onderdeel uit van de ontbonden huwelijksgemeenschap;
  • een vordering: uitgegaan wordt van de hoogte van de vordering op de datum dat de huwelijksgemeenschap is ontbonden. Wijzigingen in de hoogte van de vordering na deze datum maken geen onderdeel uit van de ontbonden huwelijksgemeenschap.
2.1.9.
Volgens partijen of één van hen bestaat de huwelijksgemeenschap op de peildatum uit de volgende bestanddelen:
Goederen:
de echtelijke woning aan de [adres 2] te Rotterdam;
het appartement aan de [adres 1] te Rotterdam;
de inboedelgoederen, sieraden en tassen;
het saldo op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van de man;
het saldo op bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van de man;
het saldo op bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van de vrouw;
het saldo op bankrekening [rekeningnummer 4] ten name van de vrouw;
et saldo op bankrekening [rekeningnummer 5] ten name van de vrouw;
de eenmanszaak [naam eenmanszaak] , gedreven op naam van de man;
de aandelen in [naam bedrijf 1] . , op naam van de vrouw;
de auto van het merk Volkswagen, op naam van de man;
de elektrische fiets;
de stadsfiets;
de mountainbike;
de vordering op de moeder van de man ter zake van een erfenis.
Schulden:
de op de echtelijke woning rustende hypothecaire geldlening bij Aegon;
het negatieve saldo van de creditcard [creditcard-nummer] ten name van de vrouw.
Ad a. en p. echtelijke woning en de daarop rustende hypothecaire geldlening
2.1.10.
Partijen zijn het eens dat de echtelijke woning aan de man kan worden toegedeeld, onder de voorwaarde dat de vrouw zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening.
2.1.11.
Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een overwaarde die bij helfte verdeeld moet worden. Toedeling van de woning van de man kan dan ook alleen plaatsvinden als hij in staat is de toedeling te financieren. De vrouw betwist dat de man hiertoe in staat is. De rechtbank zal hiermee rekening houden en de wijze van verdeling gelasten als hierna in het dictum opgenomen ‘spoorboekje’ waarin de wijze van verdeling en de voorwaarden waaronder nader worden uitgewerkt.
Vergoedingsrecht
2.1.12.
De man stelt vanuit privévermogen een bedrag van € 100.000,- te hebben geïnvesteerd in de echtelijke woning. Hij maakt daarom aanspraak op een vergoedingsrecht jegens de gemeenschap op grond van de beleggingsleer. De vrouw voert gemotiveerd verweer.
2.1.13.
De rechtbank overweegt als volgt. Het uitgangspunt van artikel 1:94 lid 2 (oud) BW is dat de gemeenschap in beginsel alle goederen van de echtgenoten omvat die bij aanvang van de gemeenschap aanwezig zijn of nadien zijn verkregen. Deze hoofdregel lijdt onder andere uitzondering ingeval het gaat om erfrechtelijke verkrijgingen en giften onder uitsluitingsclausule. De rechtbank oordeelt dat het, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door de vrouw, op de weg van de man had gelegen zijn vordering nader te onderbouwen. Omdat de man dit, zowel wat betreft de ontvangst van de erfenis onder uitsluitingsclausule als de investering, heeft nagelaten, wordt zijn vordering afgewezen.
Ad b. appartement aan de [adres 1] te Rotterdam
2.1.14.
Tussen partijen staat vast dat het appartement na de peildatum is verkocht en ieder de helft van de (netto) verkoopopbrengst heeft ontvangen. De rechtbank concludeert dan ook dat ten aanzien van het appartement niets te verdelen valt, zodat de verzoeken over en weer zullen worden afgewezen.
Kosten appartement
2.1.15.
De vrouw stelt een vordering op de man te hebben ter hoogte van € 1.086,24, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening, ter zake van een door haar na de peildatum betaalde factuur van € 2.172,48 ten behoeve van het appartement.
2.1.16.
Nadat de vrouw een afschrift van haar bankrekening heeft overgelegd, waaruit blijkt dat zij na de peildatum een bedrag van € 2.172,48 aan [naam bedrijf 2] heeft voldaan, is door de man niet weersproken dat deze betaling ziet op kosten ten behoeve van het appartement. De man moet de helft van de door de vrouw betaalde factuur, dus een bedrag van € 1.086,24, uit hoofde van regres aan de vrouw voldoen.
Ad c. inboedel, sieraden en tassen
2.1.17.
De man heeft een inboedellijst overgelegd van de goederen die op de peildatum tot de omvang van de huwelijksgemeenschap behoorden en die hij wenst te krijgen toebedeeld. De inboedelgoederen die de vrouw heeft meegenomen bij haar vertrek uit de echtelijke woning kunnen aan haar worden toebedeeld, aldus de man. De vrouw betwist dat zij inboedelgoederen heeft meegenomen bij haar vertrek uit de echtelijke woning. Ook betwist de vrouw de door de man gestelde waardes van de tassen en sieraden. De vrouw heeft op haar beurt ook een inboedellijst overgelegd en verzoekt de inboedelgoederen conform deze lijst te verdelen en daarbij te bepalen dat de man haar een bedrag van € 4.769,- wegens overbedeling zal moeten voldoen.
2.1.18.
De rechtbank overweegt als volgt. Geen van partijen heeft betwist dat de goederen zoals vermeld op de door hen opgestelde en overgelegde inboedellijsten op de peildatum tot de omvang van de huwelijksgemeenschap behoorden. De omvang van de tot de huwelijksgemeenschap behorende goederen op de peildatum staat daarmee vast. Tijdens de mondelinge behandeling is echter niet vast komen te staan waar deze inboedelgoederen zich op dat moment daadwerkelijk bevinden. Dit doet er voor de beslissing van de rechtbank niet toe, aangezien vast is komen te staan dat de inboedelgoederen op de peildatum in de huwelijksgemeenschap vielen. Waar de goederen zijn, zal in het kader van de uitvoering van de verdeling tussen partijen zelf pas aan de orde komen. De rechtbank zal de wijze van verdeling gelasten als hierna in het dictum. Daarbij zullen de verzoeken van partijen tot het bepalen van een overbedelingsvordering worden afgewezen. Nog daargelaten dat de rechtbank, gelet op de gemotiveerde betwisting over en weer, over onvoldoende informatie beschikt om de waarde van de goederen vast te stellen, kan de rechtbank niet beoordelen of sprake is van overbedeling, omdat de inboedelgoederen, waaronder de tassen en sieraden, nog niet zijn verdeeld.
Ad d. tot en met h. en q. saldi bankrekeningen en creditcard
2.1.19.
Tussen partijen staat vast dat de saldi op de volgende bankrekeningen deel uitmaken van de huwelijksgemeenschap. Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling een afwijkende peildatum overeengekomen, te weten 31 augustus 2023.
rekeningen op naam van de man saldi
[rekeningnummer 1] € 3.828,55
[rekeningnummer 2] € 47.512,44
Rekeningen op naam van de vrouw saldi
[rekeningnummer 3] € 671,76
[rekeningnummer 4] € 40.000,00
2.1.20.
Partijen zijn het eens dat de saldi per 31 augustus 2023 bij helfte tussen partijen verdeeld worden. Partijen zijn het ook eens dat de rekeningen worden voortgezet door degene op wiens naam die rekening staat. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
2.1.21.
Tussen partijen is niet in geschil dat de creditcard (Rabobank GoldCard Visa) met nummer [creditcard-nummer] door de vrouw zal worden voorgezet en dat het negatieve saldo van € 154,46 bij helfte door partijen moet worden gedragen. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
2.1.22.
Tussen partijen staat vast dat het saldo op de bankrekening met nummer [rekeningnummer 5] , welke op naam van de vrouw staat, bestemd is voor [voornaam minderjarige] , zodat dit saldo buiten de verdeling van de huwelijksgemeenschap blijft.
Ad i. eenmanszaak [naam eenmanszaak]
2.1.23.
De vrouw stelt dat de waarde van de eenmanszaak [naam eenmanszaak] , gedreven op naam van de man, moet worden verdeeld. Deze waarde moet worden bepaald aan de hand van nader door de man te verstrekken informatie met betrekking tot de activa en passiva van de eenmanszaak.
De man voert gemotiveerd verweer. Hij stelt dat de eenmanszaak alleen bestaat uit een bankrekening, die ook privé wordt gebruikt en als zodanig al wordt verdeeld. De eenmanszaak heeft verder geen enkele waarde meer, omdat hij zijn werkzaamheden vanuit de eenmanszaak is gestaakt. In 2024 is er dan ook niet meer gefactureerd, aldus de man.
2.1.24.
De rechtbank stelt voorop dat een eenmanszaak geen goed is dat in de huwelijksgemeenschap valt en als zodanig niet kan worden verdeeld. Een eenmanszaak heeft geen afgescheiden vermogen. Het ondernemingsvermogen bestaande uit activa (waaronder eventueel goodwill) en passiva valt in de gemeenschap van goederen. De activa kunnen worden verdeeld. Een schuld is geen goed en kan als zodanig niet worden verdeeld.
2.1.25.
De rechtbank stelt vast dat de eenmanszaak op 7 augustus 2024, zoals uit blijkt uit het door de vrouw overgelegde en door de man niet weersproken uittreksel handelsregister, nog was ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De rechtbank stelt dan ook vast dat de eenmanszaak nog actief was op de peildatum, zodat het ondernemingsvermogen (bestaande uit activa en passiva) valt in de inmiddels ontbonden huwelijksgemeenschap. De stellingen van de vrouw geven geen aanleiding tot het doen van nader onderzoek door een deskundige, omdat er geen aanknopingspunten zijn dat sprake is van een eigen vermogen anders dan het saldo op de bankrekening met nummer [rekeningnummer 1] , welk saldo reeds in de verdeling is betrokken. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw dan ook af.
Ad j. aandelen [naam bedrijf 1] .
2.1.26.
Niet in geschil is dat de aandelen in [naam bedrijf 1] . toegedeeld moeten worden aan de vrouw. Tussen partijen is de waarde van deze aandelen in geschil.
2.1.27.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw gezegd dat zij de B.V. zal liquideren, waarna tussen partijen overeenstemming is bereikt dat kan worden uitgegaan van de liquidatiewaarde.
De accountant van de vrouw heeft vastgesteld dat de (intrinsieke) waarde van de aandelen per 1 januari 2024 € 278.269,- bedraagt. Deze waardering is door de man onvoldoende weersproken, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet tot het benoemen van een deskundige ter vaststelling van de waarde van de aandelen. De rechtbank acht het om die reden redelijk om de wijze van verdeling van de aandelen vast te stellen. Dit komt er op neer dat de aandelen in de onderneming aan de vrouw worden toegedeeld onder verrekening van de helft van de liquidatiewaarde van de aandelen met de man. De vrouw zal vervolgens, zoals zij tijdens de mondelinge behandeling kenbaar heeft gemaakt, de onderneming liquideren waarbij de waarde van de aandelen bestaat uit het aandelenkapitaal per 1 januari 2024 vermeerderd met de reserves en eventuele extra opbrengsten tot de datum van de verdeling, verminderd met de te betalen vennootschapsbelasting en de kosten voor de liquidatie (waaronder de verschuldigde aanmerkelijk belangheffingen).
Ad k. auto
2.1.28.
Partijen zijn het met elkaar eens dat de auto van het merk Volkswagen met kenteken [kentekennummer] wordt toegedeeld aan de man.
2.1.29.
Partijen zijn het niet eens over de waarde van deze auto. De vrouw verzoekt de auto aan de man toe te delen tegen een waarde van € 11.700,-, zijnde de verkoopwaarde tussen particulieren volgens de ANWB Koerslijst. De man voert verweer en verzoekt de auto aan hem toe te delen uitgaande van een waarde van € 7.633,-, zijnde de dagwaarde voor een verzekering.
2.1.30.
De rechtbank overweegt dat het op de weg van de man had gelegen een taxatie van de auto in het geding te brengen. Bij gebrek aan een taxatierapport, acht de rechtbank de door de vrouw gestelde koerswaarde een objectieve en reële waarde. De rechtbank zal daarom de vrouw volgen in de door haar verzochte verdeling ten aanzien van de auto.
Ad l. de elektrische fiets
2.1.25.
Partijen zijn het met elkaar eens dat de elektrische fiets wordt toegedeeld aan de man.
2.1.26.
Partijen zijn het niet eens over de waarde van deze fiets. De vrouw verzoekt de fiets aan de man toe te delen tegen een waarde van € 2.500,-, zijnde de waarde waarvoor de man de fiets in april 2023 heeft aangeschaft. De man voert verweer en verzoekt de fiets aan hem toe te delen tegen een waarde van € 1.000,-.
2.1.31.
De rechtbank overweegt dat geen van partijen de waarde van de fiets onderbouwd heeft gesteld. De rechtbank zal de fiets aan de man toedelen tegen een in redelijkheid vastgestelde waarde van € 1.750,-, gelijk aan het gemiddelde van de door partijen gestelde waardes.
Ad m. stadsfiets
2.1.32.
De vrouw verzoekt de stadfiets aan haar toe te delen tegen een waarde van € 275,-. De man voert verweer, stellende dat de fietsen met gesloten beurzen moeten worden verdeeld. Omdat partijen geen overeenstemming hebben bereikt en de man de door de vrouw gestelde waarde niet heeft weersproken, zal de rechtbank de vrouw in de door haar voorgestelde verdeling volgen.
Ad n. mountainbike
2.1.33.
De man stelt dat de mountainbike aan hem is geschonken door de vader van de vrouw en dus in de te verdelen huwelijksgemeenschap van partijen valt. De vrouw betwist dat de mountainbike tot de huwelijksgemeenschap van partijen behoort. De man had de mountainbike van haar vader in bruikleen gekregen.
2.1.34.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door de vrouw had het op de weg van de man gelegen aan te tonen dat de mountainbike tot het eigendom van partijen, dan wel één van hen behoorde. Omdat de man dit niet nader heeft onderbouwd, staat niet vast dat de mountainbike tot de huwelijksgemeenschap van partijen behoort, zodat de rechtbank hiervan de (wijze van) verdeling niet kan vaststellen.
Ad o. de vordering op de moeder van de man ter zake van een erfenis
2.1.35.
De vrouw stelt dat de man een vordering op zijn moeder heeft van € 10.000,- in verband met de erfenis van zijn vader, welke vordering aan de man moet worden toegedeeld onder verrekening van de helft van de vordering met de vrouw. De man betwist het bestaan van deze vordering.
2.1.36.
Omdat de vrouw haar stelling na de betwisting door de man niet nader heeft onderbouwd, gaat de rechtbank hieraan voorbij.
2.2.
Overige verzoeken
Benadeling gemeenschap
2.2.1.
De man stelt dat de vrouw een bedrag van € 20.000,- aan de gemeenschap dient te vergoeden, omdat zij de gemeenschap heeft benadeeld door in maart 2023 ruim
€ 20.000,- van haar bankrekening af te schrijven.
2.2.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer.
2.2.3.
Op grond van artikel 1:164 lid 1 BW is een echtgenoot, na de inschrijving van de beschikking waarbij de echtscheiding is uitgesproken, gehouden de aangerichte schade aan de gemeenschap te vergoeden, als een tussen de echtgenoten bestaande gemeenschap van goederen door deze echtgenoot is benadeeld doordat hij na de aanvang van het geding of binnen zes maanden daarvóór lichtvaardig schulden heeft gemaakt, goederen van de gemeenschap heeft verspild of rechtshandelingen als bedoeld in artikel 1:88 BW zonder de vereiste toestemming of machtiging heeft verricht.
2.2.4.
De door de wetgever gebruikte terminologie ‘lichtvaardig’ en ‘verspillen’, veronderstelt dat sprake moet zijn van opzettelijk benadelen dan wel zonder enige redelijke grond gemeenschapsgoederen verteren. Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van benadeling van de gemeenschap als bedoeld in artikel 1:164 lid 1 BW. De vrouw was bestuursbevoegd om gelden van haar eigen bankrekening op te nemen. Van het lichtvaardig maken van schulden door de vrouw is geen sprake. De man is er naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd aan te tonen dat de diverse opnamen van deze rekening door de vrouw zijn gedaan zonder redelijke grond dan wel slechts om de gemeenschap te benadelen. De rechtbank zal het verzoek van de man om te bepalen dat de vrouw een bedrag van € 20.000,- aan de gemeenschap dient te vergoeden afwijzen.
Schadevergoeding
2.2.5.
De vrouw verzoekt de man te veroordelen de door haar (eventueel misgelopen) kinderbijslag en de sinds 29 februari 2024 misgelopen kinderopvangtoeslag van € 672,25 per maand, thans opgelopen tot € 3.383,- + (2x € 672,25) = € 4.727,50 + PM te voldoen, binnen een week na onderhavige beschikking, te vermeerderen met wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening. De vrouw heeft haar vordering ter zake van de eventueel misgelopen kinderbijslag ingetrokken, zodat de rechtbank dit meerdere zal afwijzen.
2.2.6.
De man voert gemotiveerd verweer.
2.2.7.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het verzoek van de vrouw aan de vereisten van artikel 827 lid 1 sub g Rv, omdat de gevraagde voorziening voldoende samenhang vertoont met het verzoek tot echtscheiding en niet te verwachten is dat de behandeling daarvan tot onnodige vertraging van het geding zal leiden.
2.2.8.
De rechtbank overweegt dat de man verplicht is schade te vergoeden aan de vrouw als hij jegens haar een onrechtmatige daad pleegde, die hem kan worden toegerekend. Een onrechtmatige daad kan aan de man worden toegerekend als die te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak die krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt (artikel 6:162 BW). De rechtbank is van oordeel dat de man jegens de vrouw onrechtmatig heeft gehandeld, waardoor de vrouw schade heeft geleden, hetgeen aan de man te wijten is. Ondanks herhaaldelijk verzoek en de toezegging in het namens hem ingediende processtuk, heeft de man geweigerd medewerking te verlenen aan de inschrijving van de kinderen op het adres van de vrouw in de Basisregistratie Personen (BRP). De man was ervan op de hoogte dat de vrouw hierdoor kinderopvangtoeslag misliep. Wat betreft de omvang van de schade heeft de man het door de vrouw gestelde bedrag van € 672,25 per maand te rekenen vanaf 29 februari 2024 niet weersproken. Omdat de rechtbank ervan uitgaat dat de man, gelet op zijn toezegging tijdens de mondelinge behandeling direct na de mondelinge behandeling zijn medewerking heeft verleend aan de inschrijving van de kinderen op het adres van de vrouw in de BRP, berekent de rechtbank de door de vrouw geleden schade over de periode 29 februari 2024 tot 1 oktober 2024 op € 4.727,50. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw tot zover toewijzen.
2.3.
Proceskosten
2.3.1.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
gelast de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap als volgt:
de echtelijke woning en de daarop rustende hypothecaire schuld
a. de woning aan de [adres 2] te ( [postcode] ) Rotterdam moet getaxeerd worden door een taxateur die is aangesloten bij het NWWI (Stichting Nederlands Woning Waarde Instituut). Als partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de aan te stellen taxateur, bepaalt de rechtbank dat dit geschiedt op de volgende manier: binnen twee weken na deze beschikking selecteert de man drie bij het NWWI aangesloten taxateurs en stuurt deze selectie naar de vrouw. Na ontvangst daarvan kiest de vrouw binnen één week uit die selectie de taxateur die een NWWI gevalideerd taxatierapport zal uitbrengen. De taxatie van de woning moet binnen twee maanden na deze beschikking plaatsvinden. Partijen zullen hiertoe gezamenlijk opdracht aan de taxateur geven. Partijen worden beiden in de gelegenheid gesteld bij de taxatie aanwezig te zijn. De kosten van de taxatie worden door partijen bij helfte gedragen;
de woning wordt toegedeeld aan de man voor de in het taxatierapport vermelde vrije
verkoopwaarde onder de voorwaarde dat de man uiterlijk binnen zes maanden na de datum van het taxatierapport of – als die datum is gelegen voor de datum van
inschrijving van de echtscheidingsbeschikking – uiterlijk binnen vier maanden na de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking de financiering rond krijgt, zodanig dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening;
c. als het de man niet lukt om de vrouw tijdig te doen ontslaan uit de hoofdelijke
aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening, dan moet binnen twee weken na
de datum waarop duidelijk is geworden dat dit niet is gelukt, gestart worden met de
verkoop van de woning aan een derde. Die verkoop aan een derde moet geschieden op
de volgende manier:
- verkoop vindt plaats door een door partijen gezamenlijk ingeschakelde makelaar.
Als partijen niet tot overeenstemming kunnen komen, selecteert de vrouw drie
makelaarskantoren en stuurt deze selectie naar de man. Na ontvangst daarvan kiest
de man binnen één week uit die selectie de verkopende makelaar. Hierna zullen partijen binnen één week gezamenlijk de opdracht tot verkoop aan de betreffende makelaar geven;
Daarna verrichten partijen zo spoedig mogelijk de volgende handelingen:
  • invullen en ondertekenen van door de makelaar geleverde formulieren ten behoeve van de opdracht tot verkoop,
  • aanleveren van door de makelaar verzochte documenten;
  • betaling van hun deel van de aanbetaling aan de makelaar, binnen de gestelde
betalingstermijn van de makelaar,
- leveren van een set sleutels aan de makelaar, binnen de door de makelaar gestelde
termijn,
  • meewerken aan het bepalen van de verkoopprijs of de vraag- en laatprijs, een en ander in overleg met de makelaar en binnen de door de makelaar gestelde termijn,
  • meewerken aan geplande bezichtigingen,
  • zorgen dat huis en tuin verzorgd ogen voor iedere bezichtiging,
  • alle andere handelingen die noodzakelijk zijn voor de verkoop en oplevering van de
woning, waartoe zowel door de makelaar als in een later stadium door de notaris
verzocht wordt, binnen de door hen gestelde termijnen,
  • het tekenen van de koopovereenkomst,
  • het meewerken aan de levering van de echtelijke woning via de notaris, waaronder het tekenen van de transportakte of een volmacht binnen de door de notaris gestelde
termijn.
- oplevering van de woning, waartoe zowel door de makelaar als in een later stadium
door de notaris verzocht wordt, binnen de door hen gestelde termijnen, waarbij de woning zal worden ontruimd met medeneming van alle roerende zaken die zich in de woning en op het perceel bevinden, voor zover deze geen onderdeel uitmaken van de koopovereenkomst;
Bij dit alles geldt nog het volgende:
- voor het geval partijen niet in onderling overleg tot overeenstemming komen over
de te hanteren verkoopprijs en of de vraag- en laatprijs, zal de makelaar deze
bindend vaststellen, net als een eventuele wijziging van de te hanteren vraag- en
laatprijs in geval verkoop uitblijft;
- in het geval de makelaar de verkoopprijs en/of vraag- en laatprijs bindend heeft
vastgesteld, hanteren partijen deze bij de verkoop van de echtelijke woning aan een derde;
- als de makelaar de opdracht tot verkoop van de echtelijke woning teruggeeft wegens
gebrek aan medewerking van een van partijen, voldoet de niet-meewerkende partij
de kosten die de makelaar in rekening brengt. Dit geldt ook voor schade en of extra
onkosten veroorzaakt door het niet-meewerken van een partij bij de afwikkeling bij
de notaris en door het niet correct opleveren van het huis aan kopers;
d. de overwaarde van de woning bestaat uit het verschil tussen het bedrag waarvoor de
man de woning overneemt enerzijds (de in het taxatierapport vermelde vrije
verkoopwaarde) en de hypothecaire schuld anderzijds, dan wel de verkoopopbrengst minus de verkoopkosten en de hiervoor bedoelde schuld. Bij toedeling van de woning aan de man moet hij de helft van de overwaarde voldoen aan de vrouw. Bij verkoop van de woning wordt de (restant) verkoopopbrengst tussen partijen bij helfte verdeeld. Mocht na aflossing bij verkoop toch een hypothecaire schuld resteren, dan dragen partijen deze gelijkelijk;
e. de kosten verbonden aan de verdeling en levering of verkoop en levering van de woning, waaronder de notariskosten, worden door partijen bij helfte gedragen;
de inboedel, sieraden en tassen
f. de inboedel, waaronder de sieraden en tassen, wordt tussen partijen verdeeld. Als partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de verdeling, bepaalt de rechtbank dat dit geschied op de volgende manier: partijen zullen de door hen opgestelde inboedellijsten (overgelegd als productie 32 door de man en als productie 37 door de vrouw) naast elkaar te leggen. Als er inboedelgoederen op staan die een ieder van partijen wensen te krijgen toegedeeld, mogen partijen om en om een goed kiezen. Partijen zullen in onderling overleg de methode bepalen wie als eerste een keuze voor een goed mag maken.
de positieve saldi op de bankrekeningen en het negatieve saldo op de creditcard
g. de saldi van € 3.828,55 en € 47.512,44 op de bankrekeningen met nummers [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] op naam van de man worden aan de man toegedeeld, onder de verplichting dat partijen deze saldi gelijkelijk delen, zodat de man aan de vrouw een bedrag ad € 25.670,50 moet betalen;
h. de saldi van € 671,76 en € 40.000,- op de bankrekeningen met nummers [rekeningnummer 3] en [rekeningnummer 4] op naam van de vrouw worden aan de vrouw toegedeeld, onder de verplichting dat partijen deze saldi gelijkelijk delen, zodat de vrouw aan de man een bedrag ad € 20.335,88 moet betalen;
i. de vrouw zal het negatieve saldo van € 154,46 op de creditcard met nummer [creditcard-nummer] voor haar rekening nemen, onder de verplichting dat partijen deze schuld gelijkelijk dragen, zodat de man aan de vrouw een bedrag ad € 77,23 moet betalen;
aandelen vrouw
j. de aandelen in [naam bedrijf 1] . worden toegedeeld aan de vrouw, onder de verplichting de helft van de liquidatiewaarde van de aandelen, bestaande uit het aandelenkapitaal per 1 januari 2024 van € 278.269,-, vermeerderd met de reserves en eventuele extra opbrengsten tot de datum van de verdeling, verminderd met de te betalen vennootschapsbelasting en de kosten voor de liquidatie, aan de man uit te betalen;
auto
k. de auto van het merk Volkswagen, met kenteken [kentekennummer] , welke op naam staat van de man, wordt toegedeeld aan de man tegen een waarde van € 11.700,-, onder de verplichting de helft van die waarde, zijnde een bedrag van € 5.850,-, aan de vrouw te betalen;
elektrische fiets
l. de elektrische fiets wordt toegedeeld aan de man tegen een waarde van € 1.750,-, onder de verplichting de helft van die waarde, zijnde een bedrag van € 875,-, aan de vrouw te betalen;
stadsfiets
m. de stadsfiets wordt toegedeeld aan de vrouw tegen een waarde van € 275,-, onder de verplichting de helft van die waarde, zijnde een bedrag van € 137,50, aan de man te betalen;
3.2.
veroordeelt de man om aan de vrouw een bedrag van € 1.086,24 te voldoen in het kader van de regresvordering;
3.3.
veroordeelt de man om aan de vrouw een bedrag van € 4.727,50 te voldoen als
schadevergoeding in het kader van de onrechtmatige daad;
3.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Siemons, voorzitter en rechter, mr. S. Wierink en mr. S.A. van Egmond, rechters, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. J. van Dijk, griffier, op 7 februari 2025.
Tegen deze uitspraak kan binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door partijen hoger beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof Den Haag. Een in eerste aanleg niet verschenen partij kan hoger beroep instellen binnen drie maanden na de betekening van deze uitspraak aan hem/haar in persoon dan wel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en openlijk bekend gemaakt.