ECLI:NL:RBROT:2025:3975

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
C/10/694636 / KG ZA 25-156
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot toedeling van een woning in kort geding met betrekking tot een verbroken relatie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 27 maart 2025, is een kort geding aan de orde waarin de vrouw vordert dat de woning, die zij samen met de man heeft aangeschaft, aan haar wordt toegedeeld. De vrouw en de man, die een relatie hadden en samen een woning in Rotterdam kochten, zijn inmiddels uit elkaar. De vrouw heeft de woning laten taxeren, waarbij de marktwaarde op € 375.000,- is vastgesteld. De vrouw vordert dat de man zijn aandeel in de woning aan haar overdraagt en dat hij de woning verlaat. De man verzet zich hiertegen en vordert in reconventie dat hij samen met zijn broer het aandeel van de vrouw in de woning overneemt.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van de vrouw niet toewijsbaar zijn in kort geding, omdat een declaratoire vordering niet in kort geding kan worden toegewezen. Wel kan de voorzieningenrechter een veroordeling uitspreken om mee te werken aan de verkoop en levering van een tot een gemeenschap behorend goed. De rechter heeft vastgesteld dat er geen spoedeisend belang is voor beide partijen, aangezien zij beiden bij hun ouders wonen en de financiële middelen hebben om een alternatieve woning te vinden. De vorderingen zijn afgewezen en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/694636 / KG ZA 25-156
Vonnis in kort geding van 27 maart 2025
in de zaak van
[naam vrouw],
woonplaats kiezende te [plaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. S.E.W.C.M. Kneepkens te Bussum,
tegen
[naam man],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. C.J. Berghout te Den Haag.
Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de niet-betekende dagvaarding;
  • de 10 producties van de vrouw;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie;
  • de 6 producties van de man;
  • de mondelinge behandeling op 13 maart 2025, waarbij beide partijen hun eis hebben verminderd.

2.De feiten

2.1.
Partijen hadden een relatie en hadden het voornemen om samen te gaan wonen.
Op 12 april 2024 zijn zij, ieder voor de onverdeelde helft, eigenaar geworden van de woning gelegen aan de [adres] in Rotterdam (hierna: de woning). De koopprijs bedroeg € 302.500,-.
2.2.
Medio 2024 is de relatie verbroken.
2.3.
De vrouw heeft de woning laten taxeren. In het taxatierapport is de marktwaarde van de woning op 2 oktober 2024 vastgesteld op € 375.000,-.
2.4.
Beide partijen willen het aandeel van de ander in de woning overnemen.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De vrouw vordert – na eisvermindering – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. te bepalen dat de woning aan de [adres] te [woonplaats] aan de vrouw wordt toegedeeld tegen de getaxeerde waarde van € 375.000,- onder de opschortende voorwaarde dat de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid wordt ontslagen van de op deze woning gevestigde hypotheek en de vrouw de man het zijn toekomende bedrag inzake de overwaarde voldoet;
b. de man te veroordelen de woning te verlaten uiterlijk binnen vier weken na afgifte van het te wijzen vonnis;
c. de man te veroordelen zijn medewerking te verlenen aan de goederenrechtelijke levering van zijn aandeel van de woning aan de vrouw en te bepalen, voor zover de man nadat hij daartoe bij aangetekende e-mail en/of schrijven door de passerende notaris is opgeroepen, niet is verschenen voor het passeren van de akte van levering met betrekking tot de woning, deze uitspraak op de voet van artikel 3:300 lid 2 BW alsdan in de plaats treedt van de benodigde verklaring van de man ten behoeve van het rechtsgeldig overdragen bij akte van levering van het aandeel van de man in deze woning aan de vrouw;
d. de man te veroordelen in de kosten van dit geding en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De man concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van de vrouw in haar vorderingen dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van de procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De man vordert – na eisvermindering – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te bevelen dat de man samen met zijn broer [persoon A] het deel van de vrouw in de woning zal overnemen, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
De vrouw concludeert tot afwijzing van de vordering.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Vanwege de nauwe samenhang tussen de vorderingen in conventie en die in reconventie worden deze tegelijkertijd behandeld.
5.2.
De vrouw vraagt met de vordering onder a. in conventie, om te bepalen dat de woning aan haar wordt toegedeeld, in feite om een verklaring voor recht. Een dergelijk declaratoire vordering kan niet in kort geding worden toegewezen.
5.3.
Wel kan de voorzieningenrechter op vordering van een deelgenoot, bij wijze van voorlopige voorziening, een veroordeling uitspreken jegens een andere deelgenoot om mee te werken aan de verkoop en levering van (een aandeel van) een tot een gemeenschap behorend goed. Gelet op het voorlopige karakter van een beslissing in kort geding, wordt daarmee niet een definitief einde aan de verdeling gemaakt (Hoge Raad 31 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:499).
5.4.
De vordering onder c. in conventie en de vordering in reconventie worden begrepen als een vordering tot medewerking aan de levering van het eigen aandeel in de woning aan de ander. Bij de beoordeling van deze vorderingen over en weer komt het aan op de vraag of voldoende aannemelijk te achten is dat de woning in een bodemprocedure aan de vrouw respectievelijk de man wordt toegedeeld. Een belangenafweging speelt daarbij een rol.
5.5.
De vrouw stelt financieel in staat te zijn om het aandeel van de man over te nemen en zij heeft daartoe een positief beoordeelde NHG-beheertoets en een afschrift van twee spaarrekeningen overgelegd. Daartegenover staat dat de man, samen met zijn broer, het aandeel van de vrouw wenst over te nemen. Ter onderbouwing dat dit financieel mogelijk is, heeft de man een berekening van zijn hypotheekadviseur, de jaarrekeningen van zijn onderneming over 2023 en 2024 alsook zijn aangifte inkomstenbelasting over 2023 in het geding gebracht. Partijen hebben over en weer vraagtekens gezet bij de overgelegde stukken, maar van geen van partijen kan worden uitgesloten dat die de ander kan uitkopen. Daarbij komt dat partijen stellen kosten te hebben gemaakt aan de verbouwing van de woning en die kosten wensen te verrekenen. De verrekeningskwestie kan niet in kort geding worden uitgemaakt, maar kan wel van invloed zijn op het vermogen van een partij om de ander uit te kopen. In een bodemprocedure wordt niet alleen bepaald aan welke partij de woning wordt toegedeeld, maar ook tegen welke prijs en in dat kader of en in welke mate partijen voor de woning gemaakte kosten met elkaar kunnen verrekenen.
5.6.
Een belangenafweging geeft in dit geval ook niet de doorslag. De vrouw stelt dat zij belang heeft bij de woning vanwege de kortere reistijd naar haar werk en omdat de woning is ingericht en ingedeeld naar haar smaak. De man voert daartegen aan dat hij al bijna een jaar tijd en kosten heeft gestoken in de verbouwing van de woning en dat hij alle aan de woning verbonden kosten heeft betaald. Bij die stand van zaken is er geen reden om het belang van één van partijen zwaarder te laten wegen.
5.7.
Verder is bij geen van partijen sprake van een spoedeisend belang dat het treffen van een voorlopige voorziening, vooruitlopend op een onderlinge afspraak tussen partijen of een uitspraak in een bodemprocedure, rechtvaardigt. Partijen zitten in hetzelfde schuitje. Beiden wonen nog bij hun ouders en hebben de financiële middelen om een alternatieve woning te vinden.
5.8.
Dat leidt tot afwijzing van de vordering onder c. in conventie en de eis in reconventie. Daarmee treft de vordering onder b. in conventie hetzelfde lot.
5.9.
Aangezien de vorderingen verband houden met de relatie die partijen hebben gehad, worden de proceskosten in conventie en in reconventie tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in reconventie
6.3.
wijst de vorderingen af;
6.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2025.
2091 / 1694