ECLI:NL:RBROT:2025:3979

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
C/10/649621 / FA RK 22-9003
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • S.A. Egmond
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om omgangsregeling met begeleiding na mislukte eerdere poging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 februari 2025 een beschikking gegeven over een verzoek tot omgangsregeling tussen een man en een vrouw, waarbij de man geen bekende woon- of verblijfplaats heeft. Eerder was er een verwijzing naar omgangsbegeleiding, maar deze mislukte omdat de vrouw niet wilde meewerken. De Raad voor de Kinderbescherming heeft een nieuw onderzoek uitgevoerd en adviseert opnieuw om begeleide omgang. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 januari 2025 bleek dat de vrouw nu bereid is om mee te werken aan begeleide omgang, nu er meer duidelijkheid is over de verblijfsstatus van de man en de strafrechtelijke procedure tegen hem is afgerond. De rechtbank heeft besloten dat partijen opnieuw worden doorverwezen naar het hulpverleningstraject omgangsbegeleiding, met als doel het contact tussen de man en de minderjarige te herstellen. De rechtbank houdt verdere beslissingen over de omgangsregeling aan tot 1 september 2025, in afwachting van de uitkomst van het hulpverleningstraject. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/649621 / FA RK 22-9003
Beschikking van 19 februari 2025 over de omgangsregeling
in de zaak van:
[naam man], hierna: de man,
zonder bekende woon- en/of verblijfplaats binnen of buiten Nederland,
advocaat mr. B.H. van der Zwan te Rotterdam,
t e g e n
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. R.A.M. Kamphuis-Jansen van Rosendaal te Leiden.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verloop van de verdere procedure blijkt uit:
  • de beschikking van 17 juli 2023;
  • het bericht van het Rotterdams Omgangshuis van 16 oktober 2023;
  • het bericht van de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad) van 3 november 2023;
  • het bericht van de man van 6 november 2023;
  • het bericht van de vrouw van 7 november 2023;
  • het bericht van de raad van 22 januari 2024;
  • het rapport van de raad van 2 april 2024;
  • het bericht van de man van 30 april 2024;
  • het bericht met bijlage van de vrouw van 14 mei 2024.
1.2.
De voortgezette mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 22 januari 2025. Daarbij zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door mr. D.V. Garib, als waarnemer van mr. B.H. van der Zwan;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad, als adviseur, vertegenwoordigd door [persoon A] .

2.De verdere vaststaande feiten

2.1.
Bij beschikking van 17 juli 2023 heeft de rechtbank – kort gezegd – bepaald dat partijen met behulp van het hulpverleningstraject omgangsbegeleiding zullen bewerkstellingen dat het contact tussen de man en de minderjarige wordt hersteld. Partijen zijn daarvoor doorverwezen naar het uniform hulpaanbod. De raad is verzocht bij een geheel of gedeeltelijk niet geslaagd hulpverleningstraject te bezien of een raadsonderzoek noodzakelijk is.

3.De verdere beoordeling

3.1.
Stand van zaken
3.1.1.
Het hulpverleningstraject bij Horizon voor omgangsbegeleiding (het Rotterdams Omgangshuis, hierna: omgangshuis) is niet opgestart. Uit het bericht van het omgangshuis van 16 oktober 2023 blijkt dat de vrouw het traject niet heeft willen starten.
3.1.2.
De raad heeft vervolgens een onderzoek uitgevoerd. In het onderzoeksrapport staat onder meer dat de raad het belangrijk vindt dat wordt toegewerkt naar contactherstel tussen de man en de minderjarige. De raad acht hulpverlening noodzakelijk om de man een rol in het leven van de minderjarige te geven, rekening houdend met de kwetsbaarheid van zijn ontwikkeling en de ingrijpende gebeurtenissen die de vrouw en ook de minderjarige tijdens de relatie tussen de man en de vrouw hebben meegemaakt. De raad adviseert (nogmaals) om begeleide omgangsmomenten tussen de man en de minderjarige te laten plaatsvinden bij het omgangshuis.
3.2.
Begeleide omgang
3.2.1.
Uit de stukken en tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de vrouw niet heeft meegewerkt aan het hulpverleningstraject via het omgangshuis. De vrouw heeft verklaard dat zij eerst duidelijkheid wilde over de verblijfstatus van de man en dat de strafrechtelijke procedure tegen de man over de richting haar gedane bedreigingen zou zijn afgerond.
3.2.2.
De man is teleurgesteld dat de vrouw niet heeft meegewerkt. Hij en de minderjarige hebben tot op heden geen omgang met elkaar gehad. De man heeft tijdens de mondelinge behandeling onbetwist gesteld dat hij twee weken daarvoor een verblijfsvergunning heeft gekregen met een geldigheidsduur van vijf jaar. De man woont samen met zijn nieuwe partner bij zijn schoonouders en heeft werk. Ook is de behandeling bij de Waag afgerond en loopt het reclasseringstoezicht nog één jaar door. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling blijkt ook dat de man strafrechtelijk is veroordeeld. Volgens de man zijn er geen andere lopende strafzaken.
3.2.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is – opnieuw – uitvoerig gesproken met partijen over de mogelijkheden voor begeleide omgang. De man is daartoe nog steeds bereid. Nu de vrouw meer duidelijkheid heeft gekregen over de verblijfsvergunning van de man en de strafrechtelijke procedure is afgerond, is ook zij bereid om alsnog mee te werken aan begeleide omgang. De vrouw ervaart nog altijd veel stress en onrust door de hele situatie, waarbij zij merkt dat dat ook de nodige impact op de minderjarige heeft. Daarbij komt dat de minderjarige niet weet dat de man zijn biologische vader is. De rechtbank acht het, in lijn met het advies van de raad, in het belang van de minderjarige gewenst dat de vrouw zelf stappen zet om zowel voor de statusvoorlichting aan de minderjarige als rondom haar persoonlijke problematiek hulpverlening te organiseren. De rechtbank benadrukt dat dat de eigen verantwoordelijkheid van de vrouw is en dat dergelijke hulpverlening niet door het omgangshuis wordt aangeboden.
3.2.4.
De rechtbank zal beslissen dat partijen worden doorverwezen naar het hulpverleningstraject omgangsbegeleiding. De rechtbank zal de behandeling van de zaak ten aanzien van de omgangsregeling in afwachting van de uitkomst van de begeleide omgang aanhouden tot na te noemen datum. De rechtbank merkt nog op dat de moeder de periode voorafgaand aan de begeleide omgang dient te gebruiken om de minderjarige voor te bereiden op de omgang met zijn biologische vader. De vrouw kan hierbij de hulp vragen van onder meer het wijkteam, NIKA of een schoolmaatschappelijk werker.
3.3.
Proceskosten
3.3.1.
Omdat ten aanzien van de omgangsregeling nog geen eindbeslissing wordt gegeven, wordt nu ook nog geen beslissing genomen over de proceskosten.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
stelt vast dat partijen, te weten:
[naam man] ,
zonder bekende woon- en/of verblijfplaats binnen of buiten Nederland,
en
[naam vrouw] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres;
bij proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) het hulpverleningstraject omgangsbegeleiding en dat het routeringspunt zorgt voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
4.2.
bepaalt dat partijen met behulp van dit hulpverleningstraject zullen bewerkstelligen dat de omgang/het contact tussen de man en de minderjarige wordt hersteld;
4.3.
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van deze beschikking te zenden naar:
Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond
t.a.v. het routeringspunt
Dynamostraat 16, 3083 AK Rotterdam
e-mailadres: zorgbemiddeling@jbrr.nl;
4.4.
bepaalt dat het routeringspunt vóór na te melden pro-formadatum het eindverslag van de hulpverleningsinstantie aan de rechtbank verzendt en daarvan gelijktijdig een kopie aan de raad voor de kinderbescherming verzendt, als het hulpverleningstraject niet of deels is geslaagd;
4.5.
beveelt de griffier na ontvangst van het eindverslag een kopie daarvan aan beide partijen en hun advocaten te versturen;
4.6.
verzoekt partijen, na ontvangst van het eindverslag van een geslaagd hulpverleningstraject, binnen een termijn van twee weken schriftelijk hierop te reageren;
4.7.
verzoekt de raad voor de kinderbescherming bij een geheel of gedeeltelijk niet geslaagd hulpverleningstraject:
- te bezien of raadsonderzoek noodzakelijk is met inachtneming van hetgeen de rechtbank daarover in de overwegingen heeft opgenomen;
- de rechtbank daarover binnen twee weken te informeren; en
- als dat onderzoek noodzakelijk geacht wordt, dit onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel; en
- daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen,
met dien verstande dat de rechtbank kan beslissen, mits voldoende ingelicht, om zonder hiervoor genoemd raadsonderzoek een eindbeschikking te geven;
4.8.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
4.9.
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de omgangsregeling aan tot
1 september 2025 PRO FORMA.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.A. Egmond (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. M. de Groot, griffier, op 19 februari 2025.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.