In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 februari 2025 een beschikking gegeven over een verzoek tot omgangsregeling tussen een man en een vrouw, waarbij de man geen bekende woon- of verblijfplaats heeft. Eerder was er een verwijzing naar omgangsbegeleiding, maar deze mislukte omdat de vrouw niet wilde meewerken. De Raad voor de Kinderbescherming heeft een nieuw onderzoek uitgevoerd en adviseert opnieuw om begeleide omgang. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 januari 2025 bleek dat de vrouw nu bereid is om mee te werken aan begeleide omgang, nu er meer duidelijkheid is over de verblijfsstatus van de man en de strafrechtelijke procedure tegen hem is afgerond. De rechtbank heeft besloten dat partijen opnieuw worden doorverwezen naar het hulpverleningstraject omgangsbegeleiding, met als doel het contact tussen de man en de minderjarige te herstellen. De rechtbank houdt verdere beslissingen over de omgangsregeling aan tot 1 september 2025, in afwachting van de uitkomst van het hulpverleningstraject. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.