ECLI:NL:RBROT:2025:3984

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
10.362944.24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldigverklaring van verdachte voor voorbereiden invoer cocaïne en medeplichtigheid aan wederrechtelijk verblijf op haventerrein

Op 24 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die schuldig is bevonden aan het voorbereiden van de invoer van cocaïne en medeplichtigheid aan het wederrechtelijk verblijf van uithalers op het haventerrein. De verdachte, geboren in 1995, werd beschuldigd van het regelen van transporten van Trojaanse containers, waarvan bekend was dat deze gebruikt werden voor de invoer van harddrugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn handelingen zouden leiden tot de invoer van cocaïne. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf op van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, gezien de rol van de verdachte in de internationale drugshandel en de impact daarvan op de volksgezondheid. De verdachte had geen strafblad en de rechtbank hield rekening met zijn persoonlijke omstandigheden, maar concludeerde dat een gevangenisstraf noodzakelijk was om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.362944.24
Datum uitspraak: 24 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1],
raadsman mr. J.J. Bussink, waarnemend voor mr. O.E. de Jong, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat bij feit 1 niet kan worden bewezen dat de verdachte opzet had op (de voorbereidingshandelingen van) de invoer van harddrugs als cocaïne. Uit de stukken in het dossier blijkt geen concrete wetenschap van harddrugs. De containers waar de verdachte zich mee bemoeide, hadden met allerlei goederen gevuld kunnen zijn, zoals zonnepanelen of softdrugs. De verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van feit 1. Voor feit 2 primair geldt dat de rol van de verdachte bij het wederrechtelijk verblijven van de uithalers op het haventerrein te beperkt is geweest om van medeplegen te kunnen spreken. Derhalve wordt ook voor dat feit vrijspraak bepleit. Voor feit 2 subsidiair, zijnde de medeplichtigheid aan dat feit, refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.2.
Beoordeling
Op 19 juli 2024 heeft de Douane op het terrein van ECT Delta in stack (de rechtbank: een opslaggebied voor containers) 270 bij de openstaande container met nummer [containernummer 1] twee personen aangehouden. In de container worden (onder meer) een telescoopladder, etens- en drinkwaren en kleding aangetroffen. Bij de container lag een betonschaar en het scharnier van de container was afgebroken. In stack 270 wordt een telefoon aangetroffen. Elders op het terrein van ECT Delta worden enige tijd later nog vijf personen aangetroffen en aangehouden. Bij een van de aangehouden personen is een zegel aangetroffen die tot de container [containernummer 2] behoorde. Uit die container, gevuld met autobanden, was door de Colombiaanse autoriteiten 252 kilogram cocaïne onderschept voordat de container zijn weg vervolgde naar Rotterdam.
Op dezelfde dag wordt ook op het terrein van ECT Delta de openstaande container met nummer [containernummer 3] aangetroffen waarvan de nokjes waren afgeslepen. Binnen in de container worden handafdrukken, voetafdrukken en sigaretten aangetroffen. Deze container is door dezelfde chauffeur als de container met nummer [containernummer 1] het haventerrein binnengebracht.
In de aangetroffen telefoon wordt in berichten gesproken over ‘the other team’ en over ‘banden’. Ook blijkt uit de berichten op deze telefoon dat de gebruiker van de telefoon op 19 juli 2024 en de dagen ervoor met anderen op het haventerrein vast zat in de container met nummer [containernummer 1] omdat zij de deur van de container niet open kregen. Zij moesten wachten op anderen om de deur te openen.
Het aantreffen en aanhouden van zeven personen door de Douane op het terrein van ECT Delta gecombineerd met de omstandigheden waaronder de containers [containernummer 1] en [containernummer 3] zijn aangetroffen, leidt tot de conclusie dat beide containers gebruikt zijn als zogenaamde Trojaanse containers. Met deze containers zijn de later aangehouden personen het haventerrein op gebracht, terwijl zij daartoe onbevoegd waren. Het aangetroffen zegel van de met autobanden gevulde container [containernummer 2], de gesprekken over ‘banden’ in de aangetroffen telefoon en de omstandigheid dat in deze container eerder door de Colombiaanse autoriteiten een grote hoeveelheid cocaïne is aangetroffen, leiden voorts tot de conclusie dat deze personen op het haventerrein waren met de bedoeling om harddrugs uit deze container te halen.
De verdachte heeft met zijn bedrijf het vervoer van de twee Trojaanse containers naar de haven geregeld. Uit de aangetroffen chats op de telefoon van de verdachte blijkt dat hij zijn contact ‘X’ daarvan op de hoogte hield. De verdachte heeft niet willen verklaren wie ‘X’ is.
De verdachte zit al ruim een decennium in de containerbranche. Voor zover de problematiek rondom de invoer van harddrugs via de Rotterdamse haven al geen feit van algemene bekendheid is, wordt deze problematiek, waaronder kennis over uithalers in Trojaanse containers, zeker voor personen die werkzaam zijn in de containerbranche, zoals de verdachte, als bekend verondersteld. Uit de chats die aangetroffen zijn op de telefoon van de verdachte blijkt dat de verdachte wist dat de twee containers werden gebruikt als Trojaanse container. Zo wordt met betrekking tot container [containernummer 1] besproken dat het ‘geen kinderspel’ is waarmee de verdachte en X bezig zijn en wordt gesproken over een (later in de container aangetroffen) telescoopladder die aan de ‘soldaten’ is meegegeven. Gelet op de communicatie tussen de verdachte en ‘X’ is de rechtbank van oordeel dat de verdachte met zijn handelen minst genomen welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het vervoer van de containers [containernummer 1] en [containernummer 3] tot doel had om harddrugs als cocaïne op het haventerrein uit containers te halen. Daarmee heeft de verdachte in ieder geval voorwaardelijk opzet gehad op de voorbereidingshandelingen van de invoer van harddrugs. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Voor het onder 2 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verdachte ten aanzien van de zes ten laste gelegde containers een essentiële rol heeft gespeeld bij het op het haventerrein brengen van de chauffeur en de uithalers. Derhalve dient de verdachte te worden veroordeeld voor het medeplegen van het wederrechtelijk op het haventerrein verblijven. De rechtbank volgt de officier van justitie hierin niet. De verdachte is niet op het haventerrein geweest en heeft dus geen rol gehad bij de feitelijke uitvoering van het strafbare feit. Om tot bewezenverklaring van medeplegen van dit feit te kunnen komen, dient het ontbrekende aandeel van de verdachte bij de feitelijke uitvoering derhalve gecompenseerd te worden met zijn aandeel in de voorbereiding of afhandeling van het feit. Daarvan is hier geen sprake. De verdachte heeft een belangrijke, maar in het geheel van dit feitelijke delict bezien, relatief beperkte rol vervuld. De rechtbank komt derhalve niet tot een bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde medeplegen van wederrechtelijk op het haventerrein verblijven.
Dat ligt anders voor de onder 2 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid. Daarvoor acht de rechtbank de rol van de verdachte van voldoende gewicht. De verdachte heeft ten aanzien van dit feit een grotendeels bekennende verklaring afgelegd, die inhoudt dat hij bij een groot deel van deze containers betrokken is geweest door het regelen van het transport ervan. Nu de raadsman ten aanzien van dit feit geen (bewijs)verweer heeft gevoerd, zal de rechtbank dit feit zonder nadere bespreking bewezen verklaren, met uitzondering van de container met nummer [containernummer 4]. Daarvan zal de verdachte partieel worden vrijgesproken. Er zijn met betrekking tot die container geen uithalers of andere eventuele mededaders aangehouden en van medeplichtigheid bij dit (feitelijke) delict kan derhalve geen sprake zijn.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde en het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde grotendeels heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
feit 1
hij op tijdstippen in de periode van 15 juli 2024 tot en met
26 september 2024 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam, en/of te
Roosendaal, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk , vervoeren,
van een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet
- zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen,
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededaders, wisten
dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door
een chauffeur van vrachtwagens met oplegger
- de container [containernummer 1] op of omstreeks 16 juli 2024 met daarin onbevoegde
personen,
- de container [containernummer 3] op of omstreeks 18 juli 2024 met daarin onbevoegde
personen,
op de Hutchisons Ports Delta (ECT Delta) Terminal te (laten) brengen,
en
contact te onderhouden en/ informatie uit te wisselen en/ afspraken te maken
met zijn/ mededaders met betrekking tot het afleveren van (Trojaanse)
containers op de Hutchisons Ports Delta (ECT Delta) Terminal,
en
geld te ontvangen voor het laten afzetten van
(Trojaanse) containers en/of onbevoegde personen op het terrein van de
Hutchisons Ports Delta (ECT Delta) Terminal;
feit 2 subsidiair
een of meer mededaders op tijdstippen in de periode van 15 juli 2024 tot en met 26 september 2024 te Maasvlakte
Rotterdam, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, wederrechtelijk hebben verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag, en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van Hutchisons Ports Delta (ECT Delta) Terminal, althans enige terminal,
telkens door zich te bevinden in
- de container [containernummer 1] (op of omstreeks 16 juli 2024),
- de container [containernummer 3] (op of omstreeks 18 juli 2024),
- de container [containernummer 5] (op of omstreeks 15 augustus 2024),
- de container [containernummer 6] (op of omstreeks 29 augustus 2024),
- de container [containernummer 7] (op of omstreeks 26 september 2024),
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op tijdstippen in de periode van 15 juli 2024 tot en met 26 september 2024 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam, en/of te Roosendaal, opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid, middelen en inlichtingen heeft verschaft,
door contact te onderhouden en/of informatie uit te wisselen en afspraken te maken met zijn mededaders met betrekking tot het afleveren van (Trojaanse) containers met daarin onbevoegde personen op de Hutchisons Ports Delta (ECT Delta) Terminal en een loods (gelegen op/aan [adres 2]) aan zijn mededaders ter beschikking te stellen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich en een ander daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en voorwerpen en/of vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
2.
medeplichtigheid aan het wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het (samen met anderen) voorbereiden van de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne en is vijf keer medeplichtig geweest aan het wederrechtelijk verblijven op het haventerrein van drugsuithalers door het transport van hen naar de haven, via Trojaanse containers, te regelen. Verdovende middelen vormen een groot gevaar voor de volksgezondheid. De handel daarin gaat bovendien vaak (direct dan wel indirect) gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dit alles vergroot de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte was met zijn handelen een essentiële schakel binnen de invoer van en handel in cocaïne en heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel. Tegen drugshandel moet, ook als het gaat om voorbereidende handelingen, streng worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 december 2024. Dit rapport houdt, kort samengevat, het volgende in. De verdachte bekent de verdenking grotendeels. Hij heeft zich een enkele keer vrijwillig met de mededader(s) ingelaten, maar zegt sindsdien onder dwang te handelen. De verdachte geeft aan niet meer te weten waarom hij de eerste keer vrijwillig met de mededader in zee is gegaan. Mogelijk was dit vanwege geld. De verdachte heeft verder een stabiel leven opgebouwd met een koopwoning, minimale schulden en een gezin. Daarnaast ziet de reclassering geen psychische of psychiatrische problematiek. De reclassering denkt dan ook dat de verdachte voldoende in staat is geweest om goed en fout van elkaar te onderscheiden en een bewuste keuze heeft gemaakt om zich schuldig te maken aan een strafbaar feit.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Deze stok achter de deur heeft de verdachte nodig omdat hij op de terechtzitting bepaald niet het achterste van zijn tong heeft laten zien. Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte daarbij bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering heeft hiertoe geen aanknopingspunten geboden en ook bij de verdachte zelf is geen hulpvraag aanwezig.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Voorlopige hechtenis
Het op te leggen onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf vormt aanleiding om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. De persoonlijke omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot deze schorsing, het gezin en bedrijf van de verdachte, wegen niet langer op tegen het strafvorderlijk belang. In de periode dat de voorlopige hechtenis geschorst is geweest, heeft de verdachte de mogelijkheid gehad om voorzieningen te treffen, zoals hij wenste, om zowel zijn gezin als zijn bedrijf verzorgd achter te laten gedurende zijn detentie.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 48, 49, 55, 57 en 138aa van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit en het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
12 (twaalf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. van den Heuvel, voorzitter,
en mrs. W.J. de Veld en N. Shahani, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.C.A. Speelman, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
feit 1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 juli 2024 tot en met
26 september 2024 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam, en/of te
Roosendaal, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door
als/een chauffeur(s) van een vrachtwagen(s) met oplegger
- de container [containernummer 1] op of omstreeks 16 juli 2024 met daarin onbevoegde
personen,
- de container [containernummer 3] op of omstreeks 18 juli 2024 met daarin onbevoegde
personen,
op de Hutchisons Ports Delta (ECT Delta) Terminal te (laten) brengen,
en/of
contact te onderhouden en/of informatie uit te wisselen en/of afspraken te maken
met zijn/hun mededader(s) met betrekking tot het afleveren van (Trojaanse)
containers op de Hutchisons Ports Delta (ECT Delta) Terminal,
en/of
geld en/of goederen te verkrijgen en/of te ontvangen voor het (laten) afzetten van
(Trojaanse) containers en/of onbevoegde personen op het terrein van de
Hutchisons Ports Delta (ECT Delta) Terminal;
feit 2 primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 juli 2024 tot en met 26 september 2024 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam, en/of te Roosendaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van Hutchisons Ports Delta (ECT Delta) Terminal, althans enige terminal, door
als/een chauffeur(s) van een vrachtwagen(s) met oplegger
- de container [containernummer 1] op of omstreeks 16 juli 2024 met daarin onbevoegde personen,
- de container [containernummer 3] op of omstreeks 18 juli 2024 met daarin onbevoegde personen,
- de container [containernummer 4] op of omstreeks 13 augustus 2024,
- de container [containernummer 5] op of omstreeks 15 augustus 2024 met daarin onbevoegde personen,
- de container [containernummer 6] op of omstreeks 29 augustus 2024 met daarin onbevoegde personen,
- de container [containernummer 7] op of omstreeks 26 september 2024 met daarin onbevoegde personen,
op de Hutchisons Ports Delta (ECT Delta) Terminal te (laten) brengen;
feit 2 subsidiair
een of meer mededader(s) op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 juli 2024 tot en met 26 september 2024 te Maasvlakte
Rotterdam, gemeente Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, wederrechtelijk hebben verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag, en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van Hutchisons Ports Delta (ECT Delta) Terminal, althans enige terminal,
telkens door zich te bevinden in
- de container [containernummer 1] (op of omstreeks 16 juli 2024),
- de container [containernummer 3] (op of omstreeks 18 juli 2024),
- de container [containernummer 4] (op of omstreeks 13 augustus 2024),
- de container [containernummer 5] (op of omstreeks 15 augustus 2024),
- de container [containernummer 6] (op of omstreeks 29 augustus 2024),
- de container [containernummer 7] (op of omstreeks 26 september 2024),
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 juli 2024 tot en met 26 september 2024 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam, en/of te Roosendaal, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,
door contact te onderhouden en/of informatie uit te wisselen en/of afspraken te maken met zijn/hun mededader(s) met betrekking tot het afleveren van (Trojaanse) containers met daarin onbevoegde personen op de Hutchisons Ports Delta (ECT Delta) Terminal en/of een loods (gelegen op/aan [adres 2]) aan zijn/hun mededader(s) ter beschikking te stellen.