ECLI:NL:RBROT:2025:3998

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
25/2118
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening voor Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) in verband met strafrechtelijke veroordeling

Op 28 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een voorlopige voorziening vroeg met betrekking tot haar aanvraag voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Verzoekster heeft de VOG nodig voor het praktijkgedeelte van haar opleiding tot pro Justitia rapporteur, waarvoor zij werkzaamheden binnen een gevangenis moet verrichten. De aanvraag voor de VOG is afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat verzoekster in de afgelopen 30 jaar een strafbare veroordeling heeft gehad, namelijk een gevangenisstraf van 6 maanden voor het bezit van vuurwapens. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat verzoekster niet in aanmerking komt voor de VOG op basis van de geldende terugkijktermijn van 30 jaar. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de juiste criteria heeft gehanteerd bij de beoordeling van de VOG-aanvraag en dat verzoekster zelf verantwoordelijk is voor het indienen van een correcte aanvraag. De voorzieningenrechter heeft ook het spoedeisend belang van verzoekster erkend, maar oordeelde dat het belang van de samenleving zwaarder weegt dan het belang van verzoekster bij het verkrijgen van de VOG. De uitspraak betekent dat verzoekster voorlopig geen VOG kan verkrijgen en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierechten of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/2118

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 maart 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. R.T.A.G. Keller),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R.P. Stehouwer).

Samenvatting

Verzoekster heeft een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) nodig voor het praktijkgedeelte van haar opleiding tot pro Justitia rapporteur (het schrijven van rapportages voor strafzaken). De VOG is aangevraagd voor het verrichten van werkzaamheden binnen een gevangenis en hiervoor geldt dat er wordt gekeken of verzoekster de afgelopen 30 jaar strafbare feiten heeft gepleegd. Verzoekster is ruim 11 jaar geleden veroordeeld tot een gevangenisstraf en komt daarom niet in aanmerking voor een VOG. Als de opleidingsinstelling de VOG-aanvraag onjuist of onvolledig heeft ingevuld, dan ligt het op de weg van verzoekster om daarover in gesprek te gaan met de opleidingsinstelling. Het verzoek wordt afgewezen.

Procesverloop

1. Verzoekster heeft een aanvraag ingediend voor een VOG. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 4 februari 2025 afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is een VOG?
3. Een VOG is een verklaring waaruit blijkt dat iemands gedrag in het verleden geen bezwaar vormt voor het vervullen van een specifieke taak of functie. Bij de beoordeling van een VOG-aanvraag kijkt de staatssecretaris of iemand strafbare feiten op zijn naam heeft staan die een risico vormen voor die specifieke taak of functie. Het kan dus gebeuren dat iemand die strafbare feiten heeft gepleegd, wel een VOG krijgt voor de ene functie maar niet voor de andere functie.
Waar gaat het in deze zaak om?
4. Verzoekster volgt sinds september 2024 een opleiding tot pro Justitia rapporteur bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP). Voor het praktijkgedeelte heeft zij een VOG nodig. Verzoekster heeft op 30 oktober 2024 een VOG aangevraagd voor de functie medewerker inrichting bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI).
5. De staatssecretaris heeft het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) geraadpleegd. In dit systeem worden alle misdrijven en een groot aantal overtredingen van natuurlijke personen en rechtspersonen geregistreerd. Voor personeel dat werkzaam is in een inrichting van de DJI geldt in het JDS een terugkijktermijn van 30 jaar.
6. De staatssecretaris heeft geconstateerd dat verzoekster binnen de terugkijktermijn in detentie heeft gezeten vanwege een overtreding van de Wet wapens en munitie. De staatssecretaris vindt dit delict niet verenigbaar met de functie van medewerker inrichting bij de DJI. Vandaar dat de VOG is geweigerd. Verzoekster is het hier niet mee eens. Zij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat zij wordt behandeld alsof zij in het bezit is van de gevraagde VOG.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoekster een spoedeisend belang?
8. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter moet eerst bepalen of er voldoende spoedeisend belang is voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
9. Verzoekster heeft tijdens de zitting toegelicht dat zij beperkt de tijd heeft om het praktijkgedeelte af te ronden. Ze moet alles hebben afgerond voor augustus 2026. Ze is bijna klaar met het theoretische gedeelte en zou nu eigenlijk al moeten beginnen met het praktijkgedeelte. Hoe snel het praktijkgedeelte is afgerond, hangt ook af van de begeleiding door de ervaren rapporteurs. Als verzoekster geen VOG krijgt, dan moet zij stoppen met de opleiding en kan zij de functie van pro Justitia rapporteur niet uitoefenen. De voorzieningenrechter ziet hierin een voldoende spoedeisend belang.
Heeft de staatssecretaris de juiste terugkijktermijn gehanteerd?
10. Verzoekster voert aan dat de staatssecretaris is uitgegaan van een onjuiste terugkijktermijn. Zij komt niet in dienst van de DJI en zal ook geen werkzaamheden verrichten voor de DJI. Verzoekster moet in het kader van haar opleiding vijf rapportages schrijven, waarbij ze wordt begeleid door ervaren rapporteurs. Volgens verzoekster zal ze daarbij alleen toegang hebben tot de spreekkamers van een penitentiaire inrichting, waar de gesprekken met gedetineerden zullen plaatsvinden. Verzoekster wil na haar opleiding gaan werken als freelance pro Justitia rapporteur. Volgens verzoekster geldt voor die functie een terugkijktermijn van tien jaar.
11. Verzoekster heeft een VOG aangevraagd voor de functie van medewerker inrichting bij de DJI met als doel ‘werkrelatie’. Dit is de aanvraag die door de staatssecretaris beoordeeld moet worden. De voorzieningenrechter vindt dat het niet aan de staatssecretaris is om een eigen invulling te geven aan wat er is aangevraagd. Voor personeel werkzaam in een inrichting van de DJI geldt een terugkijktermijn van 30 jaar. De staatssecretaris heeft daarom de juiste terugkijktermijn gehanteerd.
12. Het kan zijn dat er een andere terugkijktermijn geldt voor de specifieke werkzaamheden die verzoekster wil gaan verrichten in het kader van het praktijkgedeelte van haar opleiding. Mogelijk is de VOG-aanvraag dan onjuist of onvolledig geweest. De VOG-aanvraag is door het NIFP online klaargezet en verzoekster heeft zelf niet de mogelijkheid om de aanvraag aan te passen. Het is dus aan het NIFP om te zorgen voor een juiste VOG-aanvraag. Daarbij is er de mogelijkheid om een toelichting te geven op het doel van de aanvraag. In dit geval is er niets ingevuld bij de toelichting. Het is dan ook aan verzoekster om met het NIFP in gesprek te gaan over de juistheid en volledigheid van de VOG-aanvraag en de mogelijkheden tot aanpassing daarvan. Tijdens de zitting heeft verzoekster verklaard dat zij dit nog niet heeft gedaan. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekster wellicht liever niet met het NIFP in gesprek gaat over de reden waarom de aanvraag moet worden aangepast, maar dit is wel de weg die verzoekster zal moeten bewandelen als zij haar opleiding wil voortzetten.
Beleidsregels
13. De staatssecretaris beoordeelt een VOG-aanvraag aan de hand van beleidsregels, de ‘Beleidsregels VOG-NP-RP 2024’. Kort gezegd komen deze regels op het volgende neer:
- als iemand niet voorkomt in het JDS, dan wordt een VOG afgegeven;
- als iemand wel voorkomt in het JDS, dan wordt de aanvraag beoordeeld aan de hand van een objectief criterium en een subjectief criterium.
Verzoekster komt voor in het JDS, zodat bij haar moet worden gekeken naar het objectieve en naar het subjectieve criterium.
Objectief criterium
14. Bij het objectieve criterium wordt gekeken naar de volgende vraag:
- is er een risico voor de samenleving
- wanneer dit (of een soortgelijk) strafbaar feit zou worden gepleegd
- door een willekeurig persoon
- in de uitoefening van de activiteit waarvoor de VOG wordt aangevraagd?
Tussen partijen is niet in geschil dat er wordt voldaan aan het objectieve criterium. Dit betekent dat de afgifte van de VOG in principe wordt geweigerd, tenzij er wordt voldaan aan het subjectieve criterium.
Subjectief criterium
15. Bij het subjectieve criterium wordt gekeken of het belang van de aanvrager zwaarder weegt dan het belang van de samenleving. Hierbij spelen de persoonlijke omstandigheden van verzoekster dus wel een rol. Bij de beoordeling van het subjectieve criterium wordt in ieder geval gekeken naar de afdoening van de strafzaak (lichte of zware straf), het tijdsverloop, de hoeveelheid strafbare feiten en de persoonlijke belangen van verzoekster.
16. Voor personeel dat werkzaam is in een penitentiaire inrichting gelden hoge integriteitseisen. Er moet namelijk worden voorkomen dat gedetineerden door personen van buiten de inrichting kunnen worden geholpen aan bijvoorbeeld drugs, wapens, informatie en communicatiemiddelen of met ontsnappingsmogelijkheden. Dit is dan ook de reden dat er voor deze groep personen een terugkijktermijn geldt van 30 jaar.
17.1.
Verzoekster komt één keer voor in het JDS, namelijk vanwege het bezit van onder meer 2 gebruiksklare vuurwapens met daarvoor geschikte munitie. Zij is hiervoor veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf en dat is geen lichte straf. Daarnaast is de veroordeling van ruim 11 jaar geleden, maar daarvan kan niet worden gezegd dat er sprake is van een groot tijdsverloop gelet op de terugkijktermijn van 30 jaar.
17.2.
Verzoekster heeft sinds haar veroordeling een indrukwekkende ontwikkeling doorgemaakt. Zij heeft als alleenstaande moeder een opleiding tot psychiater afgerond. Verzoekster heeft tijdens de zitting verklaard dat de functie van pro Justitia rapporteur haar droombaan is. Verzoekster heeft echter de mogelijkheid om als psychiater inkomsten te genereren.
17.3.
Als de voorzieningenrechter al deze punten tegen elkaar afzet, dan vindt zij dat de staatssecretaris op dit moment het belang van de samenleving zwaarder mocht wegen dan het belang van verzoekster bij het verkrijgen van de VOG zoals die nu is aangevraagd. Hoewel de voorzieningenrechter ziet wat verzoekster heeft het bereikt sinds haar veroordeling, zal er meer tijd nodig zijn om aan de hoge integriteitseisen van medewerker inrichting bij de DJI te voldoen.
Conclusies en gevolgen
18. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verzoekster vooralsnog geen VOG krijgt. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Goossens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.