ECLI:NL:RBROT:2025:4020

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
10-690212-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige met een onstuimig verloop van behandeling en hoog recidiverisico

Op 27 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige, geboren in 1998. De PIJ-maatregel werd oorspronkelijk opgelegd op 15 januari 2019 voor poging tot afpersing en poging tot zware mishandeling. De rechtbank had de maatregel eerder verlengd, maar de huidige situatie van de veroordeelde, die in een penitentiaire inrichting verblijft, is problematisch. De rechtbank ontving verschillende adviezen, waaronder van de reclassering en de directeur van de inrichting, die wezen op het onverminderd hoge recidiverisico en de stagnatie van de behandeling. De veroordeelde heeft in het verleden meerdere incidenten vertoond en is niet in staat gebleken om zich binnen de huidige kaders te ontwikkelen. De rechtbank concludeert dat de PIJ-maatregel niet langer toereikend is, maar dat er geen alternatieven zijn voor behandeling of resocialisatie. De rechtbank heeft daarom besloten de PIJ-maatregel met 20 dagen te verlengen, tot 21 april 2025, om de noodzakelijke behandeling voort te zetten en de ontwikkeling van de veroordeelde te waarborgen. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door het openbaar ministerie en de veroordeelde worden aangevochten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team jeugd
Parketnummer: 10-690212-18
Datum uitspraak: 27 maart 2025
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer voor strafzaken, met betrekking tot de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna PIJ-maatregel) van
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres van de penitentiaire inrichting (PI) [naam PI] , [detentieadres] , [postcode] in [detentieplaats] ,
raadsman mr. R.J.E. Berfelo, advocaat te Diemen.

1.Procesverloop

Op 15 januari 2019 heeft de rechtbank de PIJ-maatregel van de veroordeelde gelast.
De PIJ-maatregel is opgelegd ter zake van de eendaadse samenloop van poging tot
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, en poging tot zware
mishandeling. De termijn van de PIJ-maatregel is gestart op 30 januari 2019.
Op 10 oktober 2024 heeft de rechtbank de PIJ-maatregel laatstelijk verlengd met zes maanden. Deze beslissing is door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bevestigd bij beslissing van 30 januari 2025.
Op 23 januari 2025 heeft de rechtbank van het openbaar ministerie een vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel ontvangen. Bij die vordering is gevoegd het advies van het hoofd van de Rijks Justitiële Inrichting Den Hey-Acker, gedateerd 29 januari 2025.
Op 6 maart 2025 heeft de rechtbank een advies van Reclassering Nederland ontvangen, gedateerd 5 maart 2025.
Op 12 maart 2025 heeft de rechtbank een brief van de veroordeelde ontvangen.
Op de zitting van 13 maart 2025 is de vordering in het openbaar behandeld.
De officier van justitie, mr. E. Verhoeven-Ivankovic, de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, de moeder en de vriendin van de veroordeelde, de deskundige [persoon A] , als behandelcoördinator ITA en GZ-psycholoog verbonden aan Den Hey-Acker, en de deskundige [persoon B] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, zijn gehoord.

2.Standpunt van partijen

2.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verlenging van de termijn van de
PIJ-maatregel met de nog resterende 20 dagen.
2.2.
Standpunt van de veroordeelde
De veroordeelde en zijn raadsman hebben verzocht de vordering tot verlenging van de
PIJ-maatregel af te wijzen. De raadsman heeft daartoe, overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotities, aangevoerd dat niet langer is voldaan aan de wettelijke eisen uit artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv). De wijze waarop de PIJ-maatregel nu wordt uitgevoerd – op de afdeling voor Beheersproblematische Gedetineerden in de PI Vught (verder BPG) – is niet meer in het belang van een zo gunstige mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde. De enige reden voor een verlenging lijkt nog het kunnen omzetten van de PIJ-maatregel in een terbeschikkingstelling. Een onrechtmatige grond, die bovendien een negatief effect zal hebben op een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde, nu hij alle perspectief zal verliezen. De raadsman heeft primair verzocht de PIJ-maatregel onder algemene voorwaarden te beëindigen. Subsidiair is verzocht aan de voorwaardelijke beëindiging de nodige bijzondere voorwaarden te verbinden.

3.Adviezen

3.1.
Advies Den Hey-Acker
Het advies van 29 januari 2025 houdt onder meer het volgende in.
Samenvatting beloop behandeling PI Vught (BPG-afdeling)
Na de laatste verlenging van de PIJ-maatregel verblijft de veroordeelde een periode op afdeling [naam afdeling 1] van BPG, waar hij in een groepje van maximaal zes gedetineerden zit. Hij is hier
goed in contact met personeel en andere gedetineerden. De veroordeelde heeft in juni 2024 zijn agressieregulatie training afgerond en heeft aangegeven open te staan voor aanvullende training. Binnen de BPG lopen ze echter tegen het gegeven aan dat de BPG geen behandelafdeling is en het behandelaanbod zeer beperkt is.
Op 4 oktober 2024 vindt er een incident plaats op de afdeling, een vechtpartij met een medegedetineerde, waardoor besloten is de veroordeelde te plaatsen op afdeling [naam afdeling 2] van BPG (individueel regime), waarbij hij momenteel in een individueel programma verblijft. Tevens heeft er op 19 oktober 2024 een incident plaatsgevonden waarbij de veroordeelde met een medegedetineerde een papiertje met telefoonnummers en een zakje met wit poeder heeft uitgewisseld. Hiervoor is hij disciplinair gestraft.
Over het verblijf op de afdeling wordt gemeld dat de veroordeelde zakelijk in het contact
is met personeel en weinig emotie in houding en mimiek toont. Hij spreekt weinig in volzinnen en is derhalve communicatief vrij kort van stof. Binnen de strakke, individuele structuur van de BPG heeft de veroordeelde weinig aansturing nodig en heeft hij weinig hulpvragen aan het personeel. Hij weet precies hoe het werkt op de BPG en wat er van hem wordt verwacht. Gesteld wordt dat hij individueel goed functioneert op de afdeling.
Stand van zaken met betrekking tot ITA-plaatsing JJI Teylingereind
De directeur van Teylingereind heeft in november 2024 aan de Selectiefunctionaris een negatief advies gegeven ten aanzien van een overplaatsing naar een ITA. Kijkend naar de verschillende adviezen die er recent gegeven zijn en de verschillende incidenten die er hebben plaatsgevonden binnen de BPG, constateert de Selectiefunctionaris dat een overplaatsing naar een ITA niet meer mogelijk is. De veroordeelde is niet in staat gebleken om zichzelf, binnen een zeer duidelijk en emotioneel neutraal leefklimaat, in de hand te houden.
Risicotaxatie
Er is een onverminderd hoog risico op gewelddadig gedrag. De veroordeelde heeft binnen de inrichting een agressieregulatie training gevolgd, hetgeen niet heeft verhinderd dat er toch nog geweldsincidenten hebben plaatsgevonden. De copingvaardigheden van de veroordeelde schieten tekort. De problematiek is nog onvoldoende bewerkt. Binnen het kader van de PIJ-maatregel is het onmogelijk gebleken om een ingang te vinden voor behandeling die nodig is om het zeer hoge risico op recidive te keren. Binnen een zeer beheersmatige omgeving lukt het de veroordeelde mee te draaien als deze individueel gericht is en de behandeldruk zeer laag is. De veroordeelde heeft buiten hulpverlening om een beperkt steunend netwerk, namelijk zijn vriendin en zijn moeder.
Conclusie
Kijkend naar verschillende rapporten, adviezen en (klinische) bevindingen vanuit het behandelteam wordt gezien dat het kader van de PIJ niet toereikend is voor de veroordeelde. De gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens is in de PIJ-behandeling zeer hardnekkig gebleken, waarbij de behandeling vooralsnog niet heeft geleid tot een verandering in zijn basale wantrouwen en kerncognities. De huidige PIJ-behandeling van de veroordeelde stagneert en gezien wordt dat de zeer ernstige en vroege persoonlijkheidsproblematiek van de veroordeelde zich eerder verder verhardt, door een toenemend wantrouwen en een terugval in perspectief. De veroordeelde weet dat de PIJ-maatregel eindig is en redeneert terug vanaf dat moment. Als er geen vast eindpunt is, wordt de veroordeelde met het behandelteam gedwongen zich te oriënteren op het nu en wat er voor nodig is om vooruit te komen in de behandeling. Het kader van de PIJ-maatregel is niet toereikend om de tijd te gebruiken als middel om behandelbereidheid te bewerkstelligen, de PIJ is immers eindig. Er is een langdurig gedwongen en veilig kader nodig aangezien persoonlijkheidsstoornissen een lange behandelduur hebben. Zeker zoals bij de veroordeelde als deze zo vroeg in het leven zijn ontstaan en zo diep verankerd zijn in de persoonlijkheid. Voor het bereiken van een zekere mate van behandelbereidheid wordt meerdere jaren nodig geacht, In het algemeen kan gesteld worden dat de PIJ-maatregel niet langer het geschikte kader is omdat de resterende tijd binnen deze maatregel te kort is om toe te werken naar enige behandelbereidheid. Het gevolg zal zijn dat intern het risico op escalaties omhoog gaat. De escalaties dragen bij aan verdere verharding van de problematiek en zijn dus niet in het belang van de ontwikkeling van de veroordeelde.
Dit alles op een rijtje zettend kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een groot dilemma: enerzijds kan geconcludeerd worden dat er nog veel (kritische) risicofactoren worden gezien die nog onvoldoende worden getemperd door beschermende factoren, waardoor het recidiverisico op dit moment nog als onveranderd hoog wordt ingeschat en de mate van bescherming nog als weinig, op het moment dat de PIJ-maatregel per direct wordt beëindigd en alle kaders en hulpverlening wegvallen. Anderzijds is binnen de JJI alles geprobeerd zonder positief resultaat en is de resterende tijd te kort. Parallel daaraan wordt gedurende zijn plaatsing op de BPG in [detentieplaats] voorzichtig zichtbaar dat wanneer er sprake is van een zeer lage tot geringe behandeldruk in een hele specifieke context, het de veroordeelde beter lukt zich te voegen naar geldende structuren en mee te werken aan een gedragsmatige interventie.
Concluderend kan gesteld worden dat de behandeling die nodig is om het hoge
recidiverisico van de veroordeelde te keren, ondanks inzet van verschillende JJI’s en
daarbij ook twee ITA’s, niet heeft geleid tot het bereiken van behandelbereidheid.
Waar het binnen de PIJ-maatregel niet is gelukt, zeer waarschijnlijk vanwege de
eindigheid van de maatregel, is een gedwongen, beveiligd kader voorwaarde om
het onverminderd hoge recidiverisico te behandelen.
3.2.
Advies Reclassering Nederland
Het advies van 5 maart 2025 houdt onder meer het volgende in.
De PIJ-maatregel van de veroordeelde kent een onstuimig verloop waarin meermalen sprake is geweest van (fysieke en verbale agressie) incidenten, meerdere overplaatsingen, inzet van verscheidene interventies om de risico’s te beperken en uiteindelijk een volledige stagnatie van de behandeling.
Tijdens de afgelopen periode zijn er geen mogelijkheden gezien om andere of verdere stappen te zetten richting hervatting van de behandeling in het kader van de PIJ-maatregel en/of re-integratie. Op dit moment ziet de reclassering, evenals in de vorige adviezen van 19 maart 2024 en 18 september 2024, geen mogelijkheden om een invulling te geven aan een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. Inzet op gedragsverandering of risicobeperking door middel van bijzondere voorwaarden in het kader van de PIJ-maatregel acht de reclassering op dit moment onverantwoord.
De reclassering ziet wel noodzaak tot inzet op langdurige intensieve behandeling en beveiliging van de maatschappij. Een omzetting naar een tbs-maatregel met dwangverpleging, zoals beschreven wordt in het onderzoeksrapport van het Pieter Baan Centrum van 24 september 2024, zou deze mogelijkheid bieden.
Mocht de rechtbank desondanks besluiten de PIJ-maatregel voorwaardelijk te beëindigen, dan adviseert de reclassering hierbij geen bijzondere voorwaarden en geen reclasseringstoezicht op te leggen, omdat de inschatting is dat dit onuitvoerbaar en mogelijk zelfs risico verhogend zal zijn.
3.3.
Ter zitting gegeven adviezen
[persoon A] heeft het verlengingsadvies van Den Hey-Acker ter zitting toegelicht. Zij heeft onder meer verklaard dat de veroordeelde nog steeds in een individueel regime in de PI [naam PI] verblijft. Ondanks dat agressietraining succesvol is afgerond, hebben er in oktober 2024 weer twee incidenten plaatsgevonden. Daardoor is een overplaatsing naar een ITA ook niet meer mogelijk. Geconcludeerd kan worden dat sprake is van een dilemma. Aan de ene kant is de PIJ-maatregel niet langer toereikend en zit de veroordeelde al langere tijd op een volwassenafdeling in de PI [naam PI] , maar aan de andere kant is het recidiverisico te hoog om de maatregel voorwaardelijk te beëindigen. Het is aan de rechtbank om een beslissing te nemen.
[persoon B] heeft het advies van de reclassering ter zitting toegelicht. Zij heeft onder meer verklaard dat een voorwaardelijke beëindiging op dit moment niet haalbaar is. Enerzijds doordat dat een te grote stap zou zijn vanuit het huidige individueel regime en anderzijds omdat er geen voorwaarden kunnen worden geadviseerd waarmee gewerkt kan worden aan risicobeperking. Er is geen begeleide woonvorm of behandelinstelling gevonden die de veroordeelde zou willen plaatsen.

4.Beoordeling

De rechtbank stelt allereerst vast dat de PIJ-maatregel in dit geval, gelet op de maximale wettelijke termijn van ingevolge artikel 6:6:31, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), nog maximaal kan worden verlengd tot 21 april 2025. Op dat moment zal de PIJ-maatregel van rechtswege voorwaardelijk eindigen.
Een PIJ-maatregel kan op grond van artikel 6:6:31, derde lid, Sv juncto artikel 77s, eerste lid, sub b en c, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) slechts verlengd worden indien de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daarnaast dient de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van die maatregel te eisen en dient de maatregel in het belang te zijn van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde. Aan deze drie voorwaarden moet worden voldaan om tot een verlenging van de maatregel te kunnen komen.
Uit de adviezen en wat ter terechtzitting is besproken blijkt dat de PIJ-maatregel van de veroordeelde een onstuimig verloop kent. De ingewikkelde problematiek en het gedrag van de veroordeelde hebben geleid tot meerdere overplaatsingen. Momenteel verblijft de veroordeelde nog steeds zonder behandeling op een BPG-afdeling van PI [naam PI] . Door twee incidenten in oktober 2024 verblijft hij sindsdien in een individueel regime.
Binnen het PIJ-kader leek op de vorige zitting van 26 september 2024 de enige werkbare en mogelijke optie een plaatsing op de ITA die per 1 oktober 2024 bij Teylingereind geopend is. Dit vormde de laatste kans voor de veroordeelde om de PIJ-maatregel voorwaardelijk te kunnen beëindigen. In november 2024 is echter geconstateerd dat een overplaatsing naar een ITA niet meer mogelijk is. De veroordeelde is gelet op de incidenten die hebben plaatsgevonden niet in staat gebleken om zichzelf, binnen een zeer duidelijk en emotioneel neutraal leefklimaat, in de hand te houden.
Vanwege de problematiek en het gedrag van de veroordeelde kan er op geen enkele manier invulling worden gegeven aan een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel (al dan niet met bijzondere voorwaarden), zoals verzocht door de verdediging. De reclassering acht bijzondere voorwaarden en reclasseringstoezicht onuitvoerbaar en mogelijk zelfs risico verhogend en heeft bovendien aangegeven dat er geen begeleide woonvorm of behandelinstelling is gevonden die de veroordeelde zou willen plaatsen. Het alternatief, te weten beëindiging van de maatregel zonder bijzondere voorwaarden, zou volstrekt onverantwoord zijn gelet op het onverminderd hoge recidiverisico.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een verlenging van de PIJ-maatregel met 20 dagen in het belang van een zo gunstige mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde is. Om een leven buiten te kunnen vormgeven blijft behandeling van de nog aanwezige problematiek van de jeugdige noodzakelijk. Er is buiten de inrichting nu geen passend alternatief gevonden voor wat betreft wonen of behandelen waardoor een resocialisatie zou kunnen slagen. De verlenging is mogelijk, omdat de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Bovendien eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel.
Gevolg gevend aan het bepaalde in artikel 6:6:31, tweede lid, Sv geeft de rechtbank aan dat de maatregel, gelet op de ingangsdatum, de huidige expiratiedatum en de verlenging bij deze beslissing, op 21 april 2025 voorwaardelijk zal eindigen en op 21 april 2026 onvoorwaardelijk zal eindigen.

5.Beslissing

De rechtbank:
verlengtde termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
met 20 (twintig) dagen.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Jordaan, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. S. Riege en S.C. Sassen, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. D.R. van Staveren en P.A. van der Schee, griffiers,
en is in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2025.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening en de veroordeelde binnen veertien dagen na betekening daarvan beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. (
art.6:6:37 Sv)