ECLI:NL:RBROT:2025:4039

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
11317631 CV EXPL 24-24117
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand, ontbinding en ontruiming in een huurgeschil tussen Stichting Maasdelta Groep en een huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 maart 2025 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Stichting Maasdelta Groep en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De eiseres, Stichting Maasdelta Groep, heeft een vordering ingesteld wegens huurachterstand en heeft ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning geëist. De huurder, die zelf procedeert, heeft aangevoerd dat er bij aanvang van de huurovereenkomst nog reparaties aan de woning moesten worden uitgevoerd, wat hem deed geloven dat hij de eerste maanden geen huur hoefde te betalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder een huurachterstand heeft van € 6.081,20 en dat de huurovereenkomst ontbonden moet worden omdat de huurder zijn betalingsverplichtingen niet is nagekomen. De kantonrechter heeft de huurder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, en heeft de proceskosten voor rekening van de huurder gesteld. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de huurder geen incassokosten en rente hoeft te betalen, omdat de bepalingen in de algemene voorwaarden van de eiseres als oneerlijk zijn aangemerkt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11317631 CV EXPL 24-24117
datum uitspraak: 14 maart 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Maasdelta Groep,
vestigingsplaats: Spijkenisse,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Massluis,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Maasdelta’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 18 september 2024, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de brief van 14 oktober 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van Maasdelta van 28 januari 2025, met bijlagen.
1.2.
Op 11 februari 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was namens Maasdelta [naam] (medewerker incasso) aanwezig, bijgestaan door mr. D. de Waard namens de gemachtigde. Ook [gedaagde] was aanwezig.

2.De beoordeling

Wat is de kern van de zaak?
2.1.
[gedaagde] huurt van Maasdelta de woning aan [adres]. De huur is nu € 681,29 per maand. Op dit moment is er een huurachterstand. Maasdelta eist dat [gedaagde] die huurachterstand met rente, buitengerechtelijke kosten en de lopende huur betaalt. Maasdelta eist ook dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt en dat [gedaagde] de woning moet verlaten.
2.2.
[gedaagde] heeft tegen de eis van Maasdelta aangevoerd dat, toen hij in december 2023 de woning ging huren, er nog allerlei dingen gerepareerd moesten worden en dat hij daarom dacht dat hij de eerste maanden geen huur hoefde te betalen. Ook heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij nog meer schulden heeft en dat hij wel wat hulp kan gebruiken bij het oplossen van die schulden.
2.3.
De uitkomst is dat [gedaagde] de huurachterstand en de lopende huur inderdaad aan Maasdelta moet betalen, maar dat hij geen rente en buitengerechtelijke kosten hoeft te betalen. Daarnaast ontbindt de kantonrechter de huurovereenkomst en moet [gedaagde] de woning verlaten. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
[gedaagde] moet € 6.081,20 aan huurachterstand betalen
2.4.
Maasdelta heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling een specificatie van de huurachterstand in het geding gebracht, waaruit volgt dat deze, berekend tot en met januari 2025, € 5.399,91 bedraagt. In aanvulling daarop heeft zij gesteld dat [gedaagde] de huur van februari 2025 ook niet heeft betaald, zodat de huurachterstand op het moment van de zitting € 6.081,20 was. Maasdelta heeft verder nog toegelicht dat het juist is dat er bij aanvang van de huurovereenkomst nog werkzaamheden in de woning moesten worden uitgevoerd en dat [gedaagde] in verband daarmee er voor heeft gekozen de woning desondanks alvast te betrekken en een compensatie van € 714,83 te ontvangen. Deze compensatie is al in de specificatie van de hiervoor genoemde huurachterstand verwerkt. [gedaagde] heeft deze uitleg van Maasdelta en de hoogte van de huurachterstand verder niet meer betwist. Hij wordt daarom veroordeeld het bedrag van € 6.081,20 aan achterstallige huur aan Maasdelta te betalen.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.5.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat [gedaagde] verplicht was om de huur op tijd te betalen en dat niet heeft gedaan (artikel 6:265 BW). De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te beëindigen. Dat is meestal zo bij een achterstand van meer dan drie maanden, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden. [1] De kantonrechter heeft er in dit geval rekening mee gehouden dat de huurachterstand tijdens deze procedure nog verder is opgelopen en dat nu sprake is van een achterstand van bijna 9 maanden. [gedaagde] heeft bovendien ook de lopende huur van januari en februari 2025 niet betaald.
2.6.
Ter zitting heeft [gedaagde] weliswaar gesteld dat hij de nodige problemen heeft gehad met de uitbetaling van zijn uitkering, maar die persoonlijke omstandigheden - hoe vervelend deze ook voor [gedaagde] zijn - komen voor zijn rekening en risico en leiden er niet toe dat ontbinding van de huurovereenkomst onder de gegeven omstandigheden niet gerechtvaardigd is. De kantonrechter kan zich bovendien niet aan de indruk onttrekken dat [gedaagde] de ernst van de situatie niet lijkt in te zien. Ondanks dat [gedaagde] al op de eerste zitting te kennen heeft gegeven behoefte te hebben aan hulp bij zijn financiële problemen, heeft hij sindsdien - en tot aan de mondelinge behandeling - onvoldoende actie ondernomen en is het schuldhulpverleningstraject nog altijd niet van de grond gekomen. In dat verband heeft de kantonrechter [gedaagde] ter zitting voorgehouden dat het van het grootste belang is dat hij nu alsnog op de kortst mogelijke termijn in actie komt en hulp in de vorm van schuldhulpverlening inschakelt om op financieel gebied orde op zaken te stellen, waarbij [gedaagde] ook actief moet meewerken aan de geboden hulp.
[gedaagde] moet de woning ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen
2.7.
Omdat de huurovereenkomst wordt ontbonden, moet [gedaagde] de woning met al zijn spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen nadat dit vonnis is betekend. Tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] een gebruiksvergoeding van € 681,29 per maand betalen (artikel 7:225 BW). Maasdelta heeft niet uitgelegd waarom [gedaagde] een vergoeding moet betalen voor de rest van die maand. Dit deel van de vordering wordt daarom afgewezen. Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
2.8.
De omstandigheid dat [gedaagde] minderjarige kinderen heeft, die regelmatig bij hem verblijven, leidt in dit geval niet tot een ander oordeel. Op grond van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) moet bij een beslissing als de onderhavige, die betrekking heeft op de woonruimte van een minderjarige, het belang van het kind weliswaar een eerste overweging zijn, maar dat betekent niet dat de enkele aanwezigheid van minderjarige kinderen zonder meer aan een veroordeling tot ontruiming in de weg staat. Daarbij heeft de kantonrechter meegewogen dat [gedaagde] heeft verklaard dat sprake is van co-ouderschap en dat de kinderen niet op zijn woonadres staan ingeschreven, zodat aangenomen wordt dat de kinderen bij een eventuele ontruiming elders kunnen verblijven.
[gedaagde] hoeft geen incassokosten en rente te betalen
2.9.
De kantonrechter wijst de buitengerechtelijk incassokosten en de rente af. In de algemene voorwaarden van Maasdelta staat hierover in artikel 17 namelijk een oneerlijke bepaling. Omdat die bepaling oneerlijk is, mag Maasdelta daar geen beroep op doen en kan zij ook geen aanspraak maken op de incassokosten en rente uit de wet. [2] De bepaling is oneerlijk, omdat daarin staat dat [gedaagde] een boete moet betalen als hij niet aan de verplichtingen uit de overeenkomst voldoet. Daaronder valt ook het op tijd betalen van de huur. Op grond van de wet zou [gedaagde] als hij te laat betaalt alleen de wettelijke rente en incassokosten moeten betalen. Maasdelta wijkt met de boete dus in het nadeel van een consument af van de wet door daarnaast een boete op te leggen. Dat maakt deze bepaling hier oneerlijk.
2.10.
Los van het bovenstaande is ook de bepaling over de buitengerechtelijke kosten (artikel 15 van de algemene voorwaarden) oneerlijk. De bepaling wijkt in het nadeel van de consument af van de wettelijke regeling (artikel 6:96 BW) of wekt die indruk. De bepaling mag de handelaar namelijk geen recht geven op een hoger bedrag dan is toegestaan op grond van de wet. De bepaling moet ook niet de indruk wekken dat de handelaar eerder dan op grond van de wet recht krijgt op een vergoeding. Als er iets staat over het moment waarop de kosten verschuldigd worden, dan moet uit de bepaling blijken dat de consument die vergoeding pas verschuldigd wordt nadat hij nog een kans heeft gekregen om binnen veertien dagen alsnog te betalen. Aan deze voorwaarden is hier niet voldaan.
Er zijn verder geen oneerlijke bepalingen
2.11.
De kantonrechter heeft onderzocht of er nog andere oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor de beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.12.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Maasdelta moet betalen op € 136,72 aan dagvaardingskosten, € 496,- aan griffierecht,
€ 542,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 271,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.309,72. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.13.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Maasdelta dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Maasdelta te betalen € 6.081,20 aan huurachterstand tot en met februari 2025;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na de datum waarop dit vonnis is betekend de woning aan [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Maasdelta te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf maart 2025 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Maasdelta te betalen € 681,29 per maand met de verhoging die is toegestaan;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Maasdelta worden begroot op € 1.309,72;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
44487

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810
2.Hof van Justitie van de Europese Unie 27 januari 2021 (Dexia)