ECLI:NL:RBROT:2025:4041

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
11375400 CV EXPL 24-26811
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgkosten door zorgverzekeraar Univé aan gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen N.V. Univé Zorg en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres, Univé, vordert betaling van achterstallige zorgkosten van in totaal € 438,17, die voortkomen uit zorgkostenfacturen die niet volledig zijn betaald door de gedaagde. De gedaagde heeft een zorgverzekering bij Univé afgesloten en is van mening dat zij de betaling van deze facturen kan uitstellen vanwege een klacht die zij heeft ingediend bij het Franciscus Gasthuis. De gedaagde stelt dat zij een betalingsregeling heeft voorgesteld, maar Univé heeft dit betwist.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de zorgkosten aan Univé verschuldigd is, omdat zij niet heeft gereageerd op de stellingen van Univé en de facturen niet heeft betwist. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde ook de buitengerechtelijke incassokosten en rente aan Univé verschuldigd is. De gedaagde heeft al een deel van het bedrag betaald, maar er blijft nog een openstaand bedrag van € 438,17 over. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van dit bedrag, met rente, en heeft de proceskosten aan de gedaagde opgelegd, die in totaal € 472,39 bedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Univé het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11375400 CV EXPL 24-26811
datum uitspraak: 28 maart 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
N.V. Univé Zorg,
vestigingsplaats: Arnhem,
eiseres,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Bergschenhoek,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Univé’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 24 september 2024, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de repliek, met één bijlage;
  • de rolbeslissing van 31 januari 2025.
1.2.
[gedaagde] heeft, hoewel zij daartoe in de gelegenheid is gesteld, niet meer gereageerd op de rolbeslissing. Zij is niet verschenen op de rolzitting van 27 februari 2025 en heeft ook niet schriftelijk gereageerd of om verdere aanhouding verzocht.

2.De beoordeling

Wat is de kern van de zaak?
2.1.
[gedaagde] heeft een zorgverzekering afgesloten bij Univé. Op grond van die overeenkomst moet [gedaagde] de zorgkostenfacturen, die Univé aan haar stuurt, betalen. In die zorgkostenfacturen brengt Univé zorgkosten in rekening die niet door haar aan de zorgverlener(s) vergoed zijn, omdat deze (voor een deel) onder het eigen risico en/of de eigen bijdrage van [gedaagde] vallen. Volgens Univé heeft [gedaagde] een drietal zorgkostenfacturen met declaratienummers [nummer 1], [nummer 2] en [nummer 3] niet volledig betaald en daarom eist Univé in deze zaak dat [gedaagde] wordt veroordeeld om het achterstallige bedrag aan zorgkosten, met rente en buitengerechtelijke kosten, oftewel in totaal € 438,17, aan Univé te betalen.
2.2.
[gedaagde] is het niet eens met de eis van Univé. Zij voert aan dat ten aanzien van de onbetaalde zorgkosten al geruime tijd een klacht loopt bij de medische klachtencommissie van het Franciscus Gasthuis. Volgens [gedaagde] heeft zij een afspraak met het ziekenhuis gemaakt dat zij de (financiële) afhandeling van haar klacht afwacht. [gedaagde] stelt dat, als de klacht gegrond verklaard wordt en zij geld van het Franciscus Gasthuis ontvangt, zij direct het openstaande bedrag zal overmaken. [gedaagde] voert verder aan dat zij de gemachtigde van Univé heeft verzocht om een betalingsregeling te mogen treffen en stelt voor het openstaande bedrag in 10 termijnen te betalen. De eerste termijn heeft zij al overgemaakt.
2.3.
De kantonrechter wijst de eis van Univé toe. Hierna wordt uitgelegd hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
[gedaagde] is de achterstallige zorgkosten aan Univé verschuldigd
2.4.
Omdat [gedaagde] niet meer heeft gereageerd op de conclusie van repliek van Univé gaat de kantonrechter er van uit dat wat daarin staat, klopt. Hieruit volgt dat van de facturen waarvan betaling wordt gevorderd slechts de factuur met nummer [nummer 3] van € 352,67 betrekking heeft op afgenomen zorg bij het Franciscus Gasthuis. De klacht die [gedaagde] heeft ingediend bij het Franciscus Gasthuis kan dan ook alleen betrekking hebben op deze factuur. Dat betekent dat [gedaagde] de overige twee facturen met nummer [nummer 1] van € 88,30 en nummer [nummer 2] van 143,89 - die zien op afgenomen zorg bij respectievelijk Voedingspraktijk Lansingerland en Goedegebuure Slaaptechniek - niet betwist heeft. Die facturen moet zij dan ook sowieso aan Univé Zorg betalen.
2.5.
Ten aanzien van de factuur met nummer [nummer 3] heeft Univé verder bij repliek uiteengezet dat [gedaagde] weliswaar een klacht bij het Franciscus Gasthuis heeft ingediend, maar dat het Franciscus Gasthuis inmiddels heeft medegedeeld dat die zorgkosten juist zijn en dat de zorg daadwerkelijk door [gedaagde] is afgenomen. In aansluiting daarop heeft Univé onbetwist gesteld zowel op 24 september 2024 als op 3 oktober 2024 telefonisch contact met [gedaagde] te hebben gehad, waarbij zij aan [gedaagde] heeft laten weten dat de zorgkosten terecht bij haar in rekening zijn gebracht en dat geen creditering zal plaatsvinden. Een en ander betekent dat in deze procedure vast is komen te staan dat de klacht van [gedaagde] ongegrond is, zodat [gedaagde] ook de zorgkostenfactuur met nummer [nummer 3] aan Univé moet betalen.
2.6.
De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] voor het uitbrengen van de dagvaarding al € 232,19 aan Univé heeft betaald. Als iemand afbetaalt op een schuld dan wordt dit eerst in mindering gebracht op de kosten, vervolgens op de rente en daarna op de hoofdsom (artikel 6:44 BW). Univé heeft de betaling ook zo verwerkt. Daarom moet worden beoordeeld of [gedaagde] een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en/of rente aan Univé verschuldigd is. Daarna kan worden vastgesteld hoe hoog de (resterende) hoofdsom nog is, die [gedaagde] aan Univé moet betalen.
[gedaagde] is buitengerechtelijke incassokosten en rente aan Univé verschuldigd
2.7.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten van € 64,01 aan Univé verschuldigd is, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
2.8.
[gedaagde] is daarnaast ook de rente tot 21 september 2024 van € 21,49 aan Univé verschuldigd, omdat Univé genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
[gedaagde] moet nog € 438,17 aan achterstallige zorgkostenfacturen betalen
2.9.
Zoals hiervoor bij r.o. 2.6 al is opgemerkt, heeft [gedaagde] al € 232,19 betaald. Als gevolg van deze betaling zijn de verschuldigde buitengerechtelijke incassokosten (€ 64,01) en de verschenen rente tot 21 september 2024 (€ 21,49) al volledig betaald (artikel 6:44 BW). Het restant van het betaalde bedrag strekt vervolgens in mindering op de hoofdsom. Dat betekent dat er nog € 438,17 aan achterstallige zorgkostenfacturen openstaat. [gedaagde] wordt veroordeeld dat bedrag, met de rente daarover vanaf 21 september 2024, aan Univé te betalen.
De kantonrechter kan geen betalingsregeling vaststellen in dit vonnis
2.10.
[gedaagde] heeft in haar antwoord aangevoerd dat zij heeft gevraagd om een betalingsregeling en dat haar voorstel is om het openstaande bedrag in 10 termijnen te betalen. In reactie daarop heeft Univé bij repliek medegedeeld dat zij bereid is om een betalingsregeling met [gedaagde] af te spreken, maar dat [gedaagde] daarvoor contact op moet nemen met de gemachtigde van Univé. Daaruit leidt de kantonrechter af dat Univé kennelijk betwist dat [gedaagde] al contact heeft opgenomen met de gemachtigde van Univé met het verzoek een betalingsregeling te mogen treffen. Uit de stellingen van Univé kan daarnaast niet worden afgeleid dat zij akkoord gaat met een betalingsregeling van 10 termijnen. Gelet hierop kan de kantonrechter de door [gedaagde] voorgestelde betalingsregeling van 10 termijnen niet in dit vonnis opnemen. Daarvoor moet Univé namelijk toestemming geven en dat heeft zij bij repliek niet gedaan (artikel 6:29 BW). [gedaagde] zal dan ook na het wijzen van het vonnis (alsnog) contact met de gemachtigde van Univé op moeten nemen om haar betalingsvoorstel te bespreken.
2.11.
[gedaagde] heeft gesteld al een betaling te hebben gedaan naar aanleiding van de door haar voorgestelde betalingsregeling. Univé heeft zich niet uitgelaten over de vraag of zij de door [gedaagde] bedoelde betaling heeft ontvangen. Omdat [gedaagde] geen betalingsbewijs heeft overgelegd en zelfs niet heeft gesteld hoe hoog het door haar betaalde bedrag zou zijn, kan de kantonrechter daar in deze procedure geen rekening mee houden. Zij gaat er evenwel van uit dat, als Univé de door [gedaagde] bedoelde betaling inderdaad heeft ontvangen (naast het bedrag van € 232,19 als bedoeld in r.o. 2.6), deze alsnog in mindering wordt gebracht op de toegewezen hoofdsom.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.12.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Univé moet betalen op € 137,39 aan dagvaardingskosten, € 130,- aan griffierecht, € 164,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 82,-) en € 41,- aan nakosten. Dat is in totaal € 472,39. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.13.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Univé dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Univé te betalen € 438,17 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 21 september 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Univé worden begroot op € 472,39;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
44487