ECLI:NL:RBROT:2025:4049

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
C/10/695235 / KG ZA 25-181
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan levering van onverdeelde helft in woning

In deze zaak heeft de eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Kranendonk, een kort geding aangespannen tegen de gedaagde, die niet is verschenen. De eiser vordert medewerking aan de levering van een onverdeelde helft in een woning. De procedure is gestart met een dagvaarding op 4 maart 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 18 maart 2025. Tijdens de behandeling is vastgesteld dat de gedaagde geen bekende woon- of verblijfplaats heeft, wat complicaties met zich meebrengt voor de betekening van de dagvaarding. De voorzieningenrechter heeft de gedaagde verstek verleend, omdat deze niet op de zitting aanwezig was en de wettelijke termijnen in acht zijn genomen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het spoedeisend belang van de eiser voldoende is aangetoond en dat de vordering niet ongegrond of onrechtmatig is. De vordering is toegewezen, en de gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.386,98. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de gedaagde is verplicht om medewerking te verlenen aan de levering van haar onverdeelde helft in de woning, met de mogelijkheid dat het vonnis dezelfde kracht heeft als de ontbrekende handtekening van de gedaagde indien zij niet vrijwillig meewerkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/695235 / KG ZA 25-181
Vonnis in kort geding van 27 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. S. Kranendonk te ’s-Gravendeel,
tegen
[gedaagde],
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Nederland,
gedaagde,
die niet is verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 maart 2025, met bijlagen 1 tot en met 7 en een afschrift van de aankondiging van deze zaak in de Staatscourant;
  • de mondelinge behandeling op 18 maart 2025.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling aan de orde gesteld dat zij niet uit de dagvaarding kan afleiden of de deurwaarder voorafgaand aan de betekening van de dagvaarding de Basis Registratie Personen heeft geraadpleegd en of daaruit bleek dat gedaagde geen bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland heeft. Eiser is in de gelegenheid gesteld om op dit punt een verklaring van de deurwaarder in het geding te brengen. Dat heeft eiser op 19 maart 2025 gedaan. In de door eiser in het geding gebrachte verklaring van de deurwaarder staat – onder meer – dat de deurwaarder “
op 26-02-2025 om 10:49:54 uur de Basis Registratie Personen[heeft]
geraadpleegd van[gedaagde]
en[heeft]
vastgesteld dat[gedaagde]
met datum inschrijving 28-06-2023 geregistreerd staat als Niet Ingezetene en land waarnaar vertrokken ‘Onbekend’.”.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De beoordeling

2.1.
De voorzieningenrechter verleent verstek tegen gedaagde. Gedaagde is namelijk niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, terwijl bij haar oproeping in deze zaak, mede gelet op de schriftelijke verklaring van de deurwaarder, alle wettelijke termijnen en regels in acht zijn genomen.
2.2.
Het spoedeisend belang van eiser bij zijn vordering volgt uit zijn stellingen in de dagvaarding.
2.3.
De vordering van eiser komt de voorzieningenrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en wordt om die reden toegewezen.
2.4.
Gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van eiser worden begroot op:
- dagvaarding € 162,98
- griffierecht € 331,00
- salaris advocaat € 715,00 (tarief voor een verstekzaak)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.386,98
2.5.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
2.6.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
gebiedt gedaagde om medewerking te verlenen aan de levering van haar onverdeelde helft in de woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) in [woonplaats] aan eiser, waarbij elke medewerking moet worden gezien in de breedste zin van het woord en omvat het mede ondertekenen van de notariële akte van verdeling;
3.2.
bepaalt – voor zover gedaagde niet binnen een week na het eerste verzoek medewerking verleent aan het mede ondertekenen van de notariële akte – dat dit vonnis op grond van artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als de ontbrekende wilsverklaring, medewerking respectievelijk handtekening van gedaagde te behoeve van (een deel van) de leveringsakte/akte van verdeling, voor zover gedaagde niet vrijwillig meewerkt aan de levering van haar onverdeelde helft van de onroerende zaak aan eiser, onder de voorwaarde dat gedaagde uit de hoofdelijke aansprakelijkheid wordt ontslagen en het haar toekomende bedrag zoals berekend in bijlage 6 bij de dagvaarding zal ontvangen van eiser;
3.3.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten van € 1.386,98, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als gedaagde niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet gedaagde € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
3.4.
veroordeelt gedaagde in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2025.
3349 / 2009