ECLI:NL:RBROT:2025:4110

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
C/10/694568 / JE RK 25-332
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 11 maart 2025, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2020, behandeld. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, die betrokken is bij de zorg voor de minderjarige. De moeder en vader van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de minderjarige woont bij de moeder. De kinderrechter heeft de procedure op 11 maart 2025 gevoerd, waarbij de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De vader was niet verschenen, ondanks een oproep, maar had wel verzocht om telefonisch deel te nemen aan de zitting. De kinderrechter heeft geprobeerd contact met de vader op te nemen, maar zonder succes.

De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor zes maanden, omdat de ontwikkeling van de minderjarige zorgelijk blijft. Er is een begeleide omgangsregeling met de vader, maar deze is instabiel geweest. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een loyaliteitsconflict lijkt te zijn tussen de ouders, wat schadelijk is voor de ontwikkeling van de minderjarige. De kinderrechter oordeelt dat de noodzaak voor ondertoezichtstelling nog aanwezig is en dat er goede afspraken moeten worden gemaakt over de communicatie tussen de ouders en de omgangsregeling.

De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 27 oktober 2025 en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 28 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/694568 / JE RK 25-332
Datum uitspraak: 11 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. W. de Deugd, kantoorhoudende te Rotterdam.
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats ].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 18 februari 2025, ontvangen op diezelfde datum;
  • het e-mailbericht van de vader van 10 maart 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de GI, [naam].
1.3.
De vader is – hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen – niet verschenen. De vader heeft op 10 maart 2025 schriftelijk verzocht om telefonisch deel te nemen aan de mondelinge behandeling. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter telefonisch contact opgenomen met de vader, maar de vader heeft niet gereageerd op deze telefonische oproep.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 15 juli 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 27 april 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. De GI is al geruime periode betrokken bij [minderjarige] en het gezin. De ontwikkeling van [minderjarige] blijft zorgelijk. [minderjarige] woont bij de moeder. Er is sprake van een begeleide omgangsregeling met de vader. In de afgelopen periode van de ondertoezichtstelling is deze regeling een periode instabiel verlopen. De vader had herhaaldelijk afspraken afgezegd, wat [minderjarige] veel onrust heeft bezorgd. Daardoor heeft de GI de frequentie van de regeling aangepast. Sinds een aantal maanden verloopt de omgang echter terug structureel en positief, en wordt er gewerkt aan het uitbreiden van de regeling. Het is zorgelijk dat [minderjarige] zich lijkt te bevinden in een loyaliteitsconflict tussen de ouders. De ouders hebben nog steeds geen contact met elkaar. [minderjarige] lijkt kwetsbaar voor de spanningen tussen hen. De GI wil de komende periode gebruiken om hier meer duidelijkheid over te krijgen. De GI wil de komende tijd ook gebruiken om de regie te houden op de omgangsregeling. Als de omgangsregeling zich positief blijft ontwikkelen, is het de bedoeling om [minderjarige] in de komende zomervakantie één of twee weken bij de vader te laten verblijven. Het is in het belang van [minderjarige] dat de ouders ondersteuning krijgen in hun communicatie. De GI streeft ernaar om het gedwongen kader de komende periode af te sluiten en het gezin over te dragen naar het vrijwillige kader. Hiervoor is wel nodig dat het ouderschapsplan, waar momenteel aan gewerkt wordt, binnen zes maanden is opgesteld en de situatie rondom [minderjarige] voldoende is gestabiliseerd.
4.2.
Door en namens de moeder wordt ter zitting het volgende naar voren gebracht. De moeder stemt in met een verlenging van de ondertoezichtstelling. Zij vindt het fijn dat er toezicht blijft op de uitvoering van de omgangsregeling en vraagt de GI om als dit nodig is, wel de noodzakelijke stappen te nemen. De moeder geeft daarbij aan nog niet volledig vertrouwen te hebben in het vermogen van de vader om afspraken rondom de omgang volledig na te komen. De ouders hebben verder geen direct contact met elkaar, dit contact verloopt via de GI. De afspraken over de communicatie tussen de ouders moeten nog concreet worden vastgelegd in het ouderschapsplan.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat de omgang tussen [minderjarige] en de vader op dit moment stabiel verloopt. Echter is dit niet de gehele periode van de ondertoezichtstelling het geval geweest en lijkt het voor t de vader op momenten lastig te zijn om afspraken over de omgang na te komen, wat zorgelijk is. Daarnaast lijkt bij [minderjarige] sprake te zijn van een loyaliteitsconflict. De ouders hebben nog steeds geen contact met elkaar, wat [minderjarige] in een beklemmende positie brengt. Daarbij ervaart hij dat de situatie bij de moeder en de vader verschillen van elkaar. De GI geeft aan [minderjarige] hier last van heeft. Dit is schadelijk voor zijn ontwikkeling. De kinderrechter acht daarom de noodzaak van een ondertoezichtstelling nog aanwezig. De komende periode is het belangrijk om nader te onderzoeken of er daadwerkelijk sprake is van een loyaliteitsconflict bij [minderjarige] en welke hulp hierbij nodig is. Daarbij is het van belang dat zowel de GI als de ouders gaan samenwerken om stabiliteit voor [minderjarige] te waarborgen. Daarom moet het ouderschapsplan in de nabije toekomst worden vastgelegd, met goede afspraken over de communicatie tussen de ouders en het vormgeven van het ouderschap. Het plan zal de ouders helpen om de benodigde stappen te zetten. Ook kan de GI vervolgens bepalen of het gezin kan worden overgedragen naar het vrijwillige kader.
5.2.
Gelet op voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van zes maanden. [1]
5.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 27 oktober 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025 door J.S. van den Berge, kinderrechter, in aanwezigheid van A.L.I. Janssens als griffier, en op schrift gesteld op 28 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.