ECLI:NL:RBROT:2025:4166

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
10.223566.24 en 10.172842.24 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, poging tot zware mishandeling, bedreiging en belediging met gevangenisstraf en zorgmachtiging

Op 14 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1981, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, poging tot zware mishandeling van zijn vader, en bedreiging van verschillende personen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met de oplegging van een 38v-maatregel, die direct uitvoerbaar is. Tijdens de bewezenverklaarde feiten was er bij de verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, waardoor deze hem in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank heeft ook een zorgmachtiging afgegeven, waarbij de verdachte klinisch behandeld zal worden. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten niet in verhouding staat tot de lange duur van de tbs-maatregel. De verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan meerdere geweldsdelicten, waarbij hij niet alleen zijn vader, maar ook zorgverleners en politieagenten heeft bedreigd en beledigd. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan zowel zijn vader als de Nationale Politie Eenheid Rotterdam. De rechtbank heeft de verdachte ook een gebiedsgebod en contactverbod opgelegd, ter bescherming van de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10.223566.24 en 10.172842.24 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 14 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] ( [geboorteland 1] ) op [geboortedatum 1] 1981,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode 1] te [plaats 1] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsvrouw mr. M.C. Levy, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 januari 2025 en 28 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • partiële vrijspraak voor het onder parketnummer 10.223566.24 onder 2 ten laste gelegde van de trap duwen van de aangever [slachtoffer 1] (eerste gedachtestreepje);
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10.223566.24 onder 1, 2 (tweede gedachtestreepje) en 3, en onder parketnummer 10.172842.24 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest;
  • primair oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met verpleging van overheidswege en oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) voor de duur van 3 jaar, met vervangende hechtenis van een week per overtreding met een maximale duur van 6 maanden, inhoudende een contactverbod met de aangever, met dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregelen;
  • subsidiair toewijzing van de vordering tot het verlenen van een zorgmachtiging in het kader van artikel 2.3 Wet forensische zorg (hierna: Wfz), verzocht in een afzonderlijke maar gelijktijdig behandelde verzoekschriftprocedure en oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van 3 jaar, met vervangende hechtenis van een week per overtreding met een maximale duur van 6 maanden, inhoudende een contactverbod met de aangever en locatieverbod voor het woonadres van de aangever, met dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Partiële vrijspraak en bewezenverklaring zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 10.223566.24 onder 2 ten laste gelegde van de trap duwen van [slachtoffer 1] (eerste gedachtestreepje) niet wettig en overtuigend bewezen is, zodat de verdachte zonder nadere motivering van dit onderdeel van het ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken.
Het onder parketnummer 10.223566.24 onder 1, 2 tweede gedachtestreepje en 3, en onder parketnummer 10.172842.24 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10.223566.24 onder 1, 2 en 3, en onder parketnummer 10.172842.24 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
parketnummer 10.223566.24
1
hij, op 10 juli 2024 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard
[slachtoffer 2] (een zorgverlener van Antes) heeft mishandeld door met een (gebalde) vuist in het gezicht van die Oudzegel te slaan;
2
hij, op 10 juli 2024 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] , zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat,
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een (bak)steen op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij, op 10 juli 2024 te Rotterdam,
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (medewerkers van woongroep Antes) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht ,
door die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen
- " Ik kom voor jullie, ik ga jullie doodmaken, ik haal mensen uit IJsselmonde en die komen voor jullie, ik ga jullie schieten", en/of
- " Kom naar buiten dan, ik maak je af. Je bent een kontneuker en ik maak je af", en/of
- " Kom naar buiten, ik maak je kankerdood"
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
parketnummer 10.172842.24
1
hij op 18 maart 2024 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk een voorlopig arrestanten verblijf, dat geheel aan de Landelijke Politie toebehoorde heeft onbruikbaar gemaakt;
2
hij op 18 maart 2024 te Rotterdam, [slachtoffer 5] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je vermoorden";
3
hij op 18 maart 2024 te Rotterdam, opzettelijk
[slachtoffer 5] ,
in haar tegenwoordigheid,
door feitelijkheden heeft beledigd,
door die [slachtoffer 5] in het gezicht te spugen;
4
hij op 18 maart 2024 te Rotterdam, opzettelijk
ambtenaren, te weten [slachtoffer 6] (hoofdagent bij de politie Eenheid Rotterdam) en [slachtoffer 7] (hoofdagent bij de politie Eenheid Rotterdam),
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening,
in hun tegenwoordigheid,
mondeling heeft beledigd, door hun de woorden toe te voegen: "jij hebt heel veel mannen geneukt" en/of "jouw collega is een vieze hoer",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
parketnummer 10.223566.24
1: mishandeling;
2: poging tot zware mishandeling, terwijl hij het misdrijf begaat tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
parketnummer 10.172842.24
1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken
2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
3: eenvoudige belediging;
4: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en oplegging maatregelen en zorgmachtiging

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich binnen een aantal maanden op twee verschillende dagen schuldig gemaakt aan een flink aantal strafbare feiten. Op 18 maart 2024 heeft hij een medewerker van Antes bedreigd en daarna beledigd door haar in het gezicht te spugen. Na zijn arrestatie heeft hij tijdens het vervoer politieagenten beledigd en vervolgens het arrestantenverblijf met zijn ontlasting besmeurd. Ook op 10 juli 2024 heeft hij een medewerker van Antes in het gezicht geslagen. Hierna is de verdachte naar de woning van zijn ouders gegaan, waar hij zijn vader in een hoofdklem heeft genomen en met een baksteen op het hoofd heeft geslagen. Het mag een wonder heten dat zijn vader hierdoor geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daarna is de verdachte naar een locatie van Antes gegaan waar hij eerder had verbleven en heeft daar twee medewerkers bedreigd.
De verdachte heeft met deze strafbare feiten mensen die hem begeleidden, of begeleid hadden, angst aangejaagd en sommige van hen ook pijn gedaan. Met zijn beledigingen en het besmeuren van zijn cel heeft bovendien hij de grenzen van normaal respectvol handelen ver overschreden. Maar met name de wijze waarop hij zijn vader heeft mishandeld is zowel emotioneel als fysiek erg pijnlijk. Slachtoffers van dit soort geweld hebben in psychisch opzicht vaak nog lange tijd last van de gevolgen daarvan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet recent is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia-rapporten van 1 november en 10 december 2024, respectievelijk opgesteld door [persoon A] , psychiater, en [persoon B] , psycholoog. Deze rapporten houden onder meer het volgende in.
Uit het psychologisch en psychiatrisch onderzoek is naar voren gekomen dat de verdachte lijdt aan psychische stoornissen in de vorm van een schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type, een stoornis in het gebruik van cannabis (in remissie in een gereguleerde omgeving), antisociale kenmerken in de persoonlijkheid en zwakbegaafdheid. Er is sprake van een psychose die weliswaar niet floride is, maar wel aanwezig, en die de gedachten, gevoelens en het handelen van de verdachte beïnvloedt.
De verdachte voelt zich snel benadeeld vanuit zijn achterdochtige kijk op zaken. Zijn zwakbegaafdheid maakt hem hier gevoeliger voor vanwege een beperkter begrip van sociale situaties. Zijn doorgaande cannabisgebruik onderhoudt de psychose en dit gebruik komt deels door een gebrek aan adequate coping.
Er is sprake van een verband tussen de gepleegde feiten en de bij de verdachte bestaande psychische stoornissen. Zo is het aannemelijk dat de verdachte – als gevolg van zijn schizo-affectieve stoornis en zwakbegaafdheid – ontregeld en achterdochtig, geagiteerd en ontremd is geraakt. Hierdoor heeft hij de bij hem al langer bestaande negatieve gevoelens (van frustratie, gekrenktheid, wantrouwen en boosheid) niet kunnen beheersen, maar op agressieve wijze uit geageerd jegens personen die hem in zijn paranoïde beleving onheus hadden bejegend dan wel benadeeld. Het is aannemelijk dat ook de bij de verdachte bestaande antisociale kenmerken een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van de feiten, in die zin dat hij zich tijdens het plegen daarvan niet geremd heeft gevoeld door de vigerende sociaal-maatschappelijke normen en waarden. Het denken, voelen en handelen van de verdachte werd dan ook in ieder geval deels bepaald door de psychopathologie.
Er was dan ook sprake van een paranoïde-psychotische ontregeling, maar de verdachte was niet zodanig psychotisch dat hij helemaal geen overzicht of controle meer had. Geadviseerd wordt om de ten laste gelegde feiten onder parketnummer 10.223566.24, waarop die rapporten betrekking hebben, bij een bewezenverklaring in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De kans op herhaling van agressief of anders grensoverschrijdend delictgedrag wordt door beide deskundigen ingeschat als hoog. Om het recidiverisico zoveel mogelijk te beperken wordt geadviseerd de verdachte klinisch op te nemen om zijn medicatie te optimaliseren. Na stabilisatie kan de behandeling ambulant worden voortgezet en dient de verdachte langdurig begeleid te worden, middels een woonvorm met intensieve begeleiding en de aanwezigheid van de behandeling van een FACT-team. Volgens de psycholoog is het daarbij raadzaam dat de verdachte wordt geplaatst in een begeleide woonvorm waar hij te maken heeft met een beperkt aantal medebewoners, zodat de kans op overprikkeling wordt geminimaliseerd wordt. Ook dient er aandacht te zijn voor dagbesteding, leefstijl, coping en het verminderen van het cannabisgebruik. De geadviseerde behandeling is – gelet op de beperkingen van de verdachte en gebrek aan intrinsieke motivatie – slechts haalbaar wanneer deze plaatsvindt binnen een gedwongen kader.
Zowel de psycholoog als psychiater adviseren om de mogelijkheden voor een psychiatrische behandeling in het kader van een zorgmachtiging op grond van de Wfz te onderzoeken. Als de verdachte minder psychotisch is door een adequate en intensieve behandeling is het risico op recidive beduidend minder. De verdachte zal vanwege zijn beperkingen wel afhankelijk blijven van behandeling en begeleiding.
Indien oplegging van een zorgmachtiging niet haalbaar mocht blijken, dan resteert behandeling in het kader van de maatregel tbs met dwangverpleging. De deskundigen beschouwen deze maatregel in dit geval als erg zwaar en zijn van mening dat een klinische behandeling in het kader van tbs dwang (bovenmatig) langer duurt dan nodig is; het recidive- en gevaarsrisico zal reeds in belangrijke mate zijn gereduceerd wanneer de verdachte optimaal is ingesteld op medicatie.
De psycholoog wijst erop dat de verdachte niet structureel gewelddadig is, dat hij weliswaar in 2004, 2005 en 2006 is veroordeeld vanwege geweldsdelicten maar dat het daarna bijna twintig jaar heeft geduurd voordat hij opnieuw tot geweld is gekomen (indien bewezen geacht). Volgens de psychiater is het voordeel van tbs met dwangverpleging de aandacht voor het beperken van het recidiverisico en het lange natraject met forensisch toezicht dat na het klinische deel mogelijk is. De psychiater wijst er echter op dat ook binnen de zorgmachtiging de verdachte erg lang, vermoedelijk levenslang, begeleiding en behandeling zal ontvangen vanuit de GGZ gezien de pathologie en de beperkingen.
Reclassering Nederland heeft rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 juli 2014 en 23 december 2024. Het laatste rapport houdt onder andere het volgende in.
De reclassering onderschrijft het standpunt van de psychiater en de psycholoog dat een gedwongen kader nodig zal zijn om het hoge recidiverisico te reduceren. Een tbs met voorwaarden acht de reclassering sowieso niet haalbaar. Het is de reclassering gebleken dat het de verdachte ontbreekt aan ziektebesef en dat hij niet gemotiveerd is voor behandeling. Ook door zijn cognitieve beperking zal hij zich moeilijk aan voorwaarden en afspraken kunnen houden omdat hij de betekenis van deze begrippen onvoldoende begrijpt. De reclassering adviseert daarom negatief over het opleggen van een tbs met voorwaarden. Zij zien geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico's te beperken of het gedrag te veranderen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Toerekenbaarheid
De rechtbank volgt de conclusies van de psychiater en psycholoog ten aanzien van de toerekenbaarheid van de feiten aan de verdachte. Daarbij merkt de rechtbank op dat de deskundigen zich weliswaar alleen hebben gericht op de feiten van 10 juli 2024, maar dat uit het gedrag van de verdachte ten tijde van de feiten van 18 maart 2024 afgeleid kan worden dat toen ook al sprake was van overbelasting en psychotische ontregeling van de verdachte. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee deze hem in verminderde mate worden toegerekend.
Het onderzoek op grond van artikel 2.3 Wfz
Op 3 januari 2025 heeft rechtbank de officier van justitie ambtshalve verzocht om het opleggen van een zorgmachtiging voor te bereiden. De officier van justitie heeft hieraan gevolg gegeven, waarna op 26 februari 2025 de voor het opleggen van een zorgmachtiging vereiste stukken via de officier van justitie aan de rechtbank zijn overgelegd.
Uit die stukken blijkt onder meer dat de geneesheer-directeur van Antes concludeert dat het noodzakelijk is om een zorgmachtiging aan betrokkene (de verdachte) te verlenen.
De officier van justitie onderschrijft op zich dat aan de criteria voor verplichte zorg en de uitgangspunten van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) is voldaan en stelt voor gezien de artikelen 2: 1, 3:2 t/m 3:4, 5:4 t/m 5: 17, van de Wvggz om in dat geval de volgende vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging op te nemen: het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid, ambulante behandeling en opname in een accommodatie.
Primair stelt de officier van justitie zich echter op het standpunt geen zorgmachtiging te verlenen, maar te beslissen tot een forensische verplichting tot behandeling en klinische opname (tbs met dwangverpleging) en het alsdan aan de forensische zorginstelling over te laten of apart voor medicatie als zorgvorm een zorgmachtiging noodzakelijk is.
De verdachte heeft de feiten immers gepleegd toen hij al in begeleide woonvormen van Antes verbleef en zijn agressie heeft zich toen ook gericht op medewerkers van die instelling. Met het opleggen van een zorgmachtiging kan het recidivegevaar onvoldoende worden teruggebracht, zeker wanneer na een initiële klinische opname van de verdachte geen plaats in een beschermde woonvorm beschikbaar zou zijn.
Slechts indien en voor zover de rechtbank geen forensische verplichting tot behandeling en klinische opname oplegt, verzoekt de officier van justitie een zorgmachtiging te verlenen voor betrokkene, voor de duur van 6 maanden voor de hiervoor voorgestelde vormen van verplichte zorg.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de straf zoals geëist door de officier van justitie te hoog is. Er is geen ruimte om een straf op te leggen die langer is dan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis zit.
Gezien de problematiek bij de verdachte heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om wel een zorgmachtiging af te geven. De verdachte staat er zelf achter om in het kader van deze verplichte zorg behandeld te worden, maar kan die instemming niet altijd vasthouden wanneer hij psychotisch raakt. Er wordt dan ook aan de criteria voor het afgeven van een zorgmachtiging voldaan. Er dreigt ernstig nadeel als verdachte niet behandeld wordt. Een crisissituatie ligt dan in de lijn der verwachting.
Het opleggen van een tbs met dwangverpleging acht de raadsvrouw niet in verhouding tot de ernst van de feiten waarvoor de verdachte veroordeeld kan worden en zij stelt dat met het verlenen een zorgmachtiging in combinatie met ambulante hulpverlening kan worden volstaan. De verdachte heeft immers bijna 20 jaar zonder noemenswaardige problemen zonder een dergelijke dwangmaatregel kunnen functioneren.
Op de openbare zitting is de wenselijkheid van het verlenen van een zorgmachtiging uitgebreid aan de orde gekomen. De raadsvrouw mr. Saey, die ook is toegelaten tot de lijst van gespecialiseerde Wvggz advocaten, heeft namens betrokkene bepleit een zorgmachtiging te verlenen en heeft zich uitgelaten over hoe die zorg zou moeten worden vormgegeven. Verdachte heeft zich daarbij aangesloten.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de vraag welke reactie passend is op de bewezenverklaarde feiten houdt de rechtbank rekening met de volgende feiten en omstandigheden.
Uit de hiervoor genoemde rapportages van de deskundigen, evenals uit de medische verklaring van de onafhankelijke psychiater die zich in het kader van de zorgmachtiging heeft uitgelaten over geestelijke gesteldheid van betrokkene, blijkt dat bij de verdachte sprake is van een (psychiatrische) stoornis die zowel het opleggen van een maatregel tbs als het opleggen van een zorgmachtiging kan rechtvaardigen. Eveneens staat vast dat de verdachte behandeling nodig heeft, eerst in de vorm van een klinische opname van beperktere duur, waarbij onder meer zijn medicatie optimaal kan worden ingesteld, en daarna in ambulante vorm gecombineerd met verblijf in een begeleid wonen-vorm, waar sprake is van een duidelijke structuur en intensieve begeleiding.
De rechtbank ziet zich vervolgens met het volgende dilemma geconfronteerd.
De maatregel tbs met dwangverpleging is een zware en ingrijpende maatregel, waarin de verdachte weliswaar de goede klinische zorg zal ontvangen die hij nodig heeft, maar waarin het verlenen van vrijheden zoals verlof veel langer zal gaan duren dan de deskundigen raadzaam achten. Verder wordt de duur van die maatregel ook nog eens veel langer dan de behandeling van de problematiek van de verdachte vergt, omdat de uitstroom naar begeleid wonen, die voor de verdachte van belang is, verstopt is. Tot slot is het op dit moment eerder regel dan uitzondering dat een veroordeelde aan wie de tbs-maatregel met dwangverpleging is opgelegd meer dan een jaar als passant in de penitentiaire inrichting moet wachten tot een plaatsing in een tbs-instelling gerealiseerd kan worden en dat hij in die periode niet behandeld wordt, laat staan vrijheden kan verwerven.
Anderzijds is ter zitting ook gebleken dat bij het verlenen van een zorgmachtiging de klinische opname van de verdachte doorgaans beëindigd wordt zodra de noodzakelijke behandeling van betrokkene ambulant voortgezet kan worden. In het geval van de verdachte, zo bleek ter zitting, zou dat stadium al bereikt kunnen zijn na verloop van een aantal weken. Het feit dat betrokkene dan hoogst waarschijnlijk geen huisvesting zal hebben levert geen grond op voor voortzetting van die klinische opname. Ook hier moet rekening gehouden worden met het feit dat de wachttijd voor opname in een geschikte begeleid wonen-vorm vanwege gebrek aan plaatsen kan oplopen tot een jaar. De omstandigheid dat een aantal van de bewezenverklaarde feiten heeft plaatsgevonden bij twee locaties van Antes en hij om die reden daar niet langer welkom is, zal daarop geen positieve invloed hebben. Het is geenszins ondenkbaar dat de verdachte, wanneer hij dakloos wordt, wederom overvraagd wordt en mogelijk decompenseert, waarmee ook het risico op strafbaar gedrag en belasting van de samenleving wordt vergroot.
Aan beide opties kleven dan ook ernstige bezwaren, waarop de rechtbank geen invloed heeft. Ondanks die bezwaren is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de relatief beperkte ernst van een deel van de door de verdachte gepleegde feiten afgezet tegen de duur van de tbs-maatregel het opleggen van die maatregel disproportioneel is.
De lange duur van de opname in een tbs-kliniek staat niet in verhouding tot de kortdurende opname die de verdachte blijkens de rapporten nodig heeft. Hierbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat de verdachte in de afgelopen 20 jaar geen strafbare feiten heeft gepleegd en dat met een verblijf in een begeleid wonen-vorm kon worden volstaan. De oorzaak van het decompenseren van de verdachte is onder meer het gevolg geweest van een poging de verdachte meer vrijheid in de begeleid wonen-vorm te geven en de medicatie te verminderen. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank met de deskundigen van oordeel dat de interventie die de verdachte nodig heeft, bestaat uit een klinische opname van beperkte duur, het instellen op de juiste medicatie, gevolgd door een opname in een begeleid wonen-vorm en ambulante behandeling.
In deze zaak ontbreekt een zorg-/behandelplan en een zorgkaart. De rechtbank destilleert uit de eerder genoemde medische verklaring en wat er besproken is op de zitting het benodigde zorg-/behandelplan voor het kunnen afgeven van een zorgmachtiging. In de medische verklaring heeft de psychiater namelijk wel gesteld dat het gebruik van medicatie kan worden ingezet als maatregel om ernstig nadeel te voorkomen. Daarnaast is het verblijf in een zoveel mogelijk gestructureerde woonomgeving belangrijk om het risico op agressie te beperken.
De Wvggz heeft als doel passende zorg te realiseren. Naast opname in een reguliere GGZ-instelling kan iemand daarom met een zorgmachtiging ook opgenomen worden in een zorgsetting met een hoger beveiligingsniveau. Onderdeel daarvan kan ook beveiliging zijn.
De rechtbank is van oordeel dat aanleiding bestaat om van haar ambtshalve bevoegdheid tot het verlenen van een zorgmachtiging gebruik te maken, omdat de rechtbank verplichte zorg aangewezen acht. De rechtbank spreekt de hoop uit dat, zowel in het verloop van de klinische behandeling als daarna, zoveel als mogelijk rekening wordt gehouden met de mogelijke gevolgen van hernieuwde dakloosheid zoals hiervoor beschreven en alles in het werk wordt gesteld om aansluitend op de klinische opname een plek in een begeleid-wonen instelling te vinden.
De beslissing om verplichte zorg op leggen is neergelegd in een aparte beschikking tot het verlenen van een zorgmachtiging van dezelfde datum als dit vonnis.
Gevangenisstraf en 38v-maatregel
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van de feiten niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Tevens heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de feiten in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend en dat ten aanzien van de verdachte een zorgmachtiging wordt verleend.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v Sr. voor de duur van 3 jaren opgelegd, inhoudende:
  • een gebiedsgebod voor de straat [straatnaam] , [postcode 2] te [plaats 2] ; en
  • een contactverbod met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1946 te [geboorteplaats 2] ( [geboorteland 2] ).
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 1] wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend, acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Voorlopige hechtenis
Naast dit vonnis is een zorgmachtiging verleend. Hiermee is aan de verdachte een maatregel opgelegd die vrijheidsbeneming met zich meebrengt. Gelet daarop zal de voorlopige hechtenis worden opgeheven met ingang van het moment waarop de verdachte in het kader van de zorgmachtiging zal zijn geplaatst in een kliniek.

8.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Vordering [slachtoffer 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 1] ter zake van het onder parketnummer 10.223566.24 onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.750,- aan immateriële schade.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij is voor toewijzing vatbaar, met toewijzing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de hoogte van het toe te kennen bedrag refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De vordering is gebaseerd op meer letsel dan blijkt uit de FARR-verklaring en de aanvullende medische verklaring. Ook moet rekening worden gehouden met het feit dat de verdachte ten tijde van het gepleegde feit in een psychose verkeerde en er sprake is van een zeer belaste familiegeschiedenis. De verdediging verzoekt de vordering van de benadeelde partij om deze redenen te matigen tot € 750,-.
8.1.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer 10.223566.24 onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Deze schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.250,-. Daarbij merkt de rechtbank op dat de vergoeding niet slechts op het fysiek letsel ziet, maar ook op de mentale gevolgen die het strafbare feit met zich heeft gebracht. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering daartoe ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen, wat een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 10 juli 2024. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.
Vordering van de Nationale Politie Eenheid Rotterdam
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: Nationale Politie Eenheid Rotterdam ter zake van het onder parketnummer 10.172842.24 onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 76,93 aan materiële schade.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij kan integraal worden toegewezen, met toewijzing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De vordering van de benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu deze onvoldoende onderbouwd is. Het is niet vast komen te staan wat de schoonmaakkosten waren en of deze daadwerkelijk zijn gemaakt.
8.2.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer 10.172842.24 onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de (blote) betwisting door de verdachte, worden toegewezen. Met de overgelegde factuur heeft de benadeelde partij de hoogte van de door haar geleden schade bestaande uit vergelijkbare schoonmaakkosten van het arrestantenverblijf voldoende onderbouwd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 maart 2024. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van € 1.250,-, en Nationale Politie Eenheid Rotterdam een schadevergoeding betalen van € 76,93, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over een deel van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. De benadeelde partij wordt in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 38v, 38w, 45, 57, 60a, 266, 267, 285, 300, 302, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10.223566.24 onder 1, 2 en 3, en onder parketnummer 10.172842.24 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 3 jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich niet op te houden in de straat [straatnaam] , [postcode 2] te [plaats 2] , gedurende 3 jaren na heden;
2. zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1946 te [geboorteplaats 2] ( [geboorteland 2] ), gedurende 3 jaren na heden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 week;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste 6 maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het moment waarop de verdachte in het kader van de zorgmachtiging zal zijn opgenomen in een kliniek;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 1.250,- (zegge: duizend tweehonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 1] te betalen
€ 1.250,-(hoofdsom,
zegge: duizend tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.250,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
22 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij Nationale Politie Eenheid Rotterdam, te betalen een bedrag van
€ 76,93 (zegge: zesenzeventig euro en drieënnegentig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van Nationale Politie Eenheid Rotterdam te betalen
€ 76,93(hoofdsom,
zegge: zesenzeventig euro en drieënnegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 76,93 niet mogelijk blijkt,
gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en E.M. Rocha, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.D. Bijl, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 14 maart 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10.223566.24
1
hij, op of omstreeks 10 juli 2024 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard
[slachtoffer 2] (een zorgverlener van Antes) heeft mishandeld door meermalen,
althans eenmaal met een (gebalde) vuist in het gezicht, althans op/tegen het hoofd van die Oudzegel te slaan/stompen;
2
hij, op of omstreeks 10 juli 2024 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] , zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat,
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- van de trap heeft geduwd, en/of
- meermalen, althans eenmaal met een (bak)steen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij, op of omstreeks 10 juli 2024 te Rotterdam,
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (medewerkers van woongroep Antes) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen
- " Ik kom voor jullie, ik ga jullie doodmaken, ik haal mensen uit IJsselmonde en die komen voor jullie, ik ga jullie schieten", en/of
- " Kom naar buiten dan, ik maak je af. Je bent een kontneuker en ik maak je af", en/of
- " Kom naar buiten, ik maak je kankerdood"
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Parketnummer 10.172842.24
1
hij op of omstreeks 18 maart 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een voorlopig arrestanten verblijf, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Landelijke Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2
hij op of omstreeks 18 maart 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
[slachtoffer 5] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je vermoorden",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3
hij op of omstreeks 18 maart 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk
[slachtoffer 5] ,
in zijn/haar tegenwoordigheid,
door feitelijkheden heeft beledigd,
door die [slachtoffer 5] in het gezicht te spugen;
4
hij op of omstreeks 18 maart 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk
ambtenaren, te weten [slachtoffer 6] (hoofdagent bij de politie Eenheid Rotterdam) en/of [slachtoffer 7] (hoofdagent bij de politie Eenheid Rotterdam),
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening,
in zijn/haar/hun tegenwoordigheid,
mondeling heeft beledigd,
door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: "jij hebt heel veel mannen geneukt" en/of "jouw collega is een vieze hoer",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.