7.4.Conclusies van de rechtbank
Toerekenbaarheid
De rechtbank volgt de conclusies van de psychiater en psycholoog ten aanzien van de toerekenbaarheid van de feiten aan de verdachte. Daarbij merkt de rechtbank op dat de deskundigen zich weliswaar alleen hebben gericht op de feiten van 10 juli 2024, maar dat uit het gedrag van de verdachte ten tijde van de feiten van 18 maart 2024 afgeleid kan worden dat toen ook al sprake was van overbelasting en psychotische ontregeling van de verdachte. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee deze hem in verminderde mate worden toegerekend.
Het onderzoek op grond van artikel 2.3 Wfz
Op 3 januari 2025 heeft rechtbank de officier van justitie ambtshalve verzocht om het opleggen van een zorgmachtiging voor te bereiden. De officier van justitie heeft hieraan gevolg gegeven, waarna op 26 februari 2025 de voor het opleggen van een zorgmachtiging vereiste stukken via de officier van justitie aan de rechtbank zijn overgelegd.
Uit die stukken blijkt onder meer dat de geneesheer-directeur van Antes concludeert dat het noodzakelijk is om een zorgmachtiging aan betrokkene (de verdachte) te verlenen.
De officier van justitie onderschrijft op zich dat aan de criteria voor verplichte zorg en de uitgangspunten van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) is voldaan en stelt voor gezien de artikelen 2: 1, 3:2 t/m 3:4, 5:4 t/m 5: 17, van de Wvggz om in dat geval de volgende vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging op te nemen: het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid, ambulante behandeling en opname in een accommodatie.
Primair stelt de officier van justitie zich echter op het standpunt geen zorgmachtiging te verlenen, maar te beslissen tot een forensische verplichting tot behandeling en klinische opname (tbs met dwangverpleging) en het alsdan aan de forensische zorginstelling over te laten of apart voor medicatie als zorgvorm een zorgmachtiging noodzakelijk is.
De verdachte heeft de feiten immers gepleegd toen hij al in begeleide woonvormen van Antes verbleef en zijn agressie heeft zich toen ook gericht op medewerkers van die instelling. Met het opleggen van een zorgmachtiging kan het recidivegevaar onvoldoende worden teruggebracht, zeker wanneer na een initiële klinische opname van de verdachte geen plaats in een beschermde woonvorm beschikbaar zou zijn.
Slechts indien en voor zover de rechtbank geen forensische verplichting tot behandeling en klinische opname oplegt, verzoekt de officier van justitie een zorgmachtiging te verlenen voor betrokkene, voor de duur van 6 maanden voor de hiervoor voorgestelde vormen van verplichte zorg.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de straf zoals geëist door de officier van justitie te hoog is. Er is geen ruimte om een straf op te leggen die langer is dan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis zit.
Gezien de problematiek bij de verdachte heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om wel een zorgmachtiging af te geven. De verdachte staat er zelf achter om in het kader van deze verplichte zorg behandeld te worden, maar kan die instemming niet altijd vasthouden wanneer hij psychotisch raakt. Er wordt dan ook aan de criteria voor het afgeven van een zorgmachtiging voldaan. Er dreigt ernstig nadeel als verdachte niet behandeld wordt. Een crisissituatie ligt dan in de lijn der verwachting.
Het opleggen van een tbs met dwangverpleging acht de raadsvrouw niet in verhouding tot de ernst van de feiten waarvoor de verdachte veroordeeld kan worden en zij stelt dat met het verlenen een zorgmachtiging in combinatie met ambulante hulpverlening kan worden volstaan. De verdachte heeft immers bijna 20 jaar zonder noemenswaardige problemen zonder een dergelijke dwangmaatregel kunnen functioneren.
Op de openbare zitting is de wenselijkheid van het verlenen van een zorgmachtiging uitgebreid aan de orde gekomen. De raadsvrouw mr. Saey, die ook is toegelaten tot de lijst van gespecialiseerde Wvggz advocaten, heeft namens betrokkene bepleit een zorgmachtiging te verlenen en heeft zich uitgelaten over hoe die zorg zou moeten worden vormgegeven. Verdachte heeft zich daarbij aangesloten.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de vraag welke reactie passend is op de bewezenverklaarde feiten houdt de rechtbank rekening met de volgende feiten en omstandigheden.
Uit de hiervoor genoemde rapportages van de deskundigen, evenals uit de medische verklaring van de onafhankelijke psychiater die zich in het kader van de zorgmachtiging heeft uitgelaten over geestelijke gesteldheid van betrokkene, blijkt dat bij de verdachte sprake is van een (psychiatrische) stoornis die zowel het opleggen van een maatregel tbs als het opleggen van een zorgmachtiging kan rechtvaardigen. Eveneens staat vast dat de verdachte behandeling nodig heeft, eerst in de vorm van een klinische opname van beperktere duur, waarbij onder meer zijn medicatie optimaal kan worden ingesteld, en daarna in ambulante vorm gecombineerd met verblijf in een begeleid wonen-vorm, waar sprake is van een duidelijke structuur en intensieve begeleiding.
De rechtbank ziet zich vervolgens met het volgende dilemma geconfronteerd.
De maatregel tbs met dwangverpleging is een zware en ingrijpende maatregel, waarin de verdachte weliswaar de goede klinische zorg zal ontvangen die hij nodig heeft, maar waarin het verlenen van vrijheden zoals verlof veel langer zal gaan duren dan de deskundigen raadzaam achten. Verder wordt de duur van die maatregel ook nog eens veel langer dan de behandeling van de problematiek van de verdachte vergt, omdat de uitstroom naar begeleid wonen, die voor de verdachte van belang is, verstopt is. Tot slot is het op dit moment eerder regel dan uitzondering dat een veroordeelde aan wie de tbs-maatregel met dwangverpleging is opgelegd meer dan een jaar als passant in de penitentiaire inrichting moet wachten tot een plaatsing in een tbs-instelling gerealiseerd kan worden en dat hij in die periode niet behandeld wordt, laat staan vrijheden kan verwerven.
Anderzijds is ter zitting ook gebleken dat bij het verlenen van een zorgmachtiging de klinische opname van de verdachte doorgaans beëindigd wordt zodra de noodzakelijke behandeling van betrokkene ambulant voortgezet kan worden. In het geval van de verdachte, zo bleek ter zitting, zou dat stadium al bereikt kunnen zijn na verloop van een aantal weken. Het feit dat betrokkene dan hoogst waarschijnlijk geen huisvesting zal hebben levert geen grond op voor voortzetting van die klinische opname. Ook hier moet rekening gehouden worden met het feit dat de wachttijd voor opname in een geschikte begeleid wonen-vorm vanwege gebrek aan plaatsen kan oplopen tot een jaar. De omstandigheid dat een aantal van de bewezenverklaarde feiten heeft plaatsgevonden bij twee locaties van Antes en hij om die reden daar niet langer welkom is, zal daarop geen positieve invloed hebben. Het is geenszins ondenkbaar dat de verdachte, wanneer hij dakloos wordt, wederom overvraagd wordt en mogelijk decompenseert, waarmee ook het risico op strafbaar gedrag en belasting van de samenleving wordt vergroot.
Aan beide opties kleven dan ook ernstige bezwaren, waarop de rechtbank geen invloed heeft. Ondanks die bezwaren is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de relatief beperkte ernst van een deel van de door de verdachte gepleegde feiten afgezet tegen de duur van de tbs-maatregel het opleggen van die maatregel disproportioneel is.
De lange duur van de opname in een tbs-kliniek staat niet in verhouding tot de kortdurende opname die de verdachte blijkens de rapporten nodig heeft. Hierbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat de verdachte in de afgelopen 20 jaar geen strafbare feiten heeft gepleegd en dat met een verblijf in een begeleid wonen-vorm kon worden volstaan. De oorzaak van het decompenseren van de verdachte is onder meer het gevolg geweest van een poging de verdachte meer vrijheid in de begeleid wonen-vorm te geven en de medicatie te verminderen. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank met de deskundigen van oordeel dat de interventie die de verdachte nodig heeft, bestaat uit een klinische opname van beperkte duur, het instellen op de juiste medicatie, gevolgd door een opname in een begeleid wonen-vorm en ambulante behandeling.
In deze zaak ontbreekt een zorg-/behandelplan en een zorgkaart. De rechtbank destilleert uit de eerder genoemde medische verklaring en wat er besproken is op de zitting het benodigde zorg-/behandelplan voor het kunnen afgeven van een zorgmachtiging. In de medische verklaring heeft de psychiater namelijk wel gesteld dat het gebruik van medicatie kan worden ingezet als maatregel om ernstig nadeel te voorkomen. Daarnaast is het verblijf in een zoveel mogelijk gestructureerde woonomgeving belangrijk om het risico op agressie te beperken.
De Wvggz heeft als doel passende zorg te realiseren. Naast opname in een reguliere GGZ-instelling kan iemand daarom met een zorgmachtiging ook opgenomen worden in een zorgsetting met een hoger beveiligingsniveau. Onderdeel daarvan kan ook beveiliging zijn.
De rechtbank is van oordeel dat aanleiding bestaat om van haar ambtshalve bevoegdheid tot het verlenen van een zorgmachtiging gebruik te maken, omdat de rechtbank verplichte zorg aangewezen acht. De rechtbank spreekt de hoop uit dat, zowel in het verloop van de klinische behandeling als daarna, zoveel als mogelijk rekening wordt gehouden met de mogelijke gevolgen van hernieuwde dakloosheid zoals hiervoor beschreven en alles in het werk wordt gesteld om aansluitend op de klinische opname een plek in een begeleid-wonen instelling te vinden.
De beslissing om verplichte zorg op leggen is neergelegd in een aparte beschikking tot het verlenen van een zorgmachtiging van dezelfde datum als dit vonnis.
Gevangenisstraf en 38v-maatregel
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van de feiten niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Tevens heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de feiten in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend en dat ten aanzien van de verdachte een zorgmachtiging wordt verleend.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v Sr. voor de duur van 3 jaren opgelegd, inhoudende:
- een gebiedsgebod voor de straat [straatnaam] , [postcode 2] te [plaats 2] ; en
- een contactverbod met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1946 te [geboorteplaats 2] ( [geboorteland 2] ).
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 1] wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend, acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Voorlopige hechtenis
Naast dit vonnis is een zorgmachtiging verleend. Hiermee is aan de verdachte een maatregel opgelegd die vrijheidsbeneming met zich meebrengt. Gelet daarop zal de voorlopige hechtenis worden opgeheven met ingang van het moment waarop de verdachte in het kader van de zorgmachtiging zal zijn geplaatst in een kliniek.