ECLI:NL:RBROT:2025:4168

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
10.076976.19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot zware mishandeling met gedeeltelijke veroordeling voor mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, omdat het niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan mishandeling, omdat hij zijn broer had mishandeld door een flesje water tegen zijn gezicht te gooien en diens keel dicht te knijpen, wat resulteerde in een gebroken rug. De rechtbank legde een taakstraf op van 150 uren en oordeelde over de vordering van de benadeelde partij, waarbij een schadevergoeding van €20.000,- voor immateriële schade werd toegewezen. De rechtbank overwoog dat de redelijke termijn van berechting was geschonden, wat leidde tot een vermindering van de taakstraf. De zaak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige bewijswaardering en de impact van geweld binnen familieverbanden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.076976.19
Datum uitspraak: 14 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1969,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. K. Durdu, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 22 september 2021 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 primair (poging tot zware mishandeling) ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair (zware mishandeling) en 2 subsidiair (mishandeling) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 367 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (feit 2 primair)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 2 subsidiair)
Het onder 2 subsidiair ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering (feit 1)
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
Het onder 1 primair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen op basis van de aangifte, de getuigenverklaringen en de medische verklaring. Het bij de aangever vastgestelde letsel kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. De breuk in de rug van de aangever moet zijn ontstaan door de handelingen die in de tenlastelegging staan vermeld. Met deze handelingen had de verdachte op zijn minst genomen het voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Als iemand hard met zijn rug tegen de grond wordt gedrukt en meermalen tegen zijn rug wordt geschopt wanneer hij op de grond ligt, is de aanmerkelijke kans aanwezig dat hierdoor zwaar lichamelijk letsel ontstaat. Dat de verdachte deze aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard, blijkt zonder meer uit zijn handelen.
4.3.2.
Beoordeling
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte de aan hem ten laste gelegde geweldshandelingen tegen aangever heeft gepleegd. Omdat de verklaringen van de verdachte en de aangever op dit punt uiteenlopen en de verdachte de geweldshandelingen grotendeels heeft ontkend, zijn behalve de verklaring van de aangever ter zake ook de overige bewijsmiddelen in het dossier van belang.
Vaststaat dat de verdachte op 20 oktober 2018 naar de woning van zijn broer [slachtoffer] (hierna: de aangever) in Schiedam is gegaan. Hier ontstond een handgemeen tussen hen, waarbij de verdachte de nek van de aangever heeft vastgepakt. Zij zijn beiden op de grond terechtgekomen. Later blijkt de eerste lendenwervel van de rug van de aangever gebroken te zijn.
De verdachte heeft bij zijn tweede verhoor bij de politie verklaard dat hij één hand om de nek van de aangever geslagen had, maar dat hij die niet helemaal had dichtgeknepen. De verdachte ontkent dat hij het hoofd van de aangever tegen de grond heeft geduwd en dat hij de aangever zou hebben geschopt en geslagen.
De getuige [naam getuige] , de moeder van de verdachte en de aangever (hierna: de moeder), was bij het incident aanwezig en heeft verklaard dat zij zag dat de verdachte met zijn hand de ‘strot’ van de aangever dichtkneep en dat de aangever naar adem snakte. Hierna bracht de verdachte de aangever naar de grond, waarna de verdachte het hoofd van de aangever op de grond vasthield en hem tegen de grond klemde. Direct daarna schreeuwde de aangever ‘mijn rug, mijn rug’.
De moeder van de verdachte en de aangever is tweemaal als getuige gehoord. De rechtbank acht de verklaringen van de moeder betrouwbaar. Zij heeft voldoende consistent en gedetailleerd verklaard over de wijze waarop de verdachte en de aangever in conflict zijn gekomen en over de handelingen van betrokkenen nadien. Ook heeft zij expliciet verklaard welke handelingen zij
nietheeft gezien. De verklaringen van de moeder vinden op essentiële onderdelen steun in andere bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank acht de verklaringen van de moeder dan ook bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank is er niet van overtuigd dat de verdachte tegen de rug of het lichaam van de aangever heeft geslagen, gestompt, geschopt of getrapt, zodat de rechtbank de verdachte hiervan partieel vrijspreekt. De aangever heeft dit in eerste instantie wel verklaard, maar vier maanden later kon hij zich dit niet langer herinneren. Daarnaast wordt de aangifte op dit punt ook niet ondersteund door de verklaring van de moeder, die dat dan ook had moeten opmerken.
Met in achtneming hiervan is de rechtbank wel van oordeel dat de verdachte de overige ten laste gelegde geweldshandelingen heeft gepleegd, te weten het beetpakken, vasthouden en dichtknijpen van de nek van de aangever en het op de grond drukken van het hoofd van de aangever. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de aangever in de schermutseling met zijn broer een breuk in de eerste lendenwervel van de rug heeft opgelopen. Dit letsel kwalificeert de rechtbank op zichzelf als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank is echter van oordeel dat het handelen van de verdachte niet de aanmerkelijke kans met zich meebracht dat de aangever hierdoor zijn rug zou breken, laat staan dat de verdachte die kans bewust zou hebben aanvaard. Daarom kan niet bewezen worden dat de verdachte het opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn broer, ook niet in voorwaardelijke zin.
Het voorgaande betekent dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
4.4.
Bewezenverklaring
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met de hiervoor omschreven handelingen schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 subsidiair ten laste gelegde mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg en de onder 2 subsidiair ten laste gelegde mishandeling.
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. In bijlage III heeft de rechtbank voor het overige een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak.
Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze begaan dat:
1. subsidiair
hij op 20 oktober 2018 te Schiedam,
[slachtoffer] heeft mishandeld door
- de keel/hals van voornoemde [slachtoffer] beet te pakken en vast te houden en (vervolgens) de keel/hals van voornoemde [slachtoffer] (dicht) te knijpen, waardoor voornoemde [slachtoffer] geen adem kon halen en voornoemde [slachtoffer] op de veranda is gevallen en
- ( met kracht) het hoofd van voornoemde [slachtoffer] tegen de veranda te drukken, terwijl voornoemde [slachtoffer] op de veranda lag
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk in/van de eerste lende
nwervel in de rug van voornoemde [slachtoffer] (waardoor meerdere ruggenwervels aan elkaar zijn vast gezet) ten gevolge heeft gehad;
2 subsidiair
hij op 20 oktober 2018 te Schiedam,
[slachtoffer] heeft mishandeld door
een fles gevuld met water tegen het gezicht, althans tegen het hoofd, van voornoemde [slachtoffer] te gooien.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De voortgezette handeling van:

2.subsidiair: mishandeling.

en
1 subsidiair: mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft naar aanleiding van een opmerking tijdens een discussie over een gevoelige familiekwestie zijn broer mishandeld door eerst een flesje water tegen zijn gezicht te gooien. Daarna heeft hij diens keel beetgepakt en dichtgeknepen, waardoor zijn broer geen adem meer kon halen en op de veranda is gevallen. Vervolgens heeft de verdachte het hoofd van zijn broer op de veranda gedrukt. In deze vechtpartij heeft de broer van de verdachte zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waarvan hij tot op heden zowel fysiek als psychisch last ondervindt. Dit is ook naar voren gekomen uit de ter zitting namens de aangever voorgedragen slachtofferverklaring. Het slachtoffer heeft voor de rest van zijn leven staven en bouten in zijn rug, waarmee zijn onderste ruggenwervels zijn vastgezet en waardoor zijn bewegingsvrijheid permanent is beperkt. De verdachte heeft hiermee zijn broer veel ellende berokkend. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen, maar voor een kortere duur dan is gevorderd, met name omdat de verdachte wordt vrijgesproken van de tenlastegelegde zware mishandeling. Bij het bepalen van de duur van de taakstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, is de rechtbank van oordeel dat, mede gelet op het tijdsverloop een voorwaardelijke gevangenisstraf niet langer passend is. De feiten dateren van 2018, de verdachte heeft een blanco strafblad en ook nadien is hij niet meer met politie of justitie in aanraking gekomen. Een voorwaardelijke straf dient daarmee geen redelijk doel.
Daarnaast heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachte op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) binnen een redelijke termijn dient te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 13 maart 2019, omdat de verdachte die dag in verzekering is gesteld en voor het eerst is verhoord. Tot aan dit vonnis is een periode van 6 jaren verstreken. Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak twee jaren. Dat betekent dat de redelijke termijn fors is geschonden. Daarom zal als compensatie de aan de verdachte op te leggen taakstraf worden gematigd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 93.445,- aan materiële schade en een vergoeding van € 25.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de gevorderde materiële schade. Het is onvoldoende duidelijk dat de posten rechtstreekse schade betreffen en het gevorderde bedrag is onvoldoende onderbouwd.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade wordt verzocht een bedrag toe te wijzen dat billijk is. Het is evident dat er sprake is van immateriële schade, maar de vordering is niet onderbouwd met vergelijkbare jurisprudentie.
8.2.
Standpunt verdediging
De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de gevorderde materiële schade. De posten zijn onvoldoende onderbouwd en het rechtstreekse verband ontbreekt.
De immateriële schade moet worden gematigd tot € 3.500,- en voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. De hoogte van bedrag is onvoldoende onderbouwd.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
De benadeelde partij zal ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard. Het onderzoek naar het verband tussen de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd en de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde feiten, evenals naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan vereist een uitgebreide nadere behandeling. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 20.000,-. De rechtbank heeft hierbij onder andere gekeken naar de laatste versie van de ‘Rotterdamse Schaal’, een ordering van smartengeldenbedragen bij letsel en andere persoonsaantastingen. Daarbij merkt de rechtbank op dat het in deze zaak niet slechts gaat om het leed dat door het fysieke letsel wordt meegebracht, maar ook om de mentale gevolgen die de strafbare feiten met zich hebben gebracht. De benadeelde partij zal voor het meerdere niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente, schadevergoedingsmaatregel en kostenveroordeling
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 20 oktober 2018.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Omdat de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 20.000,-vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt de strafvergoedingsmaatregel opgelegd.
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. De benadeelde partij wordt in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 56 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 150 uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
146 urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
73 dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 20.000,- (zegge: twintigduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 20.000,-(hoofdsom,
zegge: twintigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 20.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
135 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Tuinenburg, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en E.M. Rocha, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.D. Bijl, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 14 maart 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 20 oktober 2018 te Schiedam,
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk in/van de eerste lende
nwervel in de rug van voornoemde [slachtoffer] (waardoor meerdere ruggenwervels aan elkaar zijn vast gezet), heeft toegebracht door
- ( met kracht) de keel/hals van voornoemde [slachtoffer] beet te pakken en/of vast te houden en/of (vervolgens) (in) de keel/hals van voornoemde [slachtoffer] (dicht) te knijpen, waardoor voornoemde [slachtoffer] geen adem kon halen en/of waardoor voornoemde [slachtoffer] op de veranda is gevallen en/of
- ( met kracht) het hoofd en/of de rug, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] tegen de veranda te drukken en/of te klemmen, terwijl voornoemde [slachtoffer] op de veranda lag en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen de rug, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen, terwijl voornoemde [slachtoffer] op de veranda lag;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 oktober 2018 te Schiedam,
[slachtoffer] heeft mishandeld door
- ( met kracht) de keel/hals van voornoemde [slachtoffer] beet te pakken en/of vast te houden en/of (vervolgens) (in) de keel/hals van voornoemde [slachtoffer] (dicht) te knijpen, waardoor voornoemde [slachtoffer] geen adem kon halen en/of waardoor voornoemde [slachtoffer] op de veranda is gevallen en/of
- ( met kracht) het hoofd en/of de rug, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] tegen de veranda te drukken en/of te klemmen, terwijl voornoemde [slachtoffer] op de veranda lag en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen de rug, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen, terwijl voornoemde [slachtoffer] op de veranda lag,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk in/van de eerste lende
nwervel in de rug van voornoemde [slachtoffer] (waardoor meerdere ruggenwervels aan elkaar zijn vast gezet) ten gevolge heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 20 oktober 2018 te Schiedam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(met kracht )een fles gevuld met water, althans gevuld met een vloeistof, tegen het gezicht, althans tegen het hoofd, van voornoemde [slachtoffer] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 oktober 2018 te Schiedam,
[slachtoffer] heeft mishandeld door
(met kracht )een fles gevuld met water, althans gevuld met een vloeistof, tegen het gezicht, althans tegen het hoofd, van voornoemde [slachtoffer] te gooien.