ECLI:NL:RBROT:2025:4200

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
10.055068.23 en 10.151539.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en belediging van verbalisanten met vrijspraak van zware mishandeling

Op 17 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en belediging van verbalisanten. De rechtbank oordeelde dat het meerdere keren slaan of stompen tegen het hoofd van het slachtoffer wel bewezen kon worden, maar sprak de verdachte vrij van de zware mishandeling en poging daartoe. De verdachte werd wel veroordeeld voor het beledigen van meerdere verbalisanten, wat resulteerde in een gevangenisstraf van 40 dagen, waarvan 35 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gedaan, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding voor materiële en immateriële schade. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en een positieve gedragsverandering. De tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf werd omgezet naar een taakstraf van 96 uren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10.055068.23
Parketnummer vordering TUL: 10.151539.22
Datum uitspraak: 17 maart 2025
Tegenspraak
Vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. M. van Stratum, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Daalder heeft gevorderd:
in de zaak met parketnummer 10.055068.23
  • vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde feit;
  • bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 63 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 58 voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar;
in de zaak met parketnummer 10.151539.22
- toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 48 dagen in die zin dat deze gevangenisstraf wordt omgezet naar een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 96 uren.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt officier van justitie
De subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling kan bewezen worden. Uit de verklaringen van meerdere getuigen volgt dat de verdachte het slachtoffer [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) meerdere klappen heeft gegeven en tegen het hoofd heeft geschopt. Het letsel van het slachtoffer past daar ook bij. Wanneer het schoppen tegen het hoofd niet bewezen zou worden geacht, is nog steeds sprake van een poging tot zware mishandeling door het slaan in het gezicht. Het gezicht is een bijzonder kwetsbaar lichaamsdeel waarbij de kaak, de oogkas of het neusbot snel kunnen breken. Voor dat soort breuken is operatief ingrijpen vaak noodzakelijk en het kan blijvend letsel opleveren. Naar de uiterlijke verschijningsvormen van zijn handelen heeft de verdachte de kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ook bewust aanvaard.
De onder feit 2 ten laste gelegde belediging kan bewezen worden voor de door de verdachte aan de aangevers toegevoegde woorden ‘flikkers’ en ‘dat deed ik gisteren ook bij je vrouw’. Voor het overige dient de verdachte te worden vrijgesproken.
4.2.
Standpunt verdachte en raadsman
De verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer twee keer op zijn gezicht heeft geslagen, maar heeft ontkend het slachtoffer te hebben geschopt en met een barkruk te hebben geraakt. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het schoppen tegen het hoofd en het slaan met een barkruk. Van voorwaardelijk opzet op zware mishandeling is geen sprake.
4.3.
Beoordeling
Feit 1: zware mishandeling, poging tot zware mishandeling of mishandeling?
Getuige [getuige] heeft verklaard dat de verdachte het slachtoffer heeft geschopt en met een barkruk heeft geslagen. Toen deze getuige de volgende dag aanvullend werd gehoord, verklaarde hij niet meer precies te weten hoe het is gegaan omdat het zo snel ging.
Getuige [getuige] is de enige die over het slaan met een barkruk heeft verklaard.
Een getuige heeft ter plaatse verklaard dat het slachtoffer op zijn hoofd werd getrapt. De identiteit van deze getuige is echter onbekend gebleven.
Het slachtoffer zelf heeft verklaard: “
volgens mijschopte hij mij ook tegen mijn gezicht”. In zijn latere aangifte verklaart hij niet meer over schoppen.
Andere verklaringen over het schoppen zijn niet beschikbaar.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte het slachtoffer tegen het hoofd heeft geschopt en met een barkruk heeft geslagen. De verdachte wordt van dit gedeelte vrijgesproken.
Het meermalen slaan of stompen tegen het hoofd van het slachtoffer kan wel worden bewezen en is ook bekend door de verdachte. Uit de FARR-verklaring volgt dat het slachtoffer het volgende letsel heeft opgelopen: wond van 1 cm boven de linker wenkbrauw, gezwollen neus, bloeduitstorting binnenzijde neus tussenschot rechts. De wond werd gehecht en de bloeding van het neustussenschot rechts werd ontlast. De geschatte genezingsduur bij ongecompliceerd beloop is circa 1,5 – 2 weken. Dit betreft geen zwaar lichamelijk letsel. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde zware mishandeling. De subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wordt ook niet bewezen geacht, nu niet duidelijk is hoe de verdachte precies heeft geslagen en met welke kracht, terwijl ook uit de verwondingen van het slachtoffer niet kan worden afgeleid dat met zodanige kracht is geslagen dat er een aannemelijke kans aanwezig was dat bij het slachtoffer, anders dan nu het geval was, zwaar lichamelijk letsel had kunnen ontstaan. Het slaan of stompen tegen het hoofd van het slachtoffer brengt wel mee dat de meer subsidiair tenlastegelegde mishandeling bewezen zal worden verklaard.
Feit 2: belediging verbalisanten
De tenlastegelegde belediging van de opsporingsambtenaren [ambtenaar 1], [ambtenaar 2] en [ambtenaar 3] kan worden bewezen voor zover dit ziet op de door de verdachte aan hen toegevoegde woorden “flikkers” en voor wat betreft [ambtenaar 3] “dat deed ik gisteren ook bij je vrouw”. Voor de overige bewoordingen zal de verdachte worden vrijgesproken, alleen al vanwege het feit dat deze woorden niet in Rotterdam, zoals ten laste gelegd, maar in Capelle aan den IJssel zouden zijn geuit.
4.4.
Bewijsmotivering en bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave opgenomen van de wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak van het bewezenverklaarde. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1
meer subsidiair.
hij op 23 februari 2023 te Rotterdam
[slachtoffer] heeft mishandeld door hem
- meermalen (met kracht) op/tegen het hoofd te slaan of stompen
2.
hij op 23 februari 2023 te Rotterdam
opzettelijk
een ambtenaar, te weten [ambtenaar 1] (hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam) en [ambtenaar 2] (aspirant bij de Eenheid Rotterdam) en [ambtenaar 3] (hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,
door /hun de woorden toe te voegen: 'flikkers' en
aan [ambtenaar 3] de woorden'dat deed ik gisteren ook bij je vrouw' .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
mishandeling;
2.
de eendaadse samenloop van
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd
en
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemeen
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in een kroeg een voor hem onbekende man volledig uit het niets mishandeld door hem meerdere keren op het hoofd te slaan. Als gevolg daarvan heeft het slachtoffer pijn ondervonden en letsel opgelopen. Bovendien heeft het handelen van de verdachte angst en onrust veroorzaakt bij andere bezoekers van het café. Toen de verdachte werd aangehouden voor de mishandeling, heeft hij meerdere agenten beledigd. Hierdoor heeft de verdachte laten blijken geen respect te tonen voor het gezag. De politie zou haar werk ongestoord moeten kunnen uitoefenen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
Uit een uittreksel van de justitiële documentatie van 11 juli 2024 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, onder meer tot gevangenisstraf.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
12 maart 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
De verdachte heeft tijdens het toezicht van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, hiervoor genoemd, gedragsverandering laten zien ten aanzien van zijn middelengebruik en agressieproblemen. Er hebben meermalen urinecontroles plaatsgevonden waarbij in juli 2024 voor de laatste keer cocaïne en alcohol is aangetroffen. Tijdens de behandeling bij De Waag werd de verdachte wekelijks gesproken en lag de nadruk op zijn emotie- en agressieregulatie. De verdachte had een meewerkende houding tijdens de gesprekken en de behandeling is positief afgerond. De afgelopen periode heeft de verdachte langdurig laten zien dat hij zijn leven anders inricht. Er wordt dan ook geen verdere noodzaak gezien voor het voortzetten van het reclasseringstoezicht, ook niet voor het opleggen van bijzondere voorwaarden.
7.4.
Straf
Gezien de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De verdachte heeft vijf dagen in verzekering en in bewaring doorgebracht in deze zaak. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de gedragsverandering die hij de afgelopen periode heeft doorgemaakt, zal het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf worden beperkt tot de tijd die hij in voorarrest heeft gezeten. De rest van de gevangenisstraf zal voorwaardelijk worden opgelegd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal een proeftijd van twee jaren worden verbonden. Er wordt geen aanleiding gezien voor een langere proeftijd, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 23 februari 2023 omdat de verdachte toen is aangehouden. Tot aan dit vonnis is een periode van ruim twee jaren verstreken. Daarmee is de redelijke termijn overschreden, maar die overschrijding is zo gering dat zal worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 47 HGEU en artikel 6, eerste lid, EVRM.

8.Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

8.1.
Vordering
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit: [benadeelde partij], raadsman mr. M.A. Oosterveen, advocaat te Rotterdam. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 9.385,- als vergoeding voor materiële schade en een vergoeding van € 2.500,- voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De materiële schade kan worden toegewezen ten aanzien van het ‘eigen risico ziektekostenverzekering’. Hoewel dit niet is onderbouwd, volgt uit het dossier dat de benadeelde partij met een ambulance is vervoerd naar het ziekenhuis. Dit vond plaats aan het begin van het jaar, op 23 februari 2023. Voldoende aannemelijk is daarom dat hij zijn eigen risico hierdoor heeft verbruikt. Wat betreft de verzochte vergoeding voor ‘gederfde inkomsten’ zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard aangezien dit onderdeel van de vordering niet met stukken is onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade geldt dat er aanwijzingen zijn voor letsel uit categorie 1 en 2 van de letsellijst. Er is littekenvorming en het geweld vanuit de verdachte kwam volledig uit het niets. Het gevorderde bedrag van € 2.500,- kan daarom worden toegewezen.
De toe te wijzen bedragen dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
8.3.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de gevorderde gederfde inkomsten moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard nu daarvoor geen bewijsmiddelen zijn overgelegd en beoordeling van inkomstenderving naar de aard te complex is binnen het strafproces. Ten aanzien van het eigen risico en de immaterieel gevorderde schade heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4.
Beoordeling
Materiële schade
Voldoende staat vast dat de gevorderde vergoeding voor ‘eigen risico ziektekostenverzekering’ rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit veroorzaakte schade betreft. Het gevorderde bedrag van € 385,- zal dan ook worden toegewezen. Dit is anders voor de post ‘gederfde inkomsten’. Deze post is niet onderbouwd en de benadeelde partij zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van de vordering.
Immateriële schade
Voldoende staat vast dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Als gevolg van het handelen van de verdachte heeft de benadeelde partij lichamelijk letsel in het gezicht opgelopen. Er was sprake van zwellingen, zijn wenkbrauw moest worden gehecht en er zijn blijvende littekens ontstaan. Daarnaast brengt de aard en ernst van de normschending – het onverhoeds door een onbekende worden geslagen in het gezicht – in dit geval mee dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat ‘een aantasting van de persoon op andere wijze’ kan worden aangenomen. Op grond van artikel 6:106, lid 1, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij dan ook recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade.
Op basis van alle omstandigheden van het geval en de bedragen die in vergelijkbare zaken zijn toegekend, wordt de te vergoeden immateriële schade naar billijkheid vastgesteld op
€ 1.250,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 23 februari 2023, de dag waarop de mishandeling van de benadeelde partij plaatsvond.
Proceskosten
De verdachte zal worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Bij de vaststelling van de proceskosten wordt aansluiting gezocht bij het liquidatietarief kanton. Uitgaande van dit tarief wordt bij een vordering met een hoofdsom van € 1.250,- in de regel € 135,- per punt als salaris voor de advocaat toegekend. De benadeelde partij komt twee punten toe: één voor het door de advocaat indienen van de vordering en één voor de aanwezigheid van zijn advocaat op de terechtzitting in eerste aanleg, in totaal daarom € 270,=.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.635,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening en met veroordeling van de benadeelde partij in de proceskosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Om de inningsmogelijkheden voor de benadeelde partij te vergemakkelijken zal tevens de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd. Dit wordt passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 19 september 2022 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van onder meer mishandeling en bedreiging veroordeeld tot een gevangenisstraf van 140 dagen, waarvan een gedeelte groot 48 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 4 oktober 2022.
9.2.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Bovendien betreft de bewezenverklaarde mishandeling een soortgelijk feit. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf worden gelast. Gelet op de gedragsverandering bij de verdachte wordt het echter niet nodig gevonden om hem terug te sturen naar de gevangenis. In plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf zal die straf worden omgezet in een taakstraf voor de duur van 96 uren, subsidiair 48 dagen vervangende hechtenis indien de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 55, 57, 266, 267 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart
bewezen, dat de verdachte de onder 1 meer subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 40 (veertig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 35 (vijfendertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
de tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de
algemene voorwaardedat hij zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken, niet naleeft;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht (
zijnde 5 dagen), bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij], te betalen een bedrag van
€ 1.635,- (zegge: duizendzeshonderdvijfendertig euro), bestaande uit € 385,- als vergoeding voor materiële schade en € 1.250,- als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten, welke kosten aan de zijde van de benadeelde partij worden begroot op € 270,= aan salaris voor de advocaat, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€1.635,-(hoofdsom, zegge
: duizendzeshonderdvijfendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
26 (zesentwintig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
gelast de tenuitvoerleggingvan de in de zaak met parketnummer 10.151539.22 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in die zin dat die straf wordt omgezet in een
taakstraf voor de duur van 96 (zesennegentig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 48 (achtenveertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. van den Heuvel, voorzitter,
en mrs. C. Sikkel en M.K. Asscheman-Versluis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 februari 2023 te Rotterdam
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten (ernstig) letsel aan het hoofd, heeft toegebracht door
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam te slaan en/of stompen en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het lichaam te schoppen en/of trappen en/of
- ( vervolgens) met een barkruk, althans enig voorwerp, op/tegen het lichaam te slaan
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 februari 2023 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of
- ( vervolgens) met een barkruk, althans enig voorwerp, op/tegen het lichaam heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 februari 2023 te Rotterdam
[slachtoffer] heeft mishandeld door hem
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam te slaan en/of stompen en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het lichaam te schoppen en/of trappen en/of
- ( vervolgens) met een barkruk, althans enig voorwerp, op/tegen het lichaam te slaan.
2.
hij op of omstreeks 23 februari 2023 te Rotterdam
opzettelijk
een ambtenaar,te weten [ambtenaar 1] (hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam) en/of [ambtenaar 2] (aspirant bij de Eenheid Rotterdam) en/of [ambtenaar 3] (hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,
door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: 'flikkers' en/of 'dat deed ik gisteren ook bij je vrouw' en/of 'ben je nou ook zo tof als je de handboeien af doet' en/of 'wacht morgen maar als ik naar huis toe ga. Dan wacht ik je op en dan zal ik je wat aan gaan doen. Ik krijg jou wel. Zonet voelde je je zeker heel wat, toen je met je collega’s om mij heen stond', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.