ECLI:NL:RBROT:2025:4201

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
10.355549.24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling en brandstichting door verdachte met psychische stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van vernieling en brandstichting. De verdachte, geboren in 1982 en niet ingeschreven in de basisregistratie, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk vernielen van een ruit en het stichten van brand in een cel van de penitentiaire inrichting. De officier van justitie eiste een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de vernieling en ontslag van rechtsvervolging voor de brandstichting, gezien de volledige ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De rechtbank heeft de conclusies van de psychiater overgenomen, die stelde dat de verdachte leed aan een schizofreniespectrumstoornis en andere verslavingsproblematiek. De rechtbank oordeelde dat de brandstichting niet aan de verdachte kon worden toegerekend, maar dat hij voor de vernieling wel strafbaar was. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest, en motiveerde deze beslissing aan de hand van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte de noodzaak van een gedwongen kader om de verdachte te stabiliseren en te behandelen, gezien zijn hoge recidiverisico en zorgmijdende houding.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10.355549.24
Datum uitspraak: 17 maart 2025
Tegenspraak
Vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres] ,
raadsman mr. J.E.F.K. Liauw, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het opnieuw aangevangen onderzoek op de terechtzitting van 17 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van Eck heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
  • ten aanzien van feit 1: oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest;
  • ten aanzien van feit 2: ontslag van alle rechtsvervolging wegens niet-strafbaarheid van de verdachte.

4.Bewijs en bewezenverklaring

Bijlage II bevat een opgave van de wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 7 november 2024 te Vlaardingen
opzettelijk en wederrechtelijk een, ruit van [naam 1] die geheel of ten dele aan [naam 2] / [naam 1] en/of [naam 3] toebehoorde
heeft vernield;
2.
hij op 14 november 2024 te Hoogvliet Rotterdam opzettelijk brand heeft gesticht in een cel van penitentiaire inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet, door open vuur in aanraking te brengen met kleding en/of linnengoed en kranten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de cel van verdachte en de inboedel van die cel en naastgelegen cellen en de hal/gang te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen,
strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht;
2.
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

ten aanzien van feit 2 (brandstichting)
Standpunt verdediging en officier van justitie
Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten aanzien van de brandstichting, ten laste gelegd als feit 2, volledig ontoerekeningsvatbaar is en dat hij daarom dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Beoordeling
De verdachte is onderzocht door psychiater [naam 4]. Het rapport van deze psychiater, gedateerd 3 maart 2025, houdt in dat de verdachte lijdt aan een ongedifferentieerde schizofreniespectrumstoornis, een stoornis in het gebruik van alcohol (gedwongen in remissie door detentie) en een stoornis in het gebruik van cannabis, momenteel in remissie. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. Ten aanzien van de brandstichting geldt dat de door de verdachte ervaren stress, paranoïde denkbeelden en gevoelens van uitzichtloosheid zijn emotionele draagkracht lijken te hebben overschreden. Hij verklaart “gek geworden” te zijn, wat duidt op een toestand van emotionele en cognitieve overbelasting. Aannemelijk is dat zijn psychische stoornis zijn realiteitsbesef en gedragscontrole zodanig heeft beïnvloed dat sprake was van een wezenlijk gebrek aan keuzevrijheid. Hij lijkt niet in staat te zijn geweest om op een rationele manier tot een alternatieve gedragskeuze te komen. Daarom wordt geadviseerd de brandstichting in zijn geheel niet aan hem toe te rekenen.
De rechtbank neemt deze conclusie van de deskundige over en volgt het advies. De bewezenverklaarde brandstichting kan de verdachte wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet worden toegerekend. De verdachte wordt daarom ten aanzien van dit feit ontslagen van alle rechtsvervolging.
ten aanzien van feit 1 (vernieling)
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar voor dit feit.

7.Motivering maatregel feit 1

Algemeen
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feit waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft op klaarlichte dag twee stenen door een ruit van een beautysalon gegooid. Door zijn handelen heeft de verdachte schade veroorzaakt en overlast bezorgd. Deze vernieling getuigt van een gebrek aan respect voor de eigendommen van anderen. Het gedrag van de verdachte heeft tevens bijgedragen aan het ontstaan van een beangstigende situatie voor de aanwezigen in de salon.
Persoonlijk en persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 29 januari 2025 blijk dat de verdachte (recentelijk) al heel vaak is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportages
Zoals reeds vermeld onder de paragraaf ‘strafbaarheid verdachte’ heeft psychiater [naam 4] een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 maart 2025. Dit rapport houdt ten aanzien van feit 1 het volgende in:
De verdachte is gediagnosticeerd met een schizofreniespectrumstoornis, een stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis en er zijn aanwijzingen voor cognitieve beperkingen. Deze factoren hebben vermoedelijk zijn beoordelingsvermogen, impulsbeheersing en gedrag beïnvloed. De verdachte verklaart vlak voor de vernieling vijf biertjes te hebben gedronken, wat de impulscontrole mogelijk verder heeft verzwakt. Zijn schizofreniespectrumstoornis heeft waarschijnlijk geleid tot een verstoorde interpretatie van de werkelijkheid, mogelijk versterkt door stressvolle omstandigheden zoals dakloosheid. Zijn cognitieve beperkingen bemoeilijken daarnaast het inschatten van de gevolgen van zijn handelen. Gezien deze factoren en de onduidelijke invloed van het middelengebruik wordt geadviseerd om de vernieling in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Volgens het rapport kan op basis van de huidige gegevens, de klinische inschatting en de resultaten van de risicotaxatie-instrumenten geconcludeerd worden dat het recidiverisico op delictgedrag zowel op korte als lange termijn als hoog moet worden ingeschat. De combinatie van psychische stoornissen, verslavingsproblematiek en sociale instabiliteit versterkt elkaar, wat leidt tot verhoogde kwetsbaarheid en een verhoogd risico op recidive. Een intensieve interventie is noodzakelijk. Gezien de complexe problematiek, de beperkte responsiviteit, het hoge recidiverisico en de zorgmijdende houding, lijkt een gedwongen kader onvermijdelijk. Het gedrag van de verdachte veroorzaakt structureel maatschappelijke overlast en zonder juridische dwang is verdere recidive en destabilisatie te verwachten. Eerdere interventies, zoals een zorgmachtiging en bijzondere voorwaarden met reclasseringstoezicht, waren niet effectief en worden als niet passend beschouwd. Een ISD-maatregel lijkt vanuit gedragskundig oogpunt passend. Dat biedt structuur, zorg en de mogelijkheid tot re-integratie binnen een gesloten setting. Het advies is dan ook om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel te overwegen.
Reclassering Nederland heeft ook een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
6 februari 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
De verdachte staat bekend als een stelselmatige dader en komt in aanmerking voor de ISD-maatregel. Alle leefgebieden zijn criminogeen. De verdachte is dakloos, werkloos en zonder inkomen. Hij vertoont verward gedrag en er is sprake van problematisch gebruik van middelen. Het ontbreekt hem aan een ondersteunend sociaal netwerk. Sinds 2010 komt de verdachte veelvuldig in aanraking met justitie. Ook zou meermaals sprake zijn geweest van opnames in een GGZ instelling. Hij lijkt echter zorg te mijden. Om die reden mislukte het reclasseringstoezicht meermaals. Het recidiverisico is hoog, net als het risico op letselschade voor willekeurige personen. Gezien de zorgmijdende houding en de dubbele problematiek (middelengebruik en psychiatrische problematiek), wordt een onvoorwaardelijke ISD-maatregel geïndiceerd geacht. De verdachte kan dan in het PPC worden gestabiliseerd en gediagnosticeerd en op basis van die diagnose toegeleid worden naar een passende klinische behandeling.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de psychiater gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de vernieling, ten laste gelegd als feit 1, een psychische stoornis in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
ISD-maatregel
De rechtbank kan een ISD-maatregel opleggen indien is voldaan aan de vereisten gesteld in artikel 38m, eerste en vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Aan die vereisten is in dit geval voldaan. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling, een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is volgens zijn justitiële documentatie in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld voor andere (overlast gevende) misdrijven. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. Het feit waar het nu om gaat, is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen.
De straffen die tot op heden aan de verdachte zijn opgelegd hebben er niet toe geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd. Voorwaardelijk opgelegde straffen zijn tenuitvoergelegd en reclasseringstoezicht heeft niet geholpen. De verdachte blijft desondanks de fout ingaan. Mede daarom en gelet op de inhoud van de rapportages van de psychiater en de reclassering en de persoon van de verdachte, eist de veiligheid van personen en goederen een langdurige vrijheidsbenemende maatregel, zoals de ISD-maatregel. Bij voorgaande toezichten is gebleken dat de verdachte zich niet houdt aan afspraken met de reclassering en zorgmijdend is. Bij die stand van zaken is de conclusie dat alleen het gedwongen kader van een ISD-maatregel voldoende druk op de verdachte kan uitoefenen om hem te laten meewerken aan de benodigde behandeling en begeleiding. Juist voor problematiek als die van de verdachte is de ISD-maatregel opgenomen in de wet. Naast het terugdringen van de recidive en het ontwikkelen van een passend zorgkader is ook gelet op het belang en de veiligheid van de samenleving.
Oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel is gelet op het voorgaande de enig overgebleven optie om het plegen van delicten door de verdachte te doen stoppen, de verdachte te helpen bij zijn stoornis en verslavingsproblematiek en om de maatschappij te beveiligen. Daarbij dient de volle termijn van twee jaren benut te worden, zodat de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd niet op deze termijn in mindering zal worden gebracht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het onder 2 ten laste gelegde feit niet strafbaar en
ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
verklaart de verdachte strafbaar ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren, zonder aftrek van voorarrest.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel, voorzitter,
en mrs. H. van den Heuvel en M.K. Asscheman-Versluis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 7 november 2024 te Vlaardingen
opzettelijk en wederrechtelijk meerdere, althans een, ruit(en) en/of de inboedel van [naam 1] , in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [naam 2] / [naam 1] en/of [naam 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 14 november 2024 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
opzettelijk
brand heeft gesticht in een cel van penitentiaire inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet door open vuur in aanraking te brengen met kleding en/of linnengoed en/of (een) krant(en), althans (een) brandbare stof(fen), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de cel van verdachte en/of de inboedel van die cel en/of naastgelegen cellen en/of de hal/gang te duchten was.