ECLI:NL:RBROT:2025:4203

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
10.299535.23 en 10.196381.24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Twee overvallen op winkels met bedreiging en toepassing van jeugdstrafrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in twee gevoegde strafzaken tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van twee overvallen op winkels. De eerste overval vond plaats op 11 november 2023, waarbij de verdachte onder bedreiging van een groot keukenmes een geldbedrag van 725,77 euro heeft weggenomen van de Coop in Schiedam. De tweede overval vond plaats op 15 juni 2024, waarbij de verdachte een gaspistool gebruikte om een bedrag van 300 euro en grinders te stelen van Buurtwinkel Schiedam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 2004, verminderd toerekeningsvatbaar is en heeft het jeugdstrafrecht toegepast. De rechtbank verwierp het beroep op psychische overmacht, maar erkende de druk waaronder de verdachte stond. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 150 dagen, waarvan 70 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 120 uren opgelegd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1.000,- toegewezen aan de benadeelde partij in verband met immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummers: 10.299535.23 en 10.196381.24 (ttz. gev)
Datum uitspraak: 28 maart 2025
Tegenspraak
Vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
raadsman mr. J. Vermaat, ook namens mr. B.P.J. Heinrici, advocaten te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T. Kodrzycki heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10.299535.23 ten laste gelegde feit;
  • bewezenverklaring van de onder parketnummer 10.196381.24 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 150 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 69 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering, het meewerken aan ambulante behandeling, verblijf in een instelling voor begeleid dan wel beschermd wonen, een locatieverbod en locatiegebod ter beoordeling van de reclassering en een inspanningsverplichting ten aanzien van dagbesteding;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren.

4.Bewijs

4.1.
Verweer verdediging
Door de raadsman is ten aanzien van de in de zaak met parketnummer 10.196381.24 onder 1 ten laste gelegde diefstal met geweld aangevoerd dat er slechts sprake is van diefstal van grinders en niet tevens van het tenlastegelegde geld. Het geld is namelijk
afgegevendoor aangever aan de verdachte waardoor de verdachte partieel vrijgesproken moet worden voor het wegnemen van dat geld.
4.2.
Beoordeling verweer verdediging
De vraag of bepaalde gedragingen ‘wegnemen’ opleveren in het verband van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) of ‘afgifte’ in de zin van artikel 317 Sr is niet altijd ondubbelzinnig te beantwoorden. Door de Hoge Raad is bepaald dat het gedogen van wegnemen zowel ‘wegnemen’ als ‘afgifte’ kan opleveren en dat er geen scherpe grens is tussen deze begrippen (ECLI:NL:HR:2009:BH5232). Dat brengt mee dat in voorkomende gevallen enige vrijheid bestaat om bepaalde gedragingen ofwel als ‘wegnemen’ ofwel als ‘afgifte’ te kwalificeren.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte de winkel, waar aangever [aangever] aan het werk was, is binnengegaan en in één rechte lijn naar aangever is toegelopen. Hij haalde een pistool uit zijn jaszak en richtte dat op het hoofd van aangever. De verdachte zei dat aangever de kassa open moest doen en dat hij het geld in een tasje moest stoppen. Aangever heeft dat gedaan. De verdachte pakte het tasje vervolgens uit zijn handen en is daarmee de winkel uitgelopen. Uit die toedracht en omstandigheden, blijkt dat de aangever toeliet – of anders gezegd: gedoogde – dat de verdachte zich het geld uit de kassa toe-eigende. De handelingen van de verdachte kunnen daarom als wegnemingshandeling als bedoeld in artikel 312 Sr worden gekwalificeerd en de diefstal van het geldbedrag wordt daarom bewezen geacht.
Het andersluidende verweer van de verdediging wordt verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II is een opgave opgenomen van de wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan en op grond van de voor het bewijs redengevende inhoud van wat hiervoor onder 4.2. is opgemerkt, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
parketnummer 10.299535.23
hij op 11 november 2023 te Schiedam
een geldbedrag van 725,77 euro
dat aan de Coop toebehoorde
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van bedreiging met
geweld tegen [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te
maken door een mes te
tonen aan die [slachtoffer 1] en deze voor die [slachtoffer 1] neer te leggen;
parketnummer 10.196381.24
1.
hij op 15 juni 2024 te Schiedam
300 euro, in elk geval een geldbedrag en grinders die aan Buurtwinkel Schiedam (gevestigd aan [adres 2] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze
goederenzich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door een vuurwapen op/in de richting van die [slachtoffer 2] te houden en richten en door een vuurwapen aan die [slachtoffer 2] te tonen;
2.
hij op 15 juni 2024 te Schiedam
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten gaspistool, van het merk Zoraki, type model 918, kaliber 9mm PAK zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
en
gaspatronen van het kaliber 9 mm PAK, welke geschikt zijn om met voornoemd vuurwapen te worden verschoten,
voorhanden heeft gehad
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
parketnummer 10.299535.23
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
parketnummer 10.196381.24
1.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;

2.de eendaadse samenloop van

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III van die wet
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Verweer verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat sprake was van een situatie van psychische overmacht. Bij beide overvallen is de verdachte fors onder druk gezet omdat hij anderen, die hij eerst zag als vrienden, geld zou moeten (terug)betalen. Bij de eerste overval op 11 november 2023 is hij afgeperst en onder druk gezet en werd gezegd dat, wanneer hij het niet zou doen, zijn moeder verantwoordelijk zou worden gehouden. Bij de tweede overval op 15 juni 2024 werd de verdachte verantwoordelijk gehouden voor het
snitchenvan namen bij de politie na de eerste overval. Hij wilde geen overvallen plegen maar er werd op hem ingepraat. Uit de verklaringen van de verdachte en overig onderzoek volgt dat dit scenario aannemelijk is. Er zijn getuigen gehoord die het verhaal bevestigen en de verklaring van de verdachte wordt niet weersproken door het dossier. Duidelijk is dat er meerdere personen betrokken zijn geweest bij de overvallen, maar dat de verdachte in beide gevallen de te overvallen winkel in is gestuurd en dat hij het buitgemaakte geld achter moest laten. Er was dan ook sprake van van buiten komende factoren waar de verdachte geen weerstand aan kon en hoefde te bieden. De verdachte is een kwetsbaar persoon, wat onderschreven wordt door verschillende begeleiders en hulpverleners. Wanneer hij onder druk gezet wordt, kan hij bevriezen en is hij onvoldoende in staat om zelf keuzes te maken en ook onvoldoende in staat om te overzien wat er precies gebeurt.
6.2.
Beoordeling verweer verdediging
Voor een geslaagd beroep op de schulduitsluitingsgrond psychische overmacht is vereist dat het handelen van de verdachte het gevolg is geweest van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet hoefde te bieden.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat aannemelijk is dat de verdachte door anderen onder druk is gezet om de diefstallen te plegen. Er zijn geen overwegende redenen om te twijfelen aan het verhaal van de verdachte en deze verklaring vindt steun in het dossier. Uit de door verdachte geschetste omstandigheden blijkt dat sprake was van een reeks aan van buiten komende factoren en een van buiten komende drang.
De vraag die vervolgens voorligt is of van de verdachte kon worden gevergd weerstand te bieden tegen deze van buiten komende drang. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is. Ondanks de uitgeoefende druk, de jeugdige leeftijd en persoonlijkheid van de verdachte, is geen sprake geweest van een zodanige psychische druk dat de verdachte geen keuzevrijheid meer had. Hij wist dat wat hij deed niet goed was en had de mogelijkheid om andere keuzes te maken. Uit het dossier en zijn verklaring blijkt dat de verdachte bij twee eerdere pogingen tot overval op een winkel in november 2023 deze wél heeft weten te voorkomen en dat bij de overval in juni 2024 er meerdere dagen zaten tussen het moment dat hij de personen tegenkwam die hem vroegen de overval te plegen en de uiteindelijke overval. De verdachte heeft voorts verklaard dat “het eigenlijk adrenaline” was waar hij uit handelde, wat een aanwijzing is dat hij zich bewust was van zijn handelen. Bovendien komt uit het rapport van de psycholoog naar voren dat de feiten de verdachte in verminderde mate, en niet helemaal niet, aangerekend kunnen worden.
Het beroep op psychische overmacht wordt daarom verworpen.
6.3.
Conclusie
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemeen
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee overvallen op een winkel. In het ene geval heeft hij gedreigd met een groot keukenmes en bij de andere overval, die ongeveer 7 maanden later plaatsvond, dreigde de verdachte met een gaspistool, dat hij illegaal in zijn bezit had.
Delicten als deze zijn niet alleen zeer bedreigend en traumatiserend voor de slachtoffers, maar veroorzaken ook grote onrust in de samenleving. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd de negatieve psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden, zeker wanneer daarbij met wapens wordt gedreigd. Daarnaast leert de ervaring dat vuurwapenbezit er meer dan eens toe leidt dat met die vuurwapens kogels worden afgevuurd met vaak fatale gevolgen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 3 maart 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Rapportages en ter terechtzitting gegeven toelichting
Psycholoog
Psycholoog [naam 1] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd
25 oktober 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
De verdachte lijdt aan een licht verstandelijke beperking, een posttraumatische stress-stoornis (PTSS) en een stoornis in cannabisgebruik, matig in ernst. Dit was ook zo ten tijde van het ten laste gelegde. De licht verstandelijke beperking brengt met zich mee dat de verdachte zich in sociale situaties moeilijk raad weet en dat hij onvoldoende in staat is de bedoelingen van een ander juist in te schatten. Bij de verdachte komt het normale spanningsniveau snel boven het ‘normale’ niveau bij relatief weinig triggers. Het lijkt erop dat de verdachte blokkeert in situaties waarin hij onder druk staat en dit beperkt hem (verder) in zijn denkvermogen. De symptomen vanuit de PTSS hebben de al bestaande beperkingen vanuit de licht verstandelijke beperking verhevigd, waardoor de verdachte onvoldoende in staat was om zijn handelen ten tijde van de overval te sturen. Er wordt geadviseerd om de tenlastegelegde feite in verminderde mate toe te rekenen.
Het risico bij een onbehandelde terugkeer in de maatschappij wordt als hoog geduid. Een traject zal zich moeten richten op behandeling van de PTSS, behandeling en begeleiding van de licht verstandelijke beperking en behandeling gericht op het voorkomen van grensoverschrijdend en risicovol gedrag. Genoemde behandeling zou plaats kunnen vinden in de vorm van een ambulante behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel met (jeugd)reclasseringstoezicht.
Het jeugdstrafrecht sluit het beste aan bij de verdachte, met name omdat zijn gezin van herkomst nog altijd een grote rol in zijn leven speelt. De indruk die vanuit het onderzoek ontstaat is dat de verdachte wel wil ontwikkelen, maar zich onvoldoende kan weren voor negatieve invloeden van buiten. Hij lijkt niet op zoek naar criminele activiteiten, maar is eerder een mikpunt. Hiervoor moet hij beschermd worden en de pedagogische aanpak binnen de jeugdkader sluit hier beter op aan.
Reclassering
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
14 november 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Sinds de verdachte is geschorst uit detentie, woont hij sinds 20 augustus 2024 binnen een wooninstelling van Innovazorg. Dit gaat goed, maar op termijn moet toegewerkt worden naar een meer passende woonvoorziening waar de verdachte de juiste begeleiding geboden kan worden, gezien zijn problematiek. Er is sprake van een verstandelijke beperking en hij is onvoldoende weerbaar tegen negatieve invloeden. De familie van de verdachte lijkt een beschermende en positieve factor in zijn leven te zijn. Daarnaast heeft de verdachte een openstaande houding voor de begeleiding vanuit de William Schrikker Stichting en de begeleiding vanuit Innovazorg. Hij houdt zich goed aan de voorwaarden van zijn enkelband, hoewel dit in het begin moeizamer ging. De verdachte volgt drie dagen per week een MBO-1 opleiding en is op zoek naar een stage. De schuldenproblematiek is toegenomen, wat als risicofactor kan worden gezien. Hetzelfde geldt voor het middelengebruik in de vorm van blowen. Dit is een vorm van coping. Er wordt gewerkt aan het stabiliseren van zijn situatie waardoor de behandeling nog niet is gestart. Er wordt wel noodzaak tot behandeling gezien zodat ingezet kan worden op traumaverwerking en het leren om onder druk andere keuzes te maken. Zonder het inzetten van de juiste interventies wordt het risico op herhaling van delictgedrag gemiddeld ingeschat.
Er wordt geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen. Er is sprake van een licht verstandelijke beperking, de verdachte komt jonger over dan zijn kalenderleeftijd doet vermoeden, hij handelt zonder nadenken en kan de risico’s van zijn handelen niet inschatten. Hij heeft ondersteuning nodig wat betreft zijn eigen gedrag, maar ook wat betreft zelfzorg en huishoudelijke taken. Zijn familie speelt nog een belangrijke rol. Er is gebleken dat de verdachte onvoldoende weerbaar is en er is sprake van duidelijke kwetsbaarheid. Hij is gebaat bij intensieve begeleiding waarbij oog is voor een pedagogische aanpak en waar ruimte is voor het maken van fouten. De begeleiding die hij nu krijgt vanuit de William Schrikker Stichting volstaat en het is van belang dat dit gecontinueerd blijft.
Er wordt een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met daarbij bijzondere voorwaarden, te weten: begeleiding door de jeugdreclassering, het volgen van ambulante behandeling, begeleid/beschermd wonen, een locatieverbod en -gebod met elektronische monitoring en het volgen van onderwijs.
Toelichting op de terechtzitting
De jeugdreclasseerder [naam 2] heeft als deskundige op de terechtzitting verklaard:
De verdachte stelt zich redelijk goed begeleidbaar op. De samenwerking verloopt soms moeizaam door de LVB-problematiek. De verdachte houdt zich aan afspraken en werkt mee. De elektronische monitoring is inmiddels gestopt en dit heeft een positief effect gehad. De MBO opleiding die de verdachte volgde bleek te zwaar. Hij is nu aan vaste dagbesteding gekomen voor één dag per week, maar het doel is om dit op te schalen. Er wordt morgen een WLZ-indicatie voor hem ingediend. Een Wajong uitkering kan nog niet starten omdat de verdachte nog geen bankrekening heeft. Het is mij niet bekend of het traject bij Fivoor al is gestart.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
Krachtens artikel 77c Sr, kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg Sr indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de verdachte of in de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de bovengenoemde rapporten van de psycholoog en de reclassering, de gegeven adviezen, de geschetste persoonlijkheid van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, past de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten het jeugdstrafrecht toe op grond van artikel 77c Sr.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Er wordt daarom van uit gegaan dat bij de verdachte tijdens het begaan van de feiten een psychische stoornis bestond in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Straffen
Gezien de ernst wordt een jeugddetentie onontkoombaar geacht. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie is gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Uit de in het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgelegde oriëntatiepunten volgt dat voor een overval van een winkel in de regel jeugddetentie voor de duur van vier maanden wordt opgelegd. De verdachte heeft twee overvallen gepleegd en daarnaast nog een vuurwapen en munitie voorhanden gehad, waar in de regel ook nog eens jeugddetentie vanaf zes weken op staat.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat de bijzondere omstandigheden van deze zaak, de persoon van de verdachte en de verminderde toerekeningsvatbaarheid maken dat in het voordeel van de verdachte kan worden afgeweken van de straffen die doorgaans voor dit soort feiten worden opgelegd. De rechtbank zal de op te leggen onvoorwaardelijke jeugddetentie beperken tot de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 80 dagen. De rest van de noodzakelijk geachte jeugddetentie zal voorwaardelijk worden opgelegd. Daaraan zullen de door de psycholoog en de reclassering voorgestelde begeleiding en bijzondere voorwaarden worden verbonden. Die voorwaarden worden nodig gevonden om de kans op recidive te beperken. Daarbij wordt opgemerkt dat het locatieverbod- en gebod blijkens de toelichting van de deskundige niet meer van kracht zijn. De rechtbank zal deze voorwaarden daarom laten vervallen. Verder is gebleken dat de verdachte inmiddels geen onderwijs meer volgt, waardoor die geadviseerde voorwaarde zal worden aangepast naar een inspanningsverplichting voor behoud van dagbesteding. Gelet op de ernst van de feiten, wordt naast de (voorwaardelijke) jeugddetentie een taakstraf passend geacht.
Alles afwegend wordt een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (zijnde 80 dagen), waarvan 70 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals hierna vermeld opgelegd. Daarnaast wordt een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie, aan de verdachte opgelegd.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen wapen, de patroonhouder en de munitie te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aan zien van de in beslag genomen goederen.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen wapen, de patroonhouder en de munitie, genoemd op de beslaglijst, zullen verbeurd worden verklaard. De feiten in de zaak met parketnummer 10.196381.24 zijn met betrekking tot deze voorwerpen begaan.

9.Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel (10.299535.23)

9.1.
Vordering benadeelde partij
In de zaak met parketnummer 10.299535.23 heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd: [benadeelde partij] . De benadeelde partij vordert een bedrag van € 3.000,- aan immateriële schadevergoeding en een bedrag van € 1.000,- als vergoeding voor proceskosten.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat, ondanks het gebrek aan onderbouwing, het in de rede ligt dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden door het ten laste gelegde feit. Hij verzoekt het toe te wijzen bedrag te matigen tot € 1.500,-. Ten aanzien van de verzochte proceskosten heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze niet voor toewijzing in aanmerking komen.
9.3.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft primair bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering gelet op het beroep op psychische overmacht. Subsidiair is verzocht het toe te wijzen bedrag fors te matigen.
9.4.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft in het verzoek tot schadevergoeding te kennen gegeven onder meer last te hebben van slaapproblemen en bang te zijn op straat en in openbare ruimtes. De aard en de ernst van de normschending – een overval door het tonen van een mes terwijl de benadeelde partij aan het werk was achter de kassa – brengt mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat de aantasting van de persoon op andere wijze (geestelijk letsel) kan worden aangenomen. Op grond van artikel 6;106, lid 1, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij dan ook recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade.
Op basis van alle omstandigheden van het geval en bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegekend, wordt de vergoeding voor immateriële schade naar billijkheid vastgesteld op € 1.000,-. De gevorderde vergoeding voor immateriële schade zal voor het overige worden afgewezen. Datzelfde geldt voor de verzochte proceskosten nu deze niet onderbouwd is en tijdsverloop geen reden is voor het toekennen van een schadevergoeding. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 11 november 2023.
9.5.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
9.6.
Schadevergoedingsmaatregel
Om de inningsmogelijkheden voor de benadeelde partij te vergemakkelijken wordt tevens de oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36f, 55, 77c, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 Sr en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10.299535.23 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart
bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10.196381.24 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie van 150 (honderdvijftig) dagen;
bepaalt dat van deze jeugddetentie
een gedeelte, groot 70 (zeventig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
de tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als
algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als
bijzondere voorwaarden:
1. Begeleiding door jeugdreclassering: de veroordeelde werkt mee aan het toezicht door de jeugdreclassering en meldt zich op afspraken met de jeugdreclassering zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt;
2. Ambulante behandeling: de veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start tijdens het toezicht van de jeugdreclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
3. Begeleid/beschermd wonen: de veroordeelde verblijft bij Innovazorg of een andere instelling voor begeleid/beschermd wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. Dagbesteding: de veroordeelde heeft een inspanningsverplichting ten aanzien van het vinden en behouden van dagbesteding. Hij dient zich netjes te gedragen op werk en/of het dagbestedingsproject en zich te houden aan de aldaar gemaakte afspraken;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht (zijnde
80 dagen), bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf
in minderingwordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen.
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
verklaart verbeurdals bijkomende straf in de zaak met parketnummer 10.196381.24:
> 1 STK Wapen | [proces-verbaalnummer 1] ;
> 1 STK Wapen | [proces-verbaalnummer 2] ;
> 2 STK Wapen | [proces-verbaalnummer 3] ;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
benadeelde partij [benadeelde partij]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij] , te betalen een bedrag van
€ 1.000,= (zegge: duizend euro), als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€ 1.000,=(hoofdsom,
zegge: duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 november 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel, voorzitter,
en mrs. H. van den Heuvel en M.K. Asscheman-Versluis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
parketnummer 10.299535.23
hij op of omstreeks 11 november 2023 te Schiedam
een geldbedrag van 725,77 euro, in elk geval enig geldbedrag, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan de Coop, in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van bedreiging met
geweld tegen [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een mes te
tonen aan die [slachtoffer 1] en/of deze voor die [slachtoffer 1] neer te leggen;
parketnummer 10.196381.24
1.
hij op of omstreeks 15 juni 2024 te Schiedam
300 euro, in elk geval een geldbedrag en/of grinders, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Buurtwinkel Schiedam (gevestigd aan [adres 2] ) en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2]
[slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een vuurwapen (gelijkend voorwerp) op/in de richting van die [slachtoffer 2] te houden en/of richten en/of door een vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan die [slachtoffer 2] te tonen ;
2.
hij op of omstreeks 15 juni 2024 te Schiedam
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten (gas)pistool, van het merk Zoraki, type model 918, kaliber 9mm PAK zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of
één of meer (gas)patronen van het kaliber 9 mm PAK, welke geschikt is/zijn om met voornoemd vuurwapen te worden verschoten
voorhanden heeft gehad.