ECLI:NL:RBROT:2025:4243

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
5 april 2025
Zaaknummer
C/10/643597 / HA ZA 22-672
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.A.M. Laan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van eiseres in conventie en contractsoverneming in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 april 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap [partij A] en MSVA MARINE SERVICES B.V. [partij A] vorderde onder andere een verklaring van ontbinding van een overeenkomst en betaling van een bedrag van € 74.984,91. MSVA voerde verweer en concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van [partij A] in haar vorderingen, onder andere omdat de overeenkomst niet rechtsgeldig was overgedragen aan [partij A]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [partij A] niet kon aantonen dat aan de vereisten voor contractsoverneming, zoals vastgelegd in artikel 6:159 BW, was voldaan. De rechtbank oordeelde dat er geen akte was die de overdracht van de overeenkomst bevestigde en dat MSVA niet had ingestemd met een contractsoverneming. Hierdoor werd [partij A] niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen. Tevens werd [partij A] veroordeeld in de proceskosten van MSVA, die zijn begroot op € 6.050,00. De vordering in reconventie van MSVA werd niet behandeld, omdat de voorwaarde waaronder deze was ingesteld niet was vervuld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/643597 / HA ZA 22-672
Vonnis van 2 april 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[partij A],
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. E.C.M. Braun te 's-Hertogenbosch,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MSVA MARINE SERVICES B.V.,
gevestigd te Papendrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J. Alberts te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna [partij A] en MSVA genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 augustus 2023, met producties 1 tot en met 14;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in voorwaardelijke reconventie, met producties 1 tot en met 26;
  • de oproepingsbrief van de rechtbank van 7 december 2022;
  • de akte overlegging productie van 14 december 2022 van MSVA, met productie 27;
  • de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie alsmede akte overlegging productie en wijziging/vermeerdering van eis van [partij A] , met producties 15 tot en met 20;
  • de brief van de rechtbank van 27 februari 2023 met een zittingsagenda;
  • de akte overlegging producties van MSVA, met producties 28 tot en met 37;
  • de mondelinge behandeling van 24 maart 2023, waarvan een verkort proces-verbaal is opgemaakt;
  • de ter zitting overgelegde spreekaantekeningen van beide advocaten;
  • de akte (tevens houdende overlegging productie) van [partij A] , met productie 21;
  • de akte van uitlating tevens houdende akte vermeerdering van eis tevens akte houdende overlegging producties van MSVA, met producties 38 tot en met 48.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[partij A] is een scheepsbouwonderneming. De heer [persoon A] (hierna: [persoon A] ) is enig aandeelhouder en bestuurder van [partij A] .
2.2.
MSVA is een onderneming die zich toelegt op de bouw van schepen en drijvend materieel.
2.3.
Op 6 mei 2021 heeft MSVA een offerte toegezonden aan [persoon A] voor de bouw van twee huisboten (casco’s). [persoon A] is die dag akkoord gegaan met de offerte. Dit heeft geleid tot een overeenkomst tussen MSVA en [persoon A] die hierna zal worden aangeduid als “de Overeenkomst”.
2.4.
In de Overeenkomst staat onder meer het volgende:
[afbeelding overeenkomst]

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[partij A] vordert, na vermeerdering van eis, dat de rechtbank, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair:
I. voor recht verklaart dat [partij A] de Overeenkomst rechtsgeldig per brief van 25 januari 2022 heeft ontbonden;
II. MSVA veroordeelt tot betaling van € 74.984,91 aan [partij A] , binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de ontbinding, dan wel vanaf 11 februari 2022, dan wel vanaf de datum van onderhavige dagvaarding tot en met de dag van de volledige betaling;
subsidiair:
III. de Overeenkomst (en alle eventueel ten gevolge van de Overeenkomst gesloten overeenkomsten) tussen [partij A] en MSVA ontbindt;
IV. MSVA veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 74.984,91 aan [partij A] , binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de ontbinding tot en met de dag van de volledige betaling;
zowel primair als subsidiair:
V. MSVA veroordeelt tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 1.521,22;
VI. MSVA veroordeelt tot betaling van de kosten ex artikel 6:96 lid 2 sub b BW van € 1.030,00;
VII. MSVA veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[partij A] legt het volgende ten grondslag aan haar vorderingen.
MSVA en [partij A] zijn overeengekomen dat MSVA twee casco’s voor huisboten zou ontwikkelen (de
engineering) en bouwen. MSVA wist dat [partij A] de casco’s wilde gaan gebruiken als (te verhuren) huisboten waarmee op de Maas kon worden gevaren. De casco’s moesten dus daarvoor geschikt zijn en voldoen aan de Wet Pleziervaartuigen en de eisen voor de CE-D-classificatie, die vereist is voor gebruik op de Maas. Uit de CE-normen blijkt ook dat de boten bestand moeten zijn tegen golven van 30 tot 50 centimeter en windkracht 4 Bft. Hierin is MSVA tekortgeschoten. Tijdens de proefvaart voldeed het eerste casco niet aan de daaraan te stellen eisen. Er komt nu onder normale omstandigheden teveel water over scheepsboord. MSVA heeft de vakterm ‘vrijboord’ niet correct toegepast en de feedback van [partij A] niet correct geïnterpreteerd, terwijl dit wel van haar mocht worden verwacht. De casco’s komen niet in aanmerking voor een CE-markering en mogen onder de Wet Pleziervaartuigen niet als huisboot worden gebruikt.
Nu MSVA in verzuim is, welk verzuim ondanks ingebrekestelling voortduurt, heeft [partij A] de Overeenkomst terecht ontbonden. Vanwege de ontbinding moet MSVA het door [partij A] betaalde terugbetalen.
3.3.
MSVA voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [partij A] in haar vorderingen, althans primair en subsidiair tot ontzegging aan [partij A] van die vorderingen, althans meer subsidiair tot beperking van de gevorderde (schade)vergoeding tot maximaal € 11.056,20, met veroordeling van [partij A] in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.4.
MSVA voert tot haar verweer aan – zakelijk weergegeven – dat [partij A] niet ontvankelijk is in haar vorderingen en dat MSVA contractueel niet tekort is gekomen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.6.
MSVA vordert op voorwaarde dat [partij A] ontvankelijk is in haar vorderingen dat de rechtbank, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
voor recht verklaart dat [partij A] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst waardoor [partij A] aansprakelijk is jegens MSVA voor de door haar geleden en te lijden schade;
voor recht verklaart dat MSVA de overeenkomst tussen haar en [partij A] rechtsgeldig (buitengerechtelijk) partieel heeft ontbonden, dan wel de overeenkomst alsnog partieel ontbindt;
[partij A] veroordeelt tot betaling aan MSVA van een (aanvullende) schadevergoeding als gevolg van de partiële ontbinding van de overeenkomst primair ter hoogte van € 47.593,80 althans subsidiair met verwijzing naar de schadestaatprocedure;
het onder c toegewezen bedrag primair vermeerdert met de overeengekomen contractuele rente, dan wel subsidiair met de wettelijke handelsrente, dan wel meer subsidiair met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2022 de dag van de volledige betaling;
[partij A] veroordeelt in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
3.7.
[partij A] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van MSVA in haar vorderingen, althans tot afwijzing van die vorderingen, met veroordeling van [partij A] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis in de proceskosten.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
de eisvermeerdering
4.1.
MSVA heeft geen bezwaar gemaakt tegen de eisvermeerdering. Omdat deze eisvermeerdering geen strijd oplevert met de eisen van een goede procesorde, zal recht worden gedaan op de vermeerderde eis, zoals weergegeven onder 3.1 hierboven.
het niet-ontvankelijkheidsverweer van MSVA
4.2.
[partij A] baseert haar vorderingen op een overeenkomst die [persoon A] op 6 mei 2021 heeft gesloten met MSVA. In geschil is of [partij A] rechten kan ontlenen aan die overeenkomst.
4.3.
In de dagvaarding stelt [partij A] dat de Overeenkomst tussen [persoon A] en MSVA is ingebracht in [partij A] ( [partij A] B.V.). MSVA heeft dit bij antwoord gemotiveerd betwist.
4.4.
De rechtbank heeft in de zittingsagenda als te bespreken geschilpunt benoemd:

Heeft [partij A] B.V. een vorderingsrecht?
De rechtbank begrijpt uit de stukken dat MSVA met [persoon A] een overeenkomst van aanneming van werk (scheepsbouw) heeft gesloten om te komen tot levering van twee casco’s. [partij A] B.V. mag reageren op het verweer dat zij niet ontvankelijk is omdat de overeenkomst met [persoon A] is gesloten en MSVA niet bekend is met of heeft ingestemd met een overnemen van de overeenkomst door [partij A] B.V. (hierna te nomen: [partij A] ).”
4.5.
Vervolgens heeft [partij A] ter zitting betoogd:
  • dat [persoon A] ervoor heeft gekozen de offerte zelf te tekenen en daarna in te brengen in de besloten vennootschap;
  • dat MSVA hiervan op de hoogte was, hieraan medewerking heeft verleend en tot aan de conclusie van antwoord nooit aangaf dat zij [persoon A] als wederpartij beschouwde;
  • dat de inbreng plaatsvond door een contractovername als bedoeld in artikel 6:159 BW;
  • dat [persoon A] MSVA hiervan op de hoogte heeft gebracht;
  • dat dit al enkele dagen na het ondertekenen van de Overeenkomst leidde tot facturen van MSVA aan [partij A] in plaats van [persoon A] ;
  • dat hieruit de (vormvrije) medewerking van MSVA aan de contractsoverneming blijkt, terwijl ook in de correspondentie tussen partijen en hun advocaten steeds [partij A] en niet (ook) [persoon A] voorkwam.
4.6.
MSVA heeft daar tegenin gebracht dat aan de vereisten van artikel 6:159 BW niet is voldaan en volgehouden dat zij nooit heeft ingestemd met een andere contractspartij. Zij stelt de gegevens van [partij A] alleen voor de facturatie te hebben gekregen. [persoon A] is haar wederpartij gebleven.
4.7.
De rechtbank moet dus beoordelen of sprake is van de in artikel 6:159 BW geregelde rechtsfiguur contractsoverneming:
Een partij bij een overeenkomst kan haar rechtsverhouding tot de wederpartij met medewerking van deze laatste overdragen aan een derde bij een tussen haar en de derde opgemaakte akte.
Hierdoor gaan alle rechten en verplichtingen over op de derde, voor zover niet ten aanzien van bijkomstige of reeds opeisbaar geworden rechten of verplichtingen anders is bepaald.
(...)
4.8.
Voor contractsoverneming is in dit geval ten eerste vereist dat [persoon A] en [partij A] een akte hebben ondertekend waarin [persoon A] , kort gezegd, zijn contract met MSVA aan [partij A] overdraagt. Ten tweede is vereist dat MSVA aan die overdracht meewerkt.
4.9.
De rechtbank kan niet vaststellen dat aan het aktevereiste van artikel 6:159 BW is voldaan. Dat een dergelijke akte is ondertekend door [persoon A] en [partij A] , is niet concreet gesteld en blijkt ook niet uit de overgelegde stukken.
4.10.
Ter zitting is na het voordragen van de spreekaantekeningen door de advocaten zowel het ontvankelijkheidsverweer als het inhoudelijke geschil behandeld. In dat verband heeft de rechter gezegd dat als de overeenkomst juridisch gezien niet op naam van de vennootschap was komen te staan, het gesprek over de meer technische aspecten vooral diende om te zien of partijen er nog uit konden komen. Anders zou misschien een nieuwe procedure naam van [persoon A] nodig zijn.
De rechter wees er nadrukkelijk op dat de wet een akte vereist waaruit de overdracht blijkt.
Hierop is door ( [persoon A] namens) [partij A] gezegd ‘Die akte is er’. De advocaat van [partij A] heeft gezegd dat de focus van het partijdebat niet op de akte lag, die niet werd betwist, maar op de vraag of medewerking was verleend. Vervolgens heeft de rechter gezegd dat in de stukken niet genoeg was gesteld om tot de conclusie te kunnen komen dat aan de wettelijke eisen voor contractsoverneming was voldaan. De rechter vroeg nog wanneer die akte dan was gesloten en hoe deze eruit zag. [persoon A] antwoordde dat hij dat niet precies meer wist. Op de vraag wanneer dit dan speelde en in welk verband die akte dan tot stand was gekomen, zei [persoon A] dat het anderhalf jaar geleden was en dat hij het niet meer precies wist.
De rechter heeft vervolgens gezegd dat als er een akte bestond, denkbaar was dat ruimte bestond om medewerking aan te nemen, gelet op het bij herhaling gebruiken van de naam van de vennootschap. Maar dat dit laatste ook een andere achtergrond kon hebben dan contractsoverneming.
De advocaat van MSVA reageerde tot slot dat hij niet bekend was met het bestaan van een akte.
4.11.
In de akten die zijn gewisseld nadat de zaak voor schikkingsoverleg was aangehouden, is [partij A] niet meer op het bestaan van een akte teruggekomen. MSVA heeft het beroep op niet-ontvankelijkheid gehandhaafd. [partij A] heeft geen – laat staan voldoende concreet – bewijsaanbod gedaan op dit punt.
4.12.
Dit alles betekent dat het bestaan van de door de wet vereiste akte niet (voldoende onderbouwd) is gesteld, en dat er geen reden is om bewijs hierover te laten leveren.
4.13.
Hierop strandt de vordering.
4.14.
Wat betreft het medewerking-vereiste van artikel 6:159 BW overweegt de rechtbank ten overvloede als volgt.
4.15.
De medewerking van MSVA is niet aan een bepaalde vorm gebonden. Deze medewerking kan stilzwijgend besloten liggen in een of meer gedragingen van MSVA. Niettemin is voor het aannemen van stilzwijgende medewerking wel nodig dat (komt vast te staan dat) MSVA kennis had van de contractsoverneming.
4.16.
Die wetenschap blijkt niet zonder meer uit het al sinds kort na het sluiten van de overeenkomst sturen (en ook later blijven sturen) van facturen naar [partij A] in plaats van [persoon A] . Dat [persoon A] MSVA op enig moment op de hoogte heeft gebracht van een contractsoverneming, of dat MSVA daar om andere redenen van wist, blijkt niet uit die factureerwijze en ook niet uit de in het geding gebrachte correspondentie tussen partijen.
4.17.
Van enig bewijsaanbod van [partij A] is ook op het punt van de medewerking van MSVA geen sprake. De gestelde medewerking van MSVA is dus niet komen vast te staan en kan ook niet meer komen vast te staan.
4.18.
[partij A] is dus geen contractuele wederpartij van MSVA (geworden). Zij zal dus niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen.
proceskosten
4.19.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [partij A] in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van MSVA worden tot aan deze uitspraak begroot op:
griffierecht € 2.837,00
salaris advocaat € 3.035,00 (2,5 punt in liquidatietarief IV)
nakosten € 178,00
Totaal € 6.050,00.
4.20.
Tegen de over de proceskosten gevorderde wettelijke rente is geen apart verweer gevoerd, zodat deze zal worden toegewezen op de wijze als in het dictum bepaald.
in voorwaardelijke reconventie
4.21.
De eis in reconventie is ingesteld onder de voorwaarde dat [partij A] ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering in conventie.
4.22.
Nu [partij A] in conventie niet-ontvankelijk is verklaard in haar vorderingen, is deze voorwaarde niet vervuld. Over de eis in reconventie hoeft dus niet te worden beslist.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart [partij A] niet-ontvankelijk in haar vorderingen;
5.2.
veroordeelt [partij A] in de proceskosten ten bedrage van € 6.050,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na die aanschrijving; als [partij A] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [partij A] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in voorwaardelijke reconventie
5.4.
verstaat dat aan de voorwaarde waaronder de vordering is reconventie ingesteld niet is voldaan, zodat de rechtbank daarrover niet hoeft te beslissen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Laan en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2025.
901/1885/3266