ECLI:NL:RBROT:2025:4303

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
10-328631-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot MDMA en hennepteelt

Op 20 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1988, die werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten met betrekking tot MDMA en hennepteelt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren voor het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA, het voorhanden hebben van een stroomstootwapen en strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot hennepteelt. De verdachte werd vrijgesproken van de handel in MDMA, omdat de rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte tot een gevangenisstraf van vier maanden voorwaardelijk en een taakstraf van 240 uren zou worden veroordeeld, maar de rechtbank heeft de straf verlaagd vanwege de schending van de redelijke termijn van berechting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van MDMA en een stroomstootwapen, en aan voorbereidingshandelingen voor hennepteelt, waarbij de verdachte in zijn woning diverse materialen voor een hennepkwekerij had aangetroffen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-328631-21
Datum uitspraak: 20 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. S.E.M. Hooijman, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Samengevat wordt de verdachte onder 1 primair verweten dat hij, al dan niet in vereniging, gedurende drie maanden in MDMA heeft gehandeld. Subsidiair is dat ten laste gelegd als strafbare voorbereidingshandelingen, al dan niet in vereniging, met betrekking tot MDMA, althans met betrekking tot middelen die op lijst I van de Opiumwet staan. Onder 2 wordt hem verweten dat hij opzettelijk een hoeveelheid MDMA aanwezig heeft gehad. De nummering van de feiten in de tenlastelegging verspringt vervolgens naar 4, waaronder de verdachte wordt verweten dat hij een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad. Ten slotte wordt de verdachte onder 5 strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot hennepteelt verweten, zulks al dan niet in vereniging.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Daalder heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest naar een maatstaf van twee uren taakstraf voor een dag voorlopige hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak van onder 1 primair ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. Uit het onderzoek van de politie kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat de verdachte in MDMA heeft gehandeld. Dat blijkt uit de getapte telefoongesprekken waarin versluierd taalgebruik – dat op verdovende middelen wijst – wordt gebruikt. Voorts is zichtbaar dat de verdachte die gesprekken veelal afkapt en vervolgens kennelijk overstapt op bellen of chatten via WhatsApp. In de woning van de verdachte is een kasboekje aangetroffen waarin namen en al dan niet doorgestreepte getallen staan genoteerd. Tevens is zichtbaar dat er veel Tikkie betaalverzoeken worden verstuurd en voldaan, waarmee de transacties compleet worden gemaakt.
De nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en twee anderen kan ook worden bewezen. Uit het onderzoek blijkt dat de verdachte met hen belt over “monstertjes”, dat hij hen aanstuurt en dat hij betalingen verricht.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank zal de verdachte van de onder 1 primair ten laste gelegde handel in MDMA vrijspreken en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie geschetste omstandigheden een zeer verdachte situatie opleveren. In de afgetapte gesprekken komen termen voorbij die in verband kunnen worden gebracht met verdovende middelen. Zo worden de termen “bon bon bloc”, “snoepjes”, “wiet”, “snelle”, “keta”, “M” en “flakes” gebruikt.
In combinatie met het onderzoek in de telefoon van de verdachte (waarin ook belastende chatgesprekken en foto’s zijn aangetroffen), het aangetroffen kasboekje en Tikkie betalingen die de verdachte op een bankrekening van zijn broer heeft ontvangen, zouden die afgetapte gesprekken het vermoeden kunnen bevestigen dat de verdachte in de ten laste gelegde periode in verdovende middelen heeft gehandeld.
De tenlastelegging is echter specifiek toegesneden op MDMA. En alhoewel de termen “M”
– zoals dat door de politie in het proces-verbaal wordt toegelicht – en “snoepjes” in verband zouden kunnen worden gebracht met MDMA, lijkt het merendeel van de belastende gesprekken te gaan over andere verdovende middelen, zodat de ten laste gelegde handel in specifiek MDMA niet kan worden bewezen.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering van het onder 2 en 4 ten laste gelegde
Het onder 2 en 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering met betrekking tot het onder 1 subsidiair en 5 ten laste gelegde
4.3.1.
Standpunt verdediging
Met betrekking tot het onder 1 subsidiair ten laste gelegde is bepleit dat van de gesprekken met ene Pablo – die maar tot 1 maart 2022 zijn gevoerd – niet kan worden vastgesteld of die gesprekken zagen op MDMA. De verdachte ontkent dit feit te hebben gepleegd. Om die redenen moet de verdachte van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde is benadrukt dat het artikel niet ter bestrijding van alle teelt, maar nadrukkelijk ter bestrijding van de professionele of bedrijfsmatige hennepteelt in de wet is opgenomen. Bepleit is dat met de voorwerpen die de verdachte voorhanden heeft gehad geen professionele/bedrijfsmatige of grootschalige hennepkwekerij kan worden opgezet, zodat de verdachte ook van het onder 5 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
4.3.2.
Beoordeling
Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
In de telefoon van de verdachte is een WhatsApp chatgesprek met Pablo aangetroffen. In dat gesprek wordt op verschillende momenten door Pablo aan de verdachte gevraagd of er
rondjes”, “M” en “snoepjes” zijn. Vervolgens wordt er gesproken over de beschikbaarheid, hoeveelheden, prijzen, de werkzame stof en de vorm. Daarbij worden ook foto’s van pillen aan Pablo gestuurd.
Bepleit is dat niet kan worden vastgesteld dat dit gesprek over xtc – en de daarin werkzame stof MDMA – gaat, het zou ook om Kamagra of Viagra hebben kunnen gaan. Dat verweer wordt verworpen. Uit de tijdens de behandeling ter zitting door de verdachte afgelegde verklaring blijkt dat hij zelf bij “snoepjes” ook denkt aan xtc pillen. Daarbij laten de foto’s die in het chatgesprek met Pablo zijn verzonden op 16 december 2021 respectievelijk op 16 februari 2022 weinig aan de verbeelding over. Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde kan dan ook worden bewezen.
Het onder 5 ten laste gelegde
Bepleit is dat de voorwerpen die de verdachte voorhanden heeft gehad niet vallen onder professionele/bedrijfsmatige of grootschalige hennepteelt. De officier van justitie heeft in dat kader evenwel gewezen op de Aanwijzing Opiumwet (2015A003) waarin staat beschreven welke factoren een rol spelen bij de vaststelling of het al dan niet om beroeps- of bedrijfsmatige teelt gaat. Daar worden de schaalgrootte van de teelt, de mate van professionaliteit en het doel van de teelt benoemd. De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
Bij de verdachte zijn aangetroffen 494 plantenbakken, meerdere assimilatielampen, groeimiddelen, een klimaatregelaar, koolstoffilters, irrigatieslangen, een tijdschakelaar en meerdere luchtafzuigers. Dergelijke voorwerpen kunnen worden gebruikt om een hennepkwekerij op te zetten. Op grond van het bepaalde in artikel 3.2.1, tweede gedachtenstreepje Aanwijzing Opiumwet, wordt – ongeacht de hoeveelheid planten – aangenomen dat er sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen indien wordt voldaan aan twee of meer punten, genoemd in de lijst indicatoren met betrekking tot de mate van professionaliteit, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de Aanwijzing Opiumwet. Voor de assimilatielampen, klimaatregelaar, koolstoffilters, irrigatieslangen, tijdschakelaar en luchtafzuigers geldt dat zij allen de professionaliteit indicator “hoog” hebben. Dit betekent dat er wordt aangenomen dat er sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen.
Het gevolg daarvan is dat het geheel van de hiervoor genoemde voorwerpen die verdachte voorhanden heeft gehad, valt onder de reikwijdte van artikel 11a van de Opiumwet, zodat het onder 5 ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.3.3.
Conclusie
Bewezen is het onder 1 subsidiair en het onder 5 ten laste gelegde.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft het bewezen verklaarde feit/de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:

1.

hij ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­in ­­­­­­­­­­­­de periode van 15 december 2021 tot en met 16 maart 2022 te Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ­­­­­­­ander­­­­­­­­­­­­­­­­­­, om een feit, bedoeld in het vierde ­­­­­­­­­lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­- het opzettelijk ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­verkopen, ­­­­­­­­­­verstrekken ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­van MDMA, ­­­­­­­­­­­­een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­
- zich en/of een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
door
een of meer (telefonische) afspra(a)k(en) te maken met en/of een of meer bespreking(en) en/of onderhandeling(en) te voeren met en/of een of meer inlichting(en) (door) te geven aan zijn mededader, om voornoemde verdovende middelen te kopen
- (aan) de kopende partijen en/of derde(n) informatie (op) te vragen en/of te verstrekken over de prijzen, omvang en/of samenstelling van (de partij (en)) verdovende middelen en/of locaties (ter bereiding/verwerking) en/of transportmogelijkheden en/of
- een of meer foto’s van een of meer partij(en) verdovende middelen door te sturen aan de kopende partij(en) en/of mededader(s) ;

2.

hij op ­­­­­­­­­­­­16 maart 2022 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ­­­­­­­­4,3 gram en­­­ 4,4 gram­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ van een materiaalbevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­;
4
hij op ­­­­­­­­­­­­16 maart 2022 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen,zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;

5.

hij op ­­­­­­­­­­­­16 maart 2022 te Rotterdam ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­voorwerpen ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­voorhanden heeft gehad, te weten 494 plantenbakken, ­­­­­­meerdere assimilatielampen, ­­­­­­meerdere groeimiddelen, een klimaatregelaar, een ­­­­­­­­­­­koolstoffilter­, ­­­­­­meerdere irrigatieslangen, een ­­­­­­­­­­­tijdschakelaar­ en­­­ ­­­­­­meerdere luchtafzuigers,waarvan hij ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­wist­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde ­­­­­­­­­lidvan de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
in cursiefverbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.subsidiair

medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om daartoe inlichtingen te verschaffen;

2.

opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;

4.

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, met uitzondering van onderdeel 2º of onderdeel 7º;

5.

voorwerpen vervoeren en voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Hij heeft in zijn woning opzettelijk meerdere pillen met de werkzame stof MDMA aanwezig gehad en hij heeft een verboden stroomstootwapen voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van een dergelijk voorwerp brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich.
Daarnaast heeft hij in een periode van enkele maanden strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot de handel in MDMA gepleegd. Voorts heeft de verdachte voorwerpen om een hennepkwekerij op te zetten voorhanden gehad.
De handel in – en (in mindere mate) ook het bezit van – (hard)drugs leidt tot veel problemen in de maatschappij. Zo gaat dit vaak gepaard met diverse vormen van zware en georganiseerde criminaliteit. Ook zijn de gezondheidsrisico’s voor gebruikers van (hard)drugs groot. Deze middelen zijn verslavend en kunnen bij regelmatig gebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich brengen. De verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van deze problemen, hetgeen de verdachte wordt aangerekend. De rechtbank heeft er voorts acht op geslagen dat de verdachte zich weinig schuldbewust toont en het laakbare van zijn handelen niet lijkt in te zien. De op de telefoon van de verdachte aangetroffen foto’s waarop hij knippend met een ander in een hennepkwekerij is te zien – hoewel een dergelijk feit niet aan hem is ten laste gelegd – acht de rechtbank illustratief voor voornoemde houding van de verdachte.
De rechtbank rekent de verdachte dit alles aan.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte weliswaar eerder, maar niet in de afgelopen vijf jaren, is veroordeeld voor een Opiumwetdelict. Daar wordt dus niet in strafverzwarende zin rekening mee gehouden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 16 maart 2022, omdat de verdachte op die datum in verzekering is gesteld. Tot aan dit vonnis is een periode van drie jaren verstreken.
Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak twee jaren. Dat betekent dat de redelijke termijn is geschonden.
Daarom zal als compensatie in plaats van een taakstraf van 140 uren een taakstraf van 120 uren worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen geldbedragen verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om teruggave van de in beslag genomen geldbedragen.
8.3.
Beoordeling
De verdachte wordt vrijgesproken van de onder 1 primair ten laste gelegde handel in verdovende middelen. Daarom zal ten aanzien van de in beslag genomen geldbedragen een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10, 10a en 11a van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
114 (honderdveertien) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
57 (zevenenvijftig) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van:
- een geldbedrag van € 2.600,- ( [beslagnummer 1] );
- een geldbedrag van € 335,- ( [beslagnummer 2] );
- een geldbedrag van € 1.100,- ( [beslagnummer 3] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Zinnen, voorzitter,
en mrs. D. van der Sluis en J.A. Terstegge, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.G. Polke en C.M. Turfboer, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2021 tot en met 16 maart 2022 te Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/ofverstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een (gebruikers)hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2021 tot en met 16 maart 2022 te Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van MDMA, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- een of meer ontmoetingen te hebben met en/of een of meer (telefonische) afspra(a)k(en) te maken met en/of een of meer bespreking(en) en/of onderhandeling(en) te voeren met en/of een of meer inlichting(en) en/of aanwijzing(en) en/of opdracht(en) (door) te geven aan zijn mededader(s) en/of een of meer anderen, om voornoemde verdovende middelen te kopen en/of verkopen en/of te bewerken en/of in ontvangst te nemen en/of te vervoeren en/of betreffende de wijze waarop die verdovende middelen, zou(den) worden gekocht en/of bewerkt en/of geleverd en/of afgenomen en/of verder vervoerd
- (aan/bij) de kopende en/of verkopende partij(en) en/of derde(n) informatie (op) te vragen en/of te verstrekken over de prijzen, omvang en/of samenstelling van (de partij (en)) verdovende middelen en/of locaties (ter bereiding/verwerking) en/of transportmogelijkheden en/of
- een of meer foto’s van een of meer partij(en) verdovende middelen te maken en/of te laten maken en/of (vervolgens) te verzenden/door te sturen aan de kopende partij(en) en/of mededader(s) en/of derde(n)
- geld en/of waardepapieren te verstrekken en/of af te leveren en/of te vervoeren en/of in ontvangst te nemen en/of betaling(en) te doen en/of te laten doen ten behoeve van de aanschaf en/of verkoop van verdovende middelen;

2.

hij op of omstreeks 16 maart 2022 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,3 gram en/of 4,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaalbevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet

4.

hij op of omstreeks 16 maart 2022 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen,zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 16 maart 2022 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten 494 plantenbakken, een of meerdere assimilatielampen, een of meerdere groeimiddelen, een klimaatregelaar, een of meerdere koolstoffilters, een of meerdere irrigatieslangen, een of meerdere tijdschakelaars en/of een of meerdere luchtafzuigers,waarvan hij en zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lidvan de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.