ECLI:NL:RBROT:2025:4315

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
C/10/692976 / JE RK 25-136
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 19 maart 2025, wordt een ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2010, besproken. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht, die verzoekt om de minderjarige onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft de zitting op 12 februari 2025 gehouden, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de Raad aanwezig waren. De moeder van de minderjarige is belast met het ouderlijk gezag, en de minderjarige woont bij haar. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, aangezien hij sinds het begin van het schooljaar 2023-2024 geen regulier onderwijs meer volgt en er zorgen zijn over zijn gedrag. De kinderrechter oordeelt dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de aanmelding van de minderjarige op een passende school en/of dagbesteding te garanderen. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ondertoezichtstelling gaat in op 19 maart 2025 en duurt tot 19 maart 2026.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/692976 / JE RK 25-136
Datum uitspraak: 19 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[naam vader],
hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres;
[naam 1] ,de meerderjarige broer van [minderjarige] ,
hierna te noemen de broer.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 21 januari 2025;
  • het proces-verbaal van de kinderrechter in deze rechtbank van 12 februari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 12 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
  • een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 2] ;
  • twee vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI,
1.3.
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Marokkaanse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam 5] , tolk in de Marokkaanse taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht dit als volgt toe. De Raad was er niet van op de hoogte dat Chapter Next nog steeds niet van de grond is gekomen. Er zijn aanhoudende zorgen over [minderjarige] en er dient zicht te komen op zijn thuissituatie. Op
26 februari 2025 heeft de politie opnieuw een zorgmelding gedaan over [minderjarige] . Die nacht, om 04:40 uur, is hij bij een hotel aangehouden wegens respectloos en recalcitrant gedrag en belediging van een ambtenaar in functie. De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] niet alleen verzocht vanwege zijn ontbrekende schoolgang en dagbesteding maar ook vanwege het gedrag dat [minderjarige] laat zien. Desgevraagd geeft de Raad aan dat de hulpverlening vanuit het wijkteam moeizaam verloopt vanwege de moeizame samenwerking met het gezin. Het vrijwillig kader is niet toereikend gebleken.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft zich ter zitting bij het verzoek van de Raad aangesloten. De GI is nog niet bij het gezin betrokken en weet daardoor niet hoe het staat met de aanmelding van [minderjarige] bij Chapter Next. Als de ondertoezichtstelling wordt uitgesproken zijn er direct twee jeugdbeschermers voor het gezin beschikbaar. De prioriteit van de GI zal liggen bij het realiseren van een school en dagbesteding voor [minderjarige] .
4.2.
De moeder heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. De moeder vindt het op dit moment het aller belangrijkste dat [minderjarige] weer naar school kan gaan. De moeder geeft aan dat zij er alles aan wil doen om dat te realiseren en dat zij tot nu toe alle formulieren ondertekend heeft en naar alle afspraken is geweest. Er wordt steeds aangegeven dat [minderjarige] moet wachten en daarom voelt het alsof de hulpverleningsinstanties niet mee-, maar tegenwerken. De problemen zijn begonnen toen [minderjarige] twaalf jaar oud was en van school is gestuurd. Er zijn meerdere instanties komen kijken bij de moeder thuis, maar daar gaat alles goed. Het grootste probleem voor [minderjarige] ligt buitenshuis.

5.De informanten

5.1.
De vader heeft ter zitting laten weten dat hij zich zorgen maakt om [minderjarige] . De vader vindt het vreemd dat een jongen van inmiddels veertien jaar al twee jaar zonder school thuis zit. De vader begrijpt niet wat de redenen hiervoor zijn en wil dit niet voor [minderjarige] . De vader heeft contact met [minderjarige] en het is goed dat hij op dit moment naar voetbal gaat en een bijbaantje heeft. De vader sluit zich aan bij het standpunt van de moeder en onderschrijft dat het op dit moment belangrijk is dat [minderjarige] weer naar school gaat, want op deze manier loopt hij een steeds grotere achterstand op.
5.2.
De broer heeft ter zitting aangegeven dat [minderjarige] na twee weken in de brugklas gezeten te hebben, van school is gestuurd, zonder geldige reden. Hierdoor zit [minderjarige] inmiddels al twee jaar thuis en heeft hij een flinke achterstand opgelopen. Er is nog steeds geen zicht op een nieuwe school voor [minderjarige] . De broer begrijpt niet waarom Chapter Next nog steeds niet is gestart. Hij is zelf naar de vestiging van Chapter Next gegaan, maar wordt daar steeds terugverwezen naar het wijkteam. De moeder en de broer zijn in contact met het wijkteam en het wijkteam is bij het gezin thuis geweest. Het wijkteam komt echter steeds met nieuwe politie- en zorgmeldingen maar niet met concrete vervolgstappen ten aanzien van een school voor [minderjarige] of de voortgang van Chapter Next. Het is van groot belang dat de hulpverlening op gang komt en dat iedereen zich inzet op de juiste manier en op het juiste tempo om een passende school en dagbesteding voor [minderjarige] te vinden.

6.De beoordeling

6.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
6.2.
[minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. [minderjarige] heeft sinds het begin van het schooljaar 2023-2024 geen regulier onderwijs meer gevolgd. Hierdoor mist hij lesstof en contact met leeftijdsgenoten en wordt hij ernstig in zijn sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling geremd. Alle betrokkenen – ook de ouders en de broer – vinden dat [minderjarige] snel weer naar school moet, maar de wachtlijsten voor speciaal onderwijs zijn lang en om onduidelijke redenen lukt het niet om andere dagbesteding voor [minderjarige] te vinden. Positief is dat [minderjarige] trouw naar zijn voetbaltrainingen en -wedstrijden gaat en hier plezier aan beleeft.
6.3.
Naast de zorgen over de schoolgang en dagbesteding van [minderjarige] zijn er ook zorgen over zijn gedrag. De politie heeft in december 2024 laten weten dat [minderjarige] de maanden daarvoor veelvuldig voorkwam in het systeem van de politie. Dit zijn veelal meldingen over wangedrag. Recent nog bleek [minderjarige] zich midden in de nacht in een hotel te misdragen. De vraag komt daarbij onmiddellijk op wat zo’n jonge jongen midden in de nacht, zonder zijn ouders of andere familieleden, in een hotel doet. Hulpverlening in het vrijwillig kader is – om wat voor redenen dan ook – niet van de grond gekomen. Gelet hierop acht de kinderrechter de moeder, als gezagdragende ouder, op dit moment onvoldoende in staat om onder eigen verantwoordelijkheid de zorgen over de schoolgang, dagbesteding en het gedrag van [minderjarige] weg te nemen. De kinderrechter is van oordeel dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de aanmelding van [minderjarige] op een passende school en/of dagbesteding te garanderen en de verder nodig geachte hulpverlening in te zetten. Een psychologisch onderzoek zou duidelijkheid kunnen geven over de meest passende hulp en begeleiding. Op grond van vorenstaande stelt de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht voor de duur van een jaar.
6.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
7. De beslissing
De kinderrechter:
7.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd in Amsterdam, met ingang van 19 maart 2025 tot 19 maart 2026;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2025 door
mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in aanwezigheid van S.L. Bulte als griffier, en op schrift gesteld op 2 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.